Droom en Daad. Jaargang 3(1925)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] Drie koningen door D.A. Cramer-Schaap Drie koningen zijn op reis gegaan, Hun schoonste gewaden hebben zij aan. De eerste heeft een grijzen baard, Hij rijdt op een stram en kreupel paard; De tocht is zoo verre, de koning is oud; Hij brengt aan het kindje zijn gaven van goud. Drie koningen zijn op reis gegaan, Hun schoonste gewaden hebben zij aan. De tweede van den vreemden stoet, Hij rijdt op een ros van vurig bloed; De tocht duurt hem lang, want hij heeft geen geduld; Hij draagt er een kistje met wierook gevuld. Drie koningen zijn op reis gegaan, Hun schoonste gewaden hebben zij aan. De derde, die de rij besluit, Hij ziet er zoo norsch en somber uit; Hij tuurt in de verte, traag schrijdt zijn kameel; De kost'lijke myrrhe brengt hij als zijn deel. Het kindeke staart de mannen aan, Die in vreemde gewaden voor 't kribje staan. Hoe jong lijkt d'oude koning weer, De tweede buigt diep in deemoed neer. De sombere derde, 't is net of hij lacht; En aan de geschenken heeft niemand gedacht. [Zie verder p. 357] Vorige Volgende