over de vertrokkene en daar ik er nog maar zoo heel kort was, kreeg ik den indruk dat 't pensionnat en de meisjes Fromand in 't bijzonder, met haar heengaan een onherstelbaar verlies geleden hadden.
Edoch, den volgenden morgen deed een nieuw meisje haar intree en alle belangstelling was plotseling op haar geconcentreerd. U zult er, als meer ervarenen in 't leven misschien om lachen, maar ik was door deze houding bepaald gefroisseerd, ik vond de Fromands van 't trouweloosheid die ik ze zoo maar niet vergeven kon. Ik vrees dat de overtuiging, dat ook ik eenmaal zoo behandeld zou worden, niet vreemd was aan de heftigheid van mijn gevoelens. Later ben ik deze dingen anders gaan zien en heb ik begrepen dat 't eenvoudig niet anders kan.
Voor 'n heel enkele koesteren de meisjes Fromand een vriendschap die de jaren tart, maar voor 99 pCt. geldt 't ‘uit 't oog, uit 't hart’; en dat is ze niet kwalijk te nemen.
De tact is bewonderenswaardig, waarmee ze iedere nieuwe vol belangstelling (hoogstwaarschijnlijk geveinsd, des te moeilijker voor haar) tegemoet treden, om haar zich thuis te doen gevoelen, aan 't praten te krijgen over al 't liefs dat ze achterliet. Dat ze zich zelf moeilijk geven, is geen wonder en dat merken de dikwijls zoo erg jonge meisjes ternauwernood op. 't Is een heel ding, vindt u niet, altijd vreemden aan je tafel, nooit eens met elkaar alleen te zijn, des te meer eer dat we nooit gevoeld hebben dat we hun eenigszins te veel zijn. Van harte hoop ik, dat ze later allen een gewoon gezin zullen mogen hebben.
Wat redeneer ik oud en wijs, hè moeder, of ik alles al zoo goed weet, maar u moet denken, ik ben hier heusch bijzonder lang geweest en een enkele maal word ik 's avonds ook wel eens door Elise uitgenoodigd om haar heiligdom te betreden en dan praten we over al deze dingen.
Eigenlijk gaat er ook een opvoedende kracht uit, van 't deel uitmaken van de kleine maatschappij, die pensionnat heet. Zoo licht zou men heel wat van zich zelf gan denken als men tot de bevoorrechten behoort en de ervaring op te doen dat men maar één uit velen is, drukt dien gevaarlijken hoogmoed bijtijds den kop in.
Ik wilde u nog even vertellen dat er van de week een Engelsch meisje gekomen is, dochter van 'n dominee uit Oxford. Zij is hier als logée en neemt bij haar terugkeer over 3 maanden, Marion de jongste dochter, van hier mee terug, die dan bij haar familie gastvrijheid zal genieten, iets van Engeland zal zien en Engelsch leeren.
Dit is wel een aardige manier om, als je geen geld hebt, een betrekkelijk duur