Droom en Daad. Jaargang 3
(1925)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hoe word ik leeszaal-assistent?
|
a. | den leeftijd van 18 jaren te hebben bereikt; |
b. | in het bezit te zijn van een diploma Gymnasium, 5-j. H.B.S., 5-j. Meisjes H.B.S., Middelbare School voor Meisjes met 5-j. cursus, of van een gelijk te stellen ontwikkeling, naar beoordeeling der Opleidings-Commissie; |
c. | een bewijs over te leggen, dat men met vrucht een proeftijd van minstens een jaar aan een O.L.B. heeft doorgebracht. |
De assistentsopleiding omvat:
a. | praktisch werken aan een O.L.B. gedurende minstens één jaar; |
b. | het volgen van cursussen. |
De lesgelden der deelnemers aan den cursus bedragen f 200. - voor de assistenten-opleiding....
Maar.... zijn wij met het stellen van deze vraag eigenlik wel op de goede weg? Is het er niet veeleer om te doen te weten: Waarom word ik leeszaalassistent? Voor de beantwoording van die vraag is het allereerst nodig, dat wij weten wàt een O.L. eigenlik is.
Het beste karakteriseren wij een Openbare Leeszaal door de instelling te beschouwen als een verlengstuk van het onderwijs. De overheid zorgt, dat kinderen tot hun 14e jaar onderwijs genieten. Velen zullen daarna nog inrichtingen van middelbaar onderwijs bezoeken, M.U.L.O. of vakscholen (ambachtschool, huishoudschool of handelscursussen); maar op een gegeven ogenblik wordt de jonge mens toch losgelaten in een vak en moet nu verder op eigen benen staan. En toch zal zich juist op dat oogenblik bij
hem nog sterk de behoefte doen gevoelen zowel om het geleerde bij te houden als om het aan te vullen. Bij deze eigen, vrije studie behulpzaam te zijn, - daarvoor de nodige hulpmiddelen te verstrekken, - dàt is de belangrijke taak van een O.L. Allerlei middelen staan haar daarbij ten dienste; zij biedt door haar zalen mogelikheid tot rustige studie aan hen, die daarvoor thuis dikwels geen geschikte gelegenheid hebben: zij stelt in de zalen een ruime voorraad tijdschriften en vakbladen beschikbaar en zelfs de ter lezing liggende couranten zijn - uit vakoogpunt beschouwd - niet zonder belang (advertenties voor werkzoekenden, - aanbiedingen van artiekelen, enz.). Bovendien brengt de uitleen-bibliotheek boeken over de meest uitéénlopende vakken onder het bereik van belangstellenden - jonge en oude! - die zich anders de aanschaffing daarvan dikwels niet zouden kunnen veroorloven. Het best krijgt men een indruk van 't geen er zo al omgaat in een O.L., wanneer men eens nagaat welke vragen er door de bezoekers gesteld worden. Een greep uit de praktijk doende, krijg ik b.v. de volgende reeks van onderwerpen, waarover lectuur of inlichtingen gevraagd werd:Ga naar voetnoot1)
- | De secte der ‘Doppers’ in Z.-Afrika. |
- | De Bahia-beweging. |
- | Statistiek der verkeersmiddelen in Nederland. |
- | Foto's van kamerleden der S.D.A.P.-fractie. |
- | De Apostel Paulus (voor voordracht op een Christ. Mannen-vereniging). |
- | Graan-elevatoren met zuigbeweging (voor een cursus aan bakkers). |
- | Voltages van verschillende gemeentelike electriciteitsbedrijven. |
- | Straatbouw (voor een stratenmaker). |
- | De datum van de 3e Maandag in Februari in 1913. |
Statistiek van de veestapel in N.-Brabant. | |
Wapen van de Hongaarse Republiek. | |
- | Het gedicht ‘De leekebroeder’ van Pol de Mont. |
- | Voorbeelden van antiek schoeisel (voor een costumier). |
- | Vleeshallen in binnen- en buitenland (voor een artiekel in een vakblad). |
Het lijstje zou nog héél wat verlengd kunnen worden, maar reeds zó blijkt duidelijk dat men op een O.L. van alle markten thuis moet zijn! -
Toch hebben we nog niet het gehele terrein van een O.L. afgebakend. Juist de bezoekers van een inrichting als de O.L. - mannen en vrouwen.
die overdag ingespannen werken, - huisvrouwen, die met beperkte middelen voor een groot gezin moeten opkomen, - juist deze mensen verlangen óók wel eens naar iets anders dan wéér-inspanning! De O.L. acht het allerminst beneden haar waardigheid ook aan die behoefte tegemoet te komen en houdt er dus een ruime voorraad romans op na. En niet als bijzaak of als lokmiddel om bezoekers te trekken! Integendeel, - dit zorgen voor goede ontspanning, voor boeken die in de lezer iets moois kunnen opbouwen, en hem werkelik verrijken, is een voornaam deel van de taak ener O.L., Want wàt is belangrijker dan het kweken van sterke, gezonde persoonlikheden? En hoe véél kan er juist op dit punt door verkeerde lectuur bedorven worden! Onvermoeid moet dus de O.L. hier werkzaam zijn, - desnoods; moedig tegen de stroom op roeiende. Slechts in grote lijnen konden we hier de richting aangeven, waarin het werk aan een O.L. zich beweegt. In biezonderheden te treden is ondoenlik, al zijn die ook op zichzelf ruim het bekijken waard: b.v. de kinderafdelingen, waar de jonge recruten - onze toekomstige lezers! - gekweekt worden, of het werk in de wijkbibliotheken, die elk in hun bezoekers het speciale cachet van de wijk weerspiegelen en elk hun geheeleigen eisen stellen.
En welke eigenschappen moet nu de assistent bezitten om in dit leeszaalbedrijf, dat zo midden in het volle leven staat, het aandeel te veroveren, dat hem bevrediging geeft?
Wanneer jonge meisjes zich voor de opleiding aanmelden, hoort men méér dan eens de uitlating: ‘ik houd zoveel van lezen’ of ‘ik zit zo graag in de boeken.’ Dan slaat mij wel eens de schrik om 't hart! Want wij, leeszaalmensen, zitten wel veel ‘tussen’ de boeken, maar weinig ‘in’ de boeken! Wij moeten veel romans kennen, die wij - op eigen smaak afgaande - niet juist zouden uitkiezen; - wij moeten in allerlei studievakken belang stellen, die allerminst onze lievelingsvakken zijn! Neen, voor het leeszaalvak is niet alleen nodig liefhebberij voor boeken, maar daarbij en vooral: belangstelling in mensen! De leeszaal-assistent moet zich voelen als bemiddelaar tussen de schat van genot en kennis, in de boeken opgesloten, enerzijds en de lezer anderzijds. Al zijn denken en doen moet er op ingesteld zijn, al zijn scherpzinnigheid er op toegespitst om middelen te vinden om die twee - boek en lezer - tot elkaar te brengen. Is hij van die opvatting doordrongen, dan zal ook geen werk hem ver-
velend of onbelangrijk voorkomen. Want achter het onbeduidendste werk ziet de assistent het nut, dat dit karweitje voor 't te bereiken doel zal hebben! De eis van grote en grootste accuratesse, - voor menig leerling aanvankelijk een ware nachtmerrie! - wordt, in dat licht bezien, vanzelf sprekend en dus gaarne aanvaard! Het eeuwige hameren op het punt ‘netheid’, voor een assistent met misschien wat zwierige (of slordige?!) aanleg in den beginne een kwelling, wordt een fleurig-gedragen ‘noodzakelik kwaad’, wanneer men bedenkt dat rommelige, onbehagelike zalen nooit bezoekers zullen lokken! Maar méér nog dan in deze bijzaken zal die warme belangstelling in mensen ons steunen en steeds opnieuw aanwakkeren bij die werkzaamheden, waarin het zwaartepunt van ons werk ligt. Geen moeite zal ons dan te veel zijn om een lezer te helpen aan die gegevens, die hij voor zijn studie nodig heeft, en we zullen er dikwels zelf verbaasd over staan, op welke lumineuse invallen die echte wens om te helpen ons onverwacht gebracht heeft! Onvermoeid zullen we trachten voor de lezer, - zèlfs voor de onverschillige! - die roman uit te kiezen, die naar zijn smaak zal zijn, - daarbij onze eigen smaak zonder moeite op zij schuivende! En wonderbaarlik is om te zien hoe een dergelijke gezindheid bij het werk ook aan de overzijde - bij de lezer - zijn uitwerking niet mist: menig aanmatigend optredend bezoeker wordt op den duur schappelik, - menig nors, onverschillig lezer na enige tijd toeschieteliker en geneigd van de voorlichting van het personeel een dankbaar gebruik te maken!
Zelf ondervinden wij bovendien dageliks de welddadige invloed van ons werk. Het staalt ons in alle opzichten. Het leert ons die zelfbeheersing, die maakt dat wij te midden van de volte en roezigheid van een druk uitleenbureau rustig in onze bewegingen en (schijnbaar) onvermoeid blijven en die evenzeer voorkomt dat wij ons door aanvankelike teleurstelling in een lezer uit het veld laten slaan. Het maakt ons soepel in de omgang zoowel met publiek als ook en vooral met onze medewerkers; want een machinerie als de O.L. kan allen dan goed werk verrichten wanneer alle raadjes zonder haperen in elkaar grijpen: wanneer alle samenwerkenden bereid zijn niet zich-zĕlf in de éérste plaats, maar het werk te dienen. Het maakt, dat wij - ook als assistent - met ijver onze vakkennis bijhouden teneinde onze inrichting steeds beter aan zijn doel te doen beantwoorden, maar dat wij evenzeer open staan voor alles wat buiten ons directe werk ligt - voor kunstgenot, voor de grote stromingen van onze tijd, voor
de genietingen van buitenzijn - want al deze schijnbaar ver-af liggende dingen kunnen door een overwachte vraag van een bezoeker plotseling van rechtstreeks belang voor ons werk worden! Maar bovenal eist het werk dag aan dag van ons dat wij ons in anderen verplaatsen, dat wij trachten anderer wensen en behoeften te benaderen, - en zo kan het ons opvoeden tot goede opmerkers en ruime mensen.
Wie uit de ware beweegredenen het leeszaalvak kiest, behoeft waarlik niet bang te zijn door het werk teleurgesteld te worden!
Utrecht. 1924.
- voetnoot1)
- Over de met - gemerkte onderwerpen konden wij de aanvrager aan de gewenste gegevens helpen.