En met teere, voorzichtige hand vingerde 't jongetje over 't mager rugje van.... Spietom of Mops.... en de kapoen likte met zijn tong en hield zijn oogen geloken.
- Ha, deugniet, g'het misschienst oek hoenger? Ziede ze botsen?
En wat deed nu 't jongetje?
Hij haalde uit een verfrommelde gazet een boterham, brokkelde die in stukken en gaf Spietom den kost.... 't Werd een festijn voor Spietom. Hij smulde, gulzig weg, hapte met heelder klompen, zwolg die zonder knauwen door de keel en hapte opnieuw, slikte, hapte....
- Boterhammen mêe kees, zeg fijne, ge snijdt ze nogal, he? Smokt het?
Ja 't smaakte. Mops werkte vluggelings naar binnen, en als hij klaar was, keek hij vragend 't jongetje aan. Die kraaide als een haan die den eersten schoonen dag van 't jaar inkokorikoot.
Maar schoone liekens duren niet lang en de boterham was veel te gauw op en verslonden. En wat deed het jongetje dan nog? De zon speelde pieperkenduik. Zij was achter een wolk gaan staan en de wind blies kilte in de straten.
Mops - of Spietom - bibberde. En toen 't jongetje dat zag, dan haalde hij een sportgazet uit zijn zak, plooide die open en legde ze, als een moeder die haar kind onder de lakens stopt, over 't smalle lijfje van Spietom, die liet begaan en gelukkig scheen onder die liefkoozing.
't Jongetje lachte.... 't Was een kostelijk gezicht ook, Spietom daar te zien liggen onder.... een deken.
- Seg, salut, zenne Spietom! 'k Moet gon weirken....
En dan plakte 't jongetje nog een natten kus op den zwarten, grijsgestoppelden snoet van Spietom, sjorde dan verder zijn zwaren bussel staven.
Als hij een eindeke gegaan had, wendde hij zich nog eens om, riep ‘Dag Spietom’ en ging dan verder.
Spietom bleef gezapig liggen. Was hij verheugd? Had hij de waardeering en de kameraadschappelijkheid gevoeld van 't jongetje, dat hij zich zoo laten sollen had?
Spietom hield zijn oogen toe, sliep - en de zon was weergekomen en fleurde alles weer op.
Heel van ver kon ik nog 't fluiten van 't jongetje hooren - een gemeen straatliedeken was het dat hij floot. Maar ik wist dat daar een heerlijk, ongerept zieltje ging, - een jongetje met een hart van goud....
Antwerpen