zoo zal de daad zijn. Niet zooals deze zich uiterlijk vertoont; maar naar haar innerlijk wezen; ze zijn kinderen van één geest. Daarom, hoe zuiverder de droom, hoe zuiverder de daad; hoe beter gericht de droom en hoe sterker gebonden aan 't beste in ons zelf, in des te vaster en betrouwbaarder bodem wortelt de daad.
En nu wil ik iets zeggen over een bepaalden meisjesdroom en een bepaalde vrouwendaad; de droom is die van liefde en geluk en de daad is het huwelijk; en zoo ergens dan liggen hier droom en daad dicht bijeeen. Sommigen zullen misschien glimlachen als hun nu reeds gesproken wordt van huwelijk; dat is zoo ver weg; dat heeft den klank van de verre toekomst. En toch, laat niet ieder jong meisje soms haar gedachten uitgaan naar die toekomst, en is 't niet volkomen natuurlijk, dat die toekomstdroom een groote bekoring heeft? Is niet liefde ontvangen en liefde geven een van de grootste rijkdommen van het leven, en zou die liefde voor één niet als een van de schoonste droomen rusten in ieder jong hart? Om ons heen zien wij banden gesloten worden; beloften worden afgelegd; tezamen zal men door 't leven gaan; ach, hoe komt 't, dat de band te los bleek, dat de beloften woorden waren in 't zand geschreven; dat ieder weer den eigen weg gaat, alsof er niets geweest was? Zou dit alles niet anders geweest zijn, als de droom zuiver gericht was? Niet te hoog kunnen wij denken van liefde; liefde is overgave; liefde is geven 't beste van onszelf; liefde is trouw. Liefde is trouw; trouw in de overgave, trouw in dat geven van 't beste; wordt dat wel beseft in dezen tijd? Wordt er wel beseft, dat zonder die trouw een van de meest hechte fundamenten van de liefde wegvalt? Trouw is vastheid; trouw is een willen; trouw is een gericht zijn. Liefde is onberekenbaar; zij redeneert niet; zij neemt bezit van ons en gaat van ons uit naar den ander zonder een hoe of waarom; het is haar heerlijkheid, dat zij is een groot onverklaarbaar geheim; als wij haar beredeneeren konden zou zij niet hebben die wondere kracht en die wondere diepte; maar op den bodem van haar wezen moet liggen de trouw. Trouw vraagt inspanning, niet eenmaal, maar telkens en telkens weer; trouw is een telkens zich herhalende daad, een daad voor ons leven, en
zal 't goed met ons zijn, dan moeten wij haar inschakelen in onze gedachten, in onze droomen. Als zij als een stille wachteres staat naast ons vaak onstuimig wenschen en begeeren, als wij haar bij ons laten aankloppen, en wij willen luisteren, dan zal zij ons zijn een veilige