Zij ging weer bij Mary zitten, die nu koortsig was en heel onrustig.
‘Wil ik je wat voorlezen?’ vroeg Iedje.
‘Heb je wat moois?’
‘Ja, ik heb verzen van Jacqueline van der Waals bij mij.’
‘Verzen,’ dacht Mary smadelijk, ‘maar... och... eigenlijk zijn die wel eens een heel goed slaapmiddel en Iedje leest misschien wel op een dreuntje voor.’
‘Ja, dat is goed,’ zei zij.
En Iedje las met haar zachte gevoelige stem, maar in het geheel niet op een dreuntje, enkele der eenvoudigste gedichten, onder anderen het aardige ‘geitenweitje’.
‘Vreemd,’ zei zij peinzend, ‘ik vind gedichten zoo heerlijk en toch is er zoo dikwijls iets in, dat ik niet begrijp. Maar ik hoop altijd dat ik ze eens beter zal begrijpen als ik ze maar heel dikwijls lees. En ik geniet er toch van, dat heb ik ook met muziek.’
Mary was onder het voorlezen veel rustiger geworden.
‘Je doet mij denken aan David, die koning Saul door zijn muziek tot kalmte bracht,’ lachte zij even.
‘Die eer komt dan toch eigenlijk aan de dichteres toe!’
‘Neen, aan jou voor je voorlezen, maar ik denk dat ik nu zal kunnen slapen. Als jij nog wat beneden wilt zitten, dan zal je daar een boeienden Engelschen roman vinden, waaraan ik bezig ben.’
Maar Iedje was zoo moe dat zij het liefste naar bed ging.
Lang lag zij dien avond te luisteren naar den regen, die de vensterruiten striemde, naar den wind, die ze deed klepperen en naar het gebulder van de zee. Zij voelde zich in Mary's huis nog lang niet op haar gemak en zag op tegen de komende dagen. Eindelijk sliep zij in en droomde dat zij met Lousje in een klein bootje op zee was in een vreeselijken storm, en dat het kind huilde van angst.
In den ochtend werd zij wakker door een vleiend stemmetje aan haar oor.
‘Tante Iedje, mag ik een beetje bij je in bed komen?’
‘Ja, kom maar, vrouwtje,’ en met het zachte, warme kinderlichaampje tegen zich aangedrukt, bleef zij nog een poosje liggen soezen en bedacht dat het toch goed was dat zij naar het Nieuwe Diep was gekomen. Mary was echt een stumperd, het zou prettig zijn wat voor haar te kunnen doen en Lousje was werkelijk een schatje.