| |
| |
| |
De koningin zonder eerzucht
naar 't Engelsch van Henry W. Hawkes
door Waldie van Eck
DRAMATIS PERSONAE
Gravin Brigitta, later Koningin. |
Hertogin d'Etiquette. |
Barones von Eissberg. |
Markiezin de Orgullo. |
Betty. |
Eerste Minister. |
Opperkamerheer. |
Hof-Leugenaar en Stamboommaker. |
Hof-Waarheidzegger. |
Boodschapper. |
Koning Columba. |
Ridder Norsche Uitdager. |
Ie |
Bedrijf. |
- |
Troonzaal in Paleis. |
IIe |
Bedrijf. |
- |
Keuken in Gravin Brigitta'S huis. |
IIIe |
Bedrijf. |
- |
Troonzaal in Paleis. |
IVe |
Bedrijf. |
- |
Troonzaal in Paleis. |
|
Kostuums van de Middeleeuwen. |
| |
Ie Bedrijf troonzaal in 't paleis
Tron in 't midden, zorgvuldig in stoflakens gespeld; stoelen, spiegels en schilderijen eveneens bedekt. Tafel op den voorgrond, met gewoon tafelkleed. Vier gewone stoelen er om heen, waarop Eerste Minister, Opperkamerheer, Hof-Leugenaar en Hof-Waarheidzegger zitten, groote sandwiches etend.
Heer Opperkamerdienaar, waarde vrienden!
| |
| |
Gij allen weet, hoe voor een maand of drie,
Ons' macht'ge vorst, vermoeid van al de zorg
En 't vele oorlogvoeren van ons roemrijk land,
Besloot drie maanden met verlof te gaan.
(Ze nemen groote happen tusschen de opmerkingen).
En dat was heel wijs bedacht.
Vandaag wordt hij weer thuis verwacht.
En hij heeft ons zeer vertrouwd.
Maar hij weet dat wij 't verdienen!
'k Ben verheugd, dat gij dat ook zoo vindt!
Maar wees nu even rustig, als ge kunt.
Hou je koest!! Vergeef dit huislijk woord,
Dat weliswaar niet in den hoftoon past,
| |
| |
Maar dat het best vertolkt wat ik bedoel.
.... Sinds onz' geliefde vorst, van zorgen moe,
Te scheep ging met zijn gansch gezin, met tantes, ooms,
Met nichten, neven, achternichten, en de rest
Naar 't schoone eilandrijk in d'Oceaan, -
Sinds hebben wij, die in zijn plaats regeerden,
Het best gehad! - Wij schreven meer belasting uit,
Wij vulden onze zakken met het aardsche slijk,
Wij gaven onze vrienden goed betaalde baantjes,
En aan de kranten giften, dat ze eensgezind
Ons prijzen om zoo wijze heerschappij,
En zweren dat geen land gezegend is als wij.
De koning keert vandaag: Dat deert ons niet!
Wij zijn bereid verantwoording te doen
(Door Hofboekhouders slim ineengedraaid)
En onze sleutels terug te geven aan 't gezag.
Spreek nu maar vrij! - Is dit niet goed gezegd?
Zoo is 't! Dat's waar! Dat's waar! Zoo is 't! Hoor, hoor!
(Hartelijk applaus. Boodschapper komt op).
Mijnheer Minister, Opperkamerheer,
Mijnheer Hof-Leugenaar en -Stamboommaker,
Mijnheer Hof-Waarheidzegger, gaat het goed?
(Hij maakt voor ieder om de beurt een buiging).
Zijn Majesteit de koning...... (Dat hij leve!......)
Verzoekt mij, U te laten weten, dat
Op 't schoone eilandrijk in d'Oceaan
't Hem opperbest bevalt, van staatszorg vrij.
Ja, zóó gezond en vroolijk leeft hij daar,
En zóó gelukkig, dat hij heeft besloten
Afstand te doen, en nooit meer terug te komen
Om de last te dragen van den koningskroon.
Wat! Afstand doen! Niet terug te komen, zegt ge?
| |
| |
Dat zeg ik, en nog meer: van klein tot groot
Blijft heel de vorstlijke familie daar:
Zijn tantes, ooms, zijn nichten, neven, zoons,
Schoondochters, schoonzoons en zijn schoonmama,
Kleinkinders met hun echtgenooten; in het kort,
Het heele troepje blijft! - O mijne heeren,
Indien gij zaagt 't gelukkige bestaan
Dat wij daar leiden, hoe de dagen vliegen
Met voetbal, pingpong, croquet en zoo meer,
Zou 's konings vast besluit u niet verbazen.
Maar wie moet nu regeeren, en den troon bestijgen?
- Gewezen koning, meen ik - laat u weten
Dat hij het ook niet weet, en 't hèm niet schelen kan.
En daarom laat hij 't over aan uw wijs bestier
- Vaarwel nu, heeren, ik moet haastig heen,
Want wil nog graag de voetbalwedstrijd zien
Van 's konings elftal en de inboorlingen,
Die 'k voor geen goud zou missen, dus - besjoer!
(loopt haastig heen)
Wel, dat's een grap! Wat moeten we nu doen?
Ofschoon wij best in staat natuurlijk zijn
Om 't zaakje voort te zetten op dezelfde voet,
Met veel succes en voordeel voor ons zelf,
Zal de bevolking niet tevreden zijn
Indien de troon in lakens blijft gehuld
En kroon en scepter roesten, ongebruikt.
't Volk houdt van koninklijke pracht en praal,
Kanongebulder en trompetgeschal,
En 't wìl een koning hebben, hoe dan ook!
Ja, dat's wel waar. Maar wat valt hier te doen
| |
| |
Nu heel het koningshuis is weggegaan?
Mijn heeren, ik verlos u uit dit raar parket.
Ik ben zooals ge weet, Hofstamboomschrijver
En tevens Leugenaar van 't Hof, beroepen
Die niet zoo veel verschillen, tusschen haakjes,
Maar 'k zwijg daarvan. Het is een bofje dat
Ik weet te wonen, hier niet ver vandaan,
Een achternicht van onz' verloren vorst,
Die, heel tevreden met haar simpel huisje,
Zich nooit op haar verwantschap heeft beroemd.
Gravin Brigitta is haar ware naam,
Een ongetrouwde dame, niet meer jong,
En in de hoogste kringen onbekend.
'k Ben bang dat zij wat heel gewoontjes is,
Maar daar van heel ons groote vorstenhuis
Zij enkel bleef, is onze keus niet groot.
Men roepe haar dus da'lijk op den troon
En ik, Hof-Leugenaar, maak het snel bekend,
En prijs haar deugden in een gloeiend stuk
Dat 't volk tevreden zijn zal.
Dat is een blij bericht! Laat ons terstond
De kroon en scepter uit de brandkast halen
En poets ze op. Neem al de lakens weg
Van troon en stoelen, en dan gaan we gauw
Een praatje maken bij de nieuwe Koningin.
Dat zij geen ondervinding heeft is goed!
Want des te lichter laat zij ons de macht
Die wij zoo wijs gebruiken. En 'k voorzie
Dat lang de goede tijd zal worden voortgezet
Waarin wij zelf en onze bloedverwanten
De goed-betaalde baantjes en de eere-ambten
Vervullen zullen. Maar bedenkt dat wel,
d'Onzekere en slecht-betaalde baantjes
| |
| |
Zijn voor de knappe, welbekende lui!
Hoor, hoor! Da's waar! Hoor, hoor!
Mij dunkt, gij waagt u hier op mijn gebied.
Ik ben de Waarheidzegger, en alleen van mij
Mag zulke waarheid komen, als gij daar vertelt.
Ik heb zoo zelden eens gelegenheid
Om wat te zeggen, en broer Leugenaar
Die praat van 's ochtends tot den avond, en
Bedot het volk, dat wel bedot wil zijn.
(allen lachen luid)
Nu ga ik gauw de brandkast open doen,
Dan wordt de kroon en scepter mooi gepoetst.
Haal gij inmiddels al de hoezen af
Van troon en stoelen; - boen ze keurig op,
En veeg de kruimels weg, die gij hebt rondgestrooid.
Maak alles netjes voor de nieuwe koningin!
(Opperkamerheer af; de anderen gaan aan 't werk. Opperkamerheer keert terug met kroon en scepter, en de Eerste Minister en hij beginnen die te poetsen).
GORDIJN
| |
IIe Bedrijf
KEUKEN IN GRAVIN BRIGITTA'S HUIS
(Gravin in huisjapon, met een groot schort voor en een neepjesmuts op, zit appels te schillen. Betty werkt)
Heb je al in 't kippenhok gekeken of er eieren gelegd waren?
| |
| |
Ja mevrouw; 'k heb er vier meegebracht. Zulke mooie!
Dat is best; de kippen leggen goed. Heb je de varkens gevoerd?
Ja mevrouw. De kleine biggetjes groeien toch zoo best.
Des te beter. Ik zal er een paar mee naar de markt nemen, Zaterdag. Ze zullen nu zeker goed verkocht worden.
Ja mevrouw. Boer Koren heeft ze bekeken, en hij zei dat hij nog nooit zulke mooie had gezien, zei die. En weet u, mevrouw, hij zei dat vandaag Zijne Majesteit thuis zal komen, na zijn lange vacantie, en dat het heele land in rep en roer zal zijn. Het verwondert me, dat we de klokken nog niet hooren luiden, en nog niet hooren schieten.
Dat's waar; dat is vandaag. De arme man; ik benijd hem niets! Het is een hard leven om koning te zijn. Ik zou voor niets ter wereld koningin willen wezen! Denk je er eens in, Betty; dan moet je altijd een akelige kroon dragen en zware kleeren; en op een opgeprikte troon zitten, en allerlei menschen je hand laten kussen, den heelen dag door! - En om dan altijd op maat te moeten praten, en er om te moeten denken dat je alle letters goed uitspreekt, van den ochtend tot den avond, o, 't is gewoon vreeselijk!
Ja mevrouw, dat zal wel zoo zijn; maar, weet u, het moet toch ook wel leuk wezen om in een gouden koets te rijden, en te hooren hoe alle menschen hoera roepen langs de straat......
Wat heb je daaraan, als je weet dat sommige je haten, omdat je rijk bent, en dat anderen je uitlachen, omdat je er belachelijk uitziet, met je kroon en je mantel? Nee, nee Betty, ik ben heel wat liever wie ik nu ben, een heel gewoon niemand, waar niemand zich om bekommert. Ik ben heel wat gelukkiger dan eenige koning of koningin ter wereld!
[Van buiten klink trompetgetoeter (papieren trompetjes) en hoerageroep.]
| |
| |
Maar wat is dat? Trompetten? En kijk eens wat een menschen daar allemaal aankomen, die hoezee roepen! O en wie zijn die mannen die kussens dragen, met.... O Betty! kijk toch, kijk eens! Er ligt een groote kroon op het ééne, en een scepter op 't andere! Wat ter wereld zou dat beduiden?
O, heere, mevrouw, ze komen hierheen! Gunst, mevrouw, doe uw schortje af en uw mutsje; ik zal gauw uw beste Zondagsche muts halen!
Volstrekt niet, Betty; ik ben best zooals ik ben; ik schaam er me heelemaal niet voor, te werken... Maar wat kàn dat alles beduiden?
Eerste Minister, Opperkamerheer, Hof-Leugenaar en Hof-Waarheidzegger komen binnen, met kroon en scepter op kussens, en met koninklijk gewaad. Allen knielen, op één knie.
O, alstublieft, schreeuwt niet zoo hard! Wat is er aan de hand, heeren?
Hebt u mij ergens voor noodig?
Uw Koninklijke Hoogheid, deze morgen
Tot ons verbazing, kwam een boodschapper
Van den gewezen vorst, die naar gij weten zult,
Voor maanden met vacantie is gegaan,
Met het bericht dat hij voor goed verdween,
En afstand van den troon doet. - Mèt hem gingen
Naar wij vermeenden, alle bloedverwanten,
Die óok besloten daar te blijven; zoodat wij
Niet wisten wie den troon bestijgen moest.
Tot deze heer hier, de Hofstamboomschrijver,
Die de familie op zijn duimpje kent,
Ons zeide dat Uw Hooge Majesteit
| |
| |
Een achternicht is van den laatsten koning
En bij afwezigheid van heel de rest
Dus erfgename van den leegen troon.
Wij haasten ons dus met bekwamen spoed
De kroon en scepter U te brengen, en verzoeken
Uw Majesteit nu daadlijk mee te gaan
En op den troon te stijgen!
Lieve hemel! Ik heb in mijn heele leven nog nooit zulke onzin gehoord! Wat? Ik zou mijn lieve kleine huisje moeten opgeven, en mijn varkens en mijn kippetjes, om met jullie mee te gaan en koningin te worden? - Ik dénk er niet over! - Dat is kort en bondig!
Ik smeek U, Hoogheid, trek uw woorden in!
De troon is onbezet, de bevolking wacht
In ademlooze spanning onze terugkomst
Met Uwe Majesteit de Koningin.
En afgekondigd is al door het gansche land
Bij middel van den Heer Hof-Leugenaar,
Dat met de diepste vreugd Uw Majesteit
Den troon aanvaarden wil. En vreugdevuren
En duizenden van zevenklappers reeds
Verkonden U der onderdanen trouw,
Terwijl speciale boden naar de vreemde hoven
De tijding brachten van dit heuchlijk feit.
't Zou uiterst lastig wezen als Uw Majesteit
Zich niet met deze post belasten wou!
Wel, ik vind het doodgewoon een schandaal om mij op zoo'n manier, of ik wil of niet, goedschiks kwaadschiks met jullie mee te voeren, om koningin te laten zijn! Verbeeld je, ik kan niet eens op maat praten, en ik weet niets van hof-manieren af! Iedereen zal mij uitlachen!
Ja zeker, Hoogheid, zeker zal men dat!
| |
| |
Ik ben Hofwaarheidzegger, en ik zeg U
Men lacht U zeker uit, - maar achter Uwen rug.
Doch weet U, 't is voor ons de moeilijkheid
Te kiezen tusschen geén vorstin, of wel
Ons te behelpen met Uw Majesteit......
Zijn Edele houdt veel van zulke grapjes,
Maar 't blijkt ons klaar, dat Uwe Majesteit
De liefste koningin is, die regeerde!
Een koningin, zóó wijs en zoo geleerd,
En zoo bevallig als geen woord vertolkt.
Van hare lippen vloeit een honingstroom
Van zoete woorden, die het oor betoovert.
Voorwaar, hier zit een zeldzame vorstin
Voor wie ik nederbuig in diep ontzag!
Ach, praatjes, broer, nu ga je heusch te ver!
Zoo even heeft Uw Hoogheid een bescheiden
Beroep gedaan op haar onwetendheid
Van 't spreken in de maat, en hofgewoonten;
Maar dat is geen bezwaar. De Hofbetooger
Zal aan de tong van Uwe Majesteit
In weinig uren deze kunst wel leeren,
Zoodat bevallig, en geheel op maat,
De schoonste woorden dansen van uw lippen.
En al de dames van het hof, die zullen gaarne
Uw Hoogheid leeren hoe de hofmanieren zijn.
Zoo zal 't gebeuren. - En nu Majesteit,
Wacht buiten 't volk, met vleiend ongeduld
Om met hun vreugdgeroep de hemelen te scheuren.
Ik smeek U, stel hun liefde niet te leur.
Nou, ik vind het verschrikkelijk vervelend, en een groot schandaal
| |
| |
ook. Maar ik veronderstel, als het moet, dan moet het wel. Alleen, ik zal een vreeselijk armzalig soort van koningin zijn!
Heel waar, Uw Majesteit, volkomen waar!
Betty, zet je muts op en ga mee. Ik zal je loon met f 25 verhoogen, en je zult een paar van mijn oude japonnen krijgen, om er netjes uit te zien.
Gunst, mevrouw, wat fijn! Ja, ik ga mee - ik ben dadelijk klaar!
(Gaat af).
(De koningin doet het schort af, zet de kroon op, boven op haar mutsje, slaat de mantel om, neemt scepter in de hand. Ze vormen een optocht en wandelen af. Zevenklappers en gejuich buiten. Als ze allen weg zijn, vliegt Betty van de andere kant op het tooneel, een boeremuts op, met een hoededoos, pakken, een dikke paraplu enz. in de hand, en stuift wild hun achterna).
GORDIJN.
|
|