Digitalis (vingerhoedskruid)
door C.M. van Hille-Gaerthé
HET is met planten en bloemen zoo: er zijn er, waarvan je hebt gehouden van je allerjongste kinderjaren af en er zijn er, die je jaar in, jaar uit onverschillig voorbij loopt, om dan op het onverwachtst getroffen te worden door het heel bizondere en bekorende, dat elke plant - hoe dan ook - bezit.
De vingerhoedsbloem groeit in vele tuinen en tuintjes van ons land. Ze hebben dikwijls in mijn eigen tuin gebloeid; ik heb er wel naar gekeken, heb wel genoten van hun warme kleur, van den diepen gloed van hun kelken, maar ze hadden voor mij toch nooit de bekoring van de teeder-kleurige campanula's of de weelderige delphiniums. En in de vele borders van de landhuizen, hier aan den zeekant, vond ik ze toch altijd wat misplaatst; ze groeiden altijd wat scheef, ze stonden zoo slordig en dwars langs elkaar heen, ze staken hun spitsen kop zoo uitdagend boven de naburige planten uit, ze waren aan den onderkant al weer aan 't uitbloeien, als de hoogste bloemen nog in knop waren, ze schenen zoo nadrukkelijk te demonstreeren: Ik hoor nièt thuis in een border en ik wìl me niet richten naar de eischen van een border; ik hoor thuis in een milder klimaat en ik wil vrijheid van groei.
En toen vond ik ze terug in de bergen, even weelderig bloeiend als in onze tuintjes vol teelaarde. Langs de wegen bloeiden ze en diep in de donkere bosschen flonkerde het prachtige rood van hun diepe kelken en op de zonnige hellingen stonden overal die blijde toortsen, hoog boven de geurige tijmplantjes, hoog boven de kleine, roode bosch-aardbeitjes. De bruine koeien met hun klingelende klokken, die gras en bladeren op de berghelling zoeken, versmaden de plant. Zoo groeit en bloeit hij ongehinderd, slank boven zijn forsche, breede bladeren, altijd maar weer bloeiend boven de volle zaden uit, dagen - weken lang de prachtige tooi van de onbebouwde hoogvlakte, van de berghellingen, van elke open plek in het dichte bosch, waar we hem vinden - recht en strevend. En in z'n flonkerenden kelk bergt hij het vocht, dat tot gif wordt en tot geneeskracht.
Zoo heeft Dr. Defner, de kunst-photograaf uit Wernigerode, hem weergegeven en het verwondert ons niet, dat in dat mooie land van den Harz, waar zooveel sagen en sprookjes rondom de bergen en beekjes en steenen geboren zijn - het Vingerhoedskruid, dat nooit bescheiden is, maar zich