ook weer huiswaarts keeren als de zaak ons eens niet zou bevallen. Cornelia haalde het fijne rechte neusje op en zei dat ze nog altijd de lucht rook, die uit alle kamers, alle kleeren en gesprekken van de Amreins haar tegemoet kwam. Dat bracht ook mij op eenmaal in herinnering, dat er in Posthumen ook schaduwzijden waren. Maar ik woog er de voordeelen nogmaals tegenop en hield mijn zuster en mijzelf voor, dat er toch aan het bezoek geen ontkomen was en wij het maar zonder vooroordeel moesten ondernemen.
Niet lang daarna gingen wij op reis.
Posthumen was noch per stoomboot noch per trein te bereiken. Daarom haalden ons de kinderen Amrein met een roeiboot van het dichtst bijzijnde plaatsje aan de overzijde van het meer af. Een van beiden was een nichtje. En zij heette Candida; terwijl haar blonde broeder enkel den naam droeg van Godfried.
Wij, Cornelia en ik, stonden te wachten bij de landingsplaats, toen de twee kwamen aanroeien. Ik zag wel, dat ook zij geen kinderen meer waren. Godfried, flink opgeschoten, nog zonder baard, stond in zijn Zondagsche pakje aan het roer, terwijl zijn zuster, met den rug naar mij toegekeerd, zittend de riemen bewoog. -
Weldra legden zij aan. Over Godfried's gezicht, dat knapper en zachter was dan dat van menig meisje, vloog een blos tot onder het mooie hoog-blonde haar, toen hij op ons toetrad. Het kwam mij in datzelfde oogenblik voor, dat de vreugde over het weerzien ook bij de kinderen Amrein niet zoo zonder meer was en dat zij overeenkomstige weerstanden in zich omdroegen als Cornelia en ik.
‘Dag,’ zeide Godfried, met een kortheid, waarop de boeren van die streek zich toeleggen en reikte mij zijn breede hand. Misschien had hij er wel volgens opdracht aan toe moeten voegen, dat hij zich over onze komst verheugde; er kwam echter niets van dien aard over zijn lippen. Meer nog verongelukte zijn begroeting bij Cornelia; zij scheen n.l. eerst niet van plan te zijn geweest hem een hand te geven, en toen hij haar nu de zijne reikte, kwam zij hem zoo aarzelend met haar lange smalle vingers tegemoet, dat hij alleen nog maar de toppen even raakte en zijn stevigen poot met een gebaar terug trok, alsof hij in doornen gegrepen had. Hij nam echter het meisje op van het hoofd tot de voeten, niet verlegen, eerder verwonderd en een beetje verbouwereerd.
Intusschen was ook Candida naderbijgekomen, die nog bezig was geweest met het vastleggen van de boot. Zij was twee jaren jonger dan haar broer,