De Driehoek(1978)– [tijdschrift] Driehoek, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] [Nummer 5] PLAKBRIEF door Jozef PEETERS Woonplaats De loggia vergt een overjas (toch heeft het gras reeds grijze haren). De parkbevaarders zijn te tellen. Die man is lelik en zijn vrouw is lelik maar ik wou dat ik die man was met zijn vrouw, omdat het warm is twee te wezen. Men kan de parkbevaarders niet meer tellen. Het grauw, het grouwelik grauw, lijk-grauw, heeft tot de paarden opgegeten. De bronzen groene paarden op de Erepoort van Verre. En waarom naar de vijvers gaan? de romanheldin die geen romans kan lezen zit toch wel bij het vuur, en de eendjes domplen hun kopjes niet onder want hun staartjes willen geen regen vangen. De dikke platte doos ligt steeds vast met een ketting aan drie stokken alsof-i naar de kale wilgen wandten kon. De kindren van de rode school zijn nog niet kleurig zonder mutsen. Ons uur is zomers. Doch vergeten wij niet te vermelden de gekondenseerde plebejer in cement door de dankbare gemeente gesteld tussen de lieflike watervlakken. Nu is zijn hoofd een zwetende trekpot zonder dat zijn tot sjineze draakjes gewrongen trekken zich aan zoveel apoteose onttrekken. Bij dag zijn alle mensen grauw. Als apen in de mouw van 't grauw verdwijnt het grauw. Alleen de pluim van een brouwerij perst zich tot zichtbaarheid naar voren. En ik en iedereen lijdt kou, maar 'k hou van mij en 'k hou van jou wil jij ook van mij houen? dan hou ik innig-veel van jou terwijl ik van mij hou. Omdat het warm is twee te wezen. Vorige Volgende