De drie kemphaantjes
(ca. 1780)–Anoniem Drie kemphaantjes, De– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Met een vliegent hert te draven,
Zyn Van klinkt holland door.
2.
Dat Eedel aardig dier,
Van schoone draft zo vier,
Als seldzaam Oogen zaagen,
Dat Eedel aardig dier,
Spreid zig zyn roem ten toon,
Laat hem geen preis ontjaagen,
Spant rys op rys de kroon....
Daar de prys word aangeboon....
Met een algemeen behaagen;
Spant rys op rys de kroon.
3.
Dat pronkjuweel der mast,
Dat vliegend Pigast,
Doe hier zyn gaaven blyken,
Dat pronkjuweel der mast,
Doet in zyn sesde Jaar,
Al meenig draaver wyken,
Dat bleek in het openbaar....
Ging vyfmaal naar malkaar....
Met al de pryzen stryken,
Dat bleek in het openbaar.
4.
Hy kwam de sesde maal,
In volle zeegenpraal,
Het oog zig blint gekeeken,
Hy kwam de sesde maal,
En wort van kamp tot kamp,
Gelyk ons is gebleeken,
Het puikje van ons Land....
Heeft ook aan Katwyk strand....
Na en korte prys gestreeken,
Het puikje van ons Land.
| |
[pagina 75]
| |
5.
Liefhebbers weygert niet,
Als gy nu de Bles ziet,
Met gloorie galm bestreeken,
Liefhebbers weygert niet,
En schoon dat moedig Paart,
Deelt met zyn Lof en gaaven,
Dat Blessie blyft vermaart....
Dat hy met een slinkse vaart....
Kwam als een Vogel zweeven,
Dat Blesje blyft vermaart.
|
|