De drie kemphaantjes(ca. 1780)–Anoniem Drie kemphaantjes, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minnaars-klagt, over het verlaaten van zyn Lief. Op een Aangename Wys. 1. Hoe lang sal ik bedroefde minnaar blyve; Die my met druk en droefheid ziet belaan: Myn alderliefsten die heeft myn verlaaten; Een ander minnaar heeft haar hert ontfaan: Dat doet myn hert en al myn leden beven; Die my met druk en droefheid heeft belaan. 2. Als ik haar eerstmaal liefde kwam betonen, Zy betoonde my een aldersoetst gelaat; Zy kwam my met wederliefde loonen, Hoe kan 't geschien dat zy myn so versmaat Ik dagt dat haar jonkhert in 't myn kwam woonen; Nooit en dagt ik op zo een looze daad. 3. Waar is die tyd die ik nu lieb versleten; Als ik by myn alderliefste plag te zyn: [pagina 35] [p. 35] Ag had ik 't van te vooren eens geweeten; Dat haar afweezen my baarde zulke pyn: Hoe zou een minnaars hert niet zyn ontsteken Die voorwaar geen liefde krygt maar valschen schyn. 4. Schoon dat ik ben nu van myn lief verstooten Dog en wil ik haar afwezen nooit afstaan; Ik wil de liefde ja dubbeld vergrooten, Als zy my maar eens tot liefde wil staan, Al wat ik zeg 't kan my tog niet baten; Adieu dan schoon lief nu moet ik doole gaan. 5. Nu wil ik voorts gaan by de wilde Dieren: Daar men hier geen troost van menschen vinden kan; By die wilde diere daar wil ik gaan zwiere By 't pluimgediert ja Vogels over al; Daar men geheele daage hoort tiere liere, Love hunne schepper in het groene dal. Vorige Volgende