De Achttiende Eeuw. Jaargang 44
(2012)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||||
‘Het volk zal over de constitutie beslissen’.
| |||||||||
Inleiding‘Een duim dik zegje! En dan voor 8 Augustus uitleezen? Ik zag eer kans om naar Rome te wandelen’, schamperde boer Piet tegen kastelein Teunis, in het pamflet getiteld Boerenpraatje over de constitutie. Dit politieke schotschrift was bedoeld om het stemgerechtigde deel van de Bataafse burgers te informeren over de voors en tegens van het ‘Ontwerp van Constitutie’, waarvan op 8 augustus 1797 bij algemeen volksreferendum zou worden bepaald of het ook daadwerkelijk de eerste Nederlandse grondwet zou worden.Ga naar voetnoot1 Het pamflet had de vorm van een samenspraak, van oudsher een zeer effectieve en veelgebruikte stijlvorm van de opiniërende pers.Ga naar voetnoot2 Piet vertegenwoordigde in de dialoog de stem van de onwetende landlieden en simpele zielen, die nauwelijks konden lezen en daarom maar gewoon stemden ‘zoo als een ander my voor doet’. Piets gesprekspartner Teunis, zelf ook bepaald geen exponent van de gegoede, academisch gevormde burgerij, werd door de anonieme auteur gebruikt als symbool voor de verlichting van de onderklasse. Teun wees Piet erop dat het ‘pagegaijen’ van anderen bij de verkiezing een Patriot onwaardig was. Vervolgens legde hij uit hoe men, door logisch na te denken, niet anders dan tot de slotsom kon komen dat men bij het referendum vóór het Ontwerp moest stemmen.Ga naar voetnoot3 Door de tegenstanders van het Ontwerp af te schilderen als dommige meelopers en de proponenten te vereenzelvigen met verstandig rede- | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
neren, hoopte de anonieme auteur stemgerechtigde burgers daarvan te overtuigen. De omvang van het Ontwerp van Constitutie, in de eerste zin van dit artikel tot uiting gebracht, werd in het Boerenpraatje weggewuifd als een weinig betekenisvolle hindernis voor halfanalfabete landlieden. Hiermee trachtte de auteur de kritiek op de omvang van het Ontwerp van Constitutie te discrediteren. Die kritiek beperkte zich echter niet louter tot de fysieke omvang van het Ontwerp, dat met zijn 918 artikelen plus bijlagen net geen 200 pagina's omvatte, maar verwees vooral naar de schier eindeloze debatten die aan de totstandkoming ervan vooraf waren gegaan en de omzichtigheid waarmee vrijwel elk politieke pijnpunt in het Ontwerp was weggepoetst.Ga naar voetnoot4 Niet zozeer de dikte van het werk, maar vooral de tweeslachtigheid was een voorname bron van onvrede. Hoewel directe kritiek op de fysieke omvang beperkt bleef tot een enkele verwijzing, is zij in de historiografie een geheel eigen leven gaan leiden. Zo is slechts één strooibiljet bekend waarin het Ontwerp ‘het dikke boek’ werd gedoopt. Deze scheldnaam heeft echter een plaats veroverd in vrijwel alle historische werken waarin het constitutionele referendum en het Ontwerp een rol spelen.Ga naar voetnoot5 Of de bijnaam nu in het contemporaine debat voorkwam doet in feite niet heel erg ter zake, de scheldnaam geeft namelijk een zeer kernachtige samenvatting van het gevoel dat in veel kritieken op het Ontwerp valt te proeven: een slap compromis dat niemand kon bekoren.Ga naar voetnoot6 Het referendum over het Ontwerp van Constitutie is een van de belangrijkste gebeurtenissen tijdens de Bataafse Republiek.Ga naar voetnoot7 Het referendum was van origine een idee uit de koker van de meest radicale revolutionairen. Zij | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
bepleitten al vanaf de eerste maanden van 1795 dat een nationale vergadering zou worden samengesteld die een grondwet zou ontwerpen waarover uiteindelijk het volk zou mogen beslissen.Ga naar voetnoot8 Zij kregen dus hun zin, maar het waren juist de gematigden die in de Nationale Vergadering de macht naar zich toe wisten te trekken.Ga naar voetnoot9 Het constitutionele referendum vormde het slotakkoord in een hevige en lange parlementaire strijd tussen de gematigde voorstanders van het ontwerp en de hervormingsgezinde tegenstanders.Ga naar voetnoot10 Het referendum was tevens de opmaat naar de heftige politieke gebeurtenissen van 1798. In dat jaar grepen twee staatsgrepen plaats, een radicale op 22 januari, die een grondwet in werking bracht, en een tegencoup op 12 juni, die de politiek stabiliseerde.Ga naar voetnoot11 Het referendum van 1797 was het punt waarop de parlementaire zoektocht naar consensus omsloeg in radicale politieke actie. Het referendum was tevens het eerste moment in de Nederlandse geschiedenis waarop de mening van het volk over een politiek item doorslaggevend was. Dit betekende dat diegene die de publieke opinie achter zich wist te krijgen als overwinnaar uit de strijd zou komen. Tot dan toe was de rechtstreekse invloed van het volk beperkt gebleven tot het bijeenkomen van de grondvergaderingen om via een getrapt kiesstelsel vertegenwoordigers aan te wijzen in de verschillende bestuurslagen van de Bataafse Republiek. Hoogstens kon het volk via de vele clubs en sociëteiten van zich laten horen, maar deze vergaderingen hadden geen feitelijke macht.Ga naar voetnoot12 In augustus 1797 hadden de stemgerechtigden echter het laatste woord. In de landelijke pers barstte een hevige strijd los om de gunst van de kiezer, die in de aanloop naar de verkiezingen steeds heftiger | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
werd. Zo heftig dat in de Nationale Vergadering één dag voor de verkiezingen nog werd gepleit voor uitstel, vanwege de berichtgeving in een van de grotere dagbladen.Ga naar voetnoot13 Dit artikel is een verkenning van deze eerste nationale strijd om de publieke opinie in Nederland. | |||||||||
StrijdDat sprake was van een hevige pennenstrijd laat zich niet alleen aflezen uit de vele contemporaine verwijzingen, het wordt ook bevestigd door de kwantitatieve gegevens die ons ter beschikking staan.Ga naar voetnoot14 Het jaar 1797 vormde een markante uitzondering op de dalende trend in de politieke pamfletten gedurende de Bataafse Republiek.Ga naar voetnoot15 Van de 144 politieke pamfletten in Knuttel en Van Alphen die in 1797 verschenen, was een kwart gewijd aan de nieuwe constitutie.Ga naar voetnoot16 Van de bedoelde pamfletten was ruim de helft vóór de constitutie, minder dan een derde pleitte er tegen.Ga naar voetnoot17 Vier pamfletten handelden zijdelings over het constitutionele ontwerp, deze richtten zich op het belangrijke vraagstuk van de wijze waarop de stemmen van de volksraadpleging zouden worden geteld.Ga naar voetnoot18 Er was slechts één pamflet dat als neutraal valt aan te merken, of althans, waaruit geen duidelijke voorkeur voor verwerpen of aannemen van de constitutie valt op te maken. Dit pamflet maakte zijdelings deel uit van een andere discussie, over de wenselijkheid van het zweren van een eed als aparte voorwaarde voor het recht te mogen stemmen.Ga naar voetnoot19 Overigens was het in | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
de meeste van de pamfletten de strategie om onpartijdigheid te prediken, de stemgerechtigden op het hart te drukken vooral voor zichzelf na te denken en vervolgens te verklaren waarom een stem vóór of tegen de beste keuze was. Dat het aantal pamfletten in het voordeel was van de voorstemmers, betekende overigens niet dat laatstgenoemden in het openbare debat domineerden. Op de tijdschriftenmarkt was de situatie radicaal anders. Ook hier is een forse toename waarneembaar in het aantal beschikbare titels in de aanloop naar de verkiezing. Op het hoogtepunt (juni 1797) waren er 47 politieke tijdschriften actief.Ga naar voetnoot20 Tekenend voor de overvloed aan politieke periodieken is het blad De oppermacht van het volk, of De grondvergadering gehouden in vrijheid, dat de standpunten van de belangrijkste andere tijdschriften in dialoogvorm met elkaar liet sparren.Ga naar voetnoot21 Verreweg de meeste van deze kranten en tijdschriften verklaarden zich tegen de nieuwe constitutie.Ga naar voetnoot22 De populaire couranten van Lieve van Ollefen (de Nationaale Bataafsche courant) en van Jan Greeven (de Nationaale Bataafsche donderdagsche courant toegewyd aan waarheid en gezond verstand) schreven pagina na pagina waarin ‘het zo alõomme gehaatte en by veelen genaamd een monstreus Ontwerp van Constitutie’ artikel voor artikel werd ontleed en de lezers werden opgeroepen tegen het ontwerp te stemmen.Ga naar voetnoot23 Ook de vooraanstaande tijdschriften De Republikein en De Democraten kwamen na weloverwogen uiteenzettingen tot de slotsom dat het beter zou zijn het grondwetsontwerp te verwerpen.Ga naar voetnoot24 Het weldoordachte satirische weekblad Janus verreezen had voor het Ontwerp geen goed woord over en de Weerlicht concludeerde in een ‘Adres aan Neerlandsch volk’ na ampele overweging over meerdere edities dat het Ontwerp moest worden verworpen.Ga naar voetnoot25 Dat de voorstanders de pamfletten en strooischriften domineerden, heeft alles te maken met de achterstand die zij vanaf het begin van de campagne opliepen. Vanaf het moment dat het Plan van Constitutie door de commissie van | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
21 aan het parlement was gepresenteerd, eind 1796, werden de vertwijfeling en verdeeldheid onder de parlementariërs zichtbaar voor het Bataafse publiek. Dit begon al met het debat rond de vraag of dit plan wel geschikt was om als basis te dienen voor een toekomstige grondwet en als zodanig deel moest uitmaken van de deliberaties van de Nationale Vergadering. Veel van de toespraken van de representanten in dit debat werden niet alleen in Dagverhaal,Ga naar voetnoot26 maar ook als afzonderlijke pamfletten uitgegeven.Ga naar voetnoot27 Daarbij waren de parlementariërs zich er vaak zeer wel van bewust dat zij zich in hun toespraken niet alleen tot hun mederepresentanten richtten, maar ook tot het volk. Het meest aansprekende voorbeeld is dat van Jacob Abraham de Mist (1749-1823), een van de voormannen van de federalistische stroming in de Nationale Vergadering. In zijn toespraak wendde hij zich niet tot alle kundige stemgerechtigden, die zelf een oordeel over de materie konden vormen, maar richtte hij zich tot ‘de minkundige onder dezelve’, die het recht hadden te weten waarom De Mist had besloten in te stemmen met het Plan als grond voor de verdere beraadslagingen. Hij sprak rechtstreeks tot de kiezers, die straks zouden oordelen over het Ontwerp van Constitutie, als het Plan in zijn geheel in de Nationale Vergadering was behandeld. Met deze toespraken en pamfletten gaven de representanten het startschot voor een publiek debat over de nieuwe constitutie. De populaire periodieke pers greep het Plan van Constitutie aan als concrete lijst discussiepunten voor de constitutionele toekomst van de Bataafse Republiek. In De Republikein, het lijfblad van de latere representant Jan Konijnenburg (1757-1831),verschenen bijna wekelijks artikelen waarin eerst het Plan en later het Ontwerp aan uitgesponnen beoordelingen werden onderworpen. De Democraten, weekblad van de vooraanstaande revolutionairen Willem Ockerse (1760-1826) en Alexander Gogel (1765-1821), liet geen spaan van het plan heel en waarschuwde het volk om ‘nimmer zyne stem op het zelve uit te brengen’.Ga naar voetnoot28 Het blad noemde het Plan een ‘wanstaltig stuk’ en een ‘allergevaarlykst ontwerp’. Maar niet alleen in de periodieke pers was de strijd losgebarsten. Vanaf oktober 1796 werden in Nederland strooibiljetten van verdacht allooi verspreid, waarin gegist werd naar de inhoud van het Plan van Constitutie en het Volk bij voorbaat werd opgeroepen zich van de inhoud daarvan te distantiëren. Dergelijke strooibiljetten werden door de bedachtzame auteurs | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
van De Republikein en De Democraten met afgrijzen bezien, hoewel laatstgenoemde tijdschrift meende dat de Nationale Vergadering het aan zichzelf te wijten had dat allerlei geruchten ingang konden vinden bij een breder publiek, omdat het er zelf toe had besloten de inhoud van het Plan voorlopig geheim te houden. Dit gaf enkel voer voor geruchten en speculatie, meende de schrijver.Ga naar voetnoot29 | |||||||||
StrategieToen het Plan eenmaal was omgesmeed tot een Ontwerp van Constitutie, voor te leggen aan het Volk van de Bataafse Republiek, eind mei 1797, waren de tegenstanders al diep ingegraven. Het besef dat de voorstanders een inhaalslag te maken hadden, lijkt pas laat te zijn doorgedrongen en vindt zijn weerslag in de pamfletten die hierboven reeds werden aangehaald. Interessant is te zien welke strategieën de voorstanders hanteerden om het tij te keren. Nog interessanter is wellicht dat zij er deels in slaagden de tegenstanders van Plan en Ontwerp van een van hun belangrijkste argumenten te overtuigen, al mocht dit aan de eindstreep niet meer baten. Daarbij gaat het niet alleen om de daadwerkelijke pogingen van voor- en tegenstanders van het Ontwerp van Constitutie om het kiezersvolk te overtuigen, maar ook hun achterliggende ideeën over de rol van de openbaarheid en de publieke mening in de prille Bataafse democratie. De meest gehanteerde strategieën in de campagne, van zowel de voorstanders als de tegenstanders, zijn als volgt te categoriseren: a) Een beroep doen op het verstandelijke, kritische denkvermogen van de burgers; b) Het geven van inhoudelijke argumenten; c) Het geven van politiek-pragmatische argumenten; d) Het bestrijden van de argumenten van de tegenstander; e) De persoonlijke aanval; f) Het betrekken van de Orangisten en g) Het presenteren van de eigen mening als die van het gehele volk. Vanzelfsprekend zijn in de meeste pamfletten en tijdschriften verschillende, en in sommige gevallen zelfs alle, van deze strategieën toegepast. Opvallend is wel dat de voorstanders van het Ontwerp zich vooral bedienden van pragmatische argumentatie, waar de tegenstanders, zoals hierboven al aan de orde kwam, het Ontwerp vooral op inhoudelijke gronden verwierpen. Interessant zijn met name ook de laatste twee strategieën, die in dit artikel dan ook een wat prominenter plaats zullen innemen. Meer nog dan de tegenstanders hamerden de voorstanders van het Ontwerp erop dat burgers op basis van hun eigen verstand een keuze moesten maken. | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
Hierboven is dat al goed te zien in het Boerenpraatje, waar voorstemmers in verband werden gebracht met redelijkheid en tegenstemmers met domme naapers. Hiermee probeerden zij indirect de tegenstanders te discrediteren, zonder daadwerkelijk te hoeven ingaan op de inhoudelijke argumenten die zij te berde brachten. Met die inhoudelijke verdediging hadden de voorstanders het sowieso moeilijk. Veel pamfletten stelden voorop dat een Ontwerp nooit perfect kon zijn en dat er altijd wel iets op of aan te merken zou blijven. Zij kozen daarbij dan ook vooral voor de politiek-pragmatische strategie, waarbij vooral de positie van de Bataafse Republiek op het internationaal-politieke toneel een belangrijke wortel en stok vormde. Om bij het voorbeeld van het Boerenpraatje te blijven, nadat Teunis Piet ervan had overtuigd dat hij zijn eigen oordeel moest vormen, ging hij voort een doembeeld te schetsen van de Franse inmenging in de Nederlandse politiek. Wanneer de constitutie werd verworpen, zo profeteerde Teunis, zou Frankrijk wel eens heel wat minder geduldig kunnen blijken dan het zich tot nu toe getoond had, met alle gevolgen van dien. Om de onafhankelijkheid van de Bataven te waarborgen, kon men dan ook niet anders dan de constitutie aannemen. Deze dominante strategie van de voorstanders werd in de meeste belangrijke stukken van de tegenstanders weerlegd, vaak door erop te wijzen dat de Bataafse Republiek ook nu gewoon deel uitmaakte van het internationale politieke verkeer en dus geen constitutie nodig had om voor vol te worden aangezien. Een van de belangrijkste onder deze tegenwerpingen was wel het stuk getiteld Wederlegging van eenige der voornaemste, zoo in het openbaer als bedektelijk, aengevoerde drangredenen voor het aenneemen van't ontwerp van constitutie.Ga naar voetnoot30 Dit stuk maakte deel uit van drie pamfletten die door twaalf radicale representanten werden gepubliceerd om afstand te nemen van het besluit van de Nationale Vergadering om het Ontwerp van Constitutie aan te nemen en aan het volk voor te leggen en de stemgerechtigde burgers op te roepen het te verwerpen.Ga naar voetnoot31 Het was dit argument dat de tegenstanders ook het meeste vrees inboezemde. Mogelijk waren mensen op grond van deze angst voor verlies aan status op het internationale toneel wel te vermurwen om het slechte ontwerp voor lief te nemen. Deze angst laat zich het best illustreren aan de hand van een klein relletje in de Nationale Vergadering naar aanleiding van een publicatie in de Leydsche | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
Courant, aan de vooravond van het referendum. Een ingezonden stuk in die krant beweerde dat de vredesonderhandelingen in Rijsel, die voor de Bataafse koophandel zo vurig gewenste vrede tussen Frankrijk en Engeland zou kunnen betekenen, waren stilgelegd in afwachting van de al dan niet positieve uitslag van het Bataafse constitutionele referendum. Het artikel werd ter vergadering voorgelezen door de radicale representant Lambert Vonk (1757-1846), die vervolgens voorstelde de verkiezingen van 8 augustus uit te stellen.Ga naar voetnoot32 Dit bericht en met name het feit dat het was geplaatst in een ‘geaccrediteerd nieuwsblad’, kon mensen op het verkeerde been zetten en stond een eerlijke verkiezing in de weg. Vonks voorstel, gesteund door de radicale kopstukken Pieter Vreede (1750-1837) en Court Lambert van Beyma (1753-1820), ontmoette in de vergadering vooral ongeloof. De pot verweet de ketel ‘dat zy zwart was’, meende Johan van Hooff (1755-1816), die stelde dat er evengoed dergelijke tijdingen waren die het tegenovergestelde beweerden. Hij kreeg bijval van Bernard Nieuhoff (1747-1831), die vond dat men aan zo'n stuk geen gewicht moest toekennen, omdat de burger al tijdenlang heen en weer werd geslingerd door losbandige krantenberichten. De suggestie dat ook de ‘republikainsche party’ zich van deze middelen zou hebben bediend, leidde tot kokende reacties onder de radicalen, waarbij de voorzitter nogal wat moeite had de zaak onder controle te krijgen. Het voorstel de verkiezingen uit te stellen was hoe dan ook een onhaalbare kaart. Zoals de moderaat Willem Teding van Berkhout (1747-1809) het later in zijn dagboek te boek stelde: ‘Het grootste deel der Vergadering hoorde de propositie met verontwaardiging aan, en begreep, dat men tot d'order van den dag moest overgaan, hetgeen geschiedde’.Ga naar voetnoot33 Het geval toont aan dat de radicale tegenstanders van het ontwerp, die het publieke debat domineerden en het referendum met vertrouwen tegemoet konden zien, toch angstig waren voor de zeggingskracht van dit argument. Hoewel de radicalen in de vergadering zeer verontwaardigd waren over de suggestie dat zij oneigenlijke middelen hadden gebruikt om het volk tegen het Ontwerp in te nemen, zoals de Leydsche Courant in hun ogen deed, kan niet worden ontkend dat ook in het radicale kamp met zwaar geschut werd gestreden tegen het aannemen van de constitutie. De Democraten en De Republikein bedienden zich wellicht van rationele argumenten, De Politieke Blixem, een tijdschrift dat niet alleen opzien baarde door zijn scherpe retoriek en fulminerende stijl, maar ook door de vaak verbazingwekkende kennis van wat zich | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
in de besloten sessies van de Nationale Vergadering en in de wandelgangen afspeelde, hanteerde een heel andere strategie. Het zette frontaal de aanval in op de voorstanders. Niet zozeer op eventuele burgers die van plan waren voor het ontwerp te stemmen, maar op diegenen die trachtten in het publieke debat stemgerechtigden daarvoor te winnen. Toen het blad ‘oorgetuige’ was van protesten van representant Krieger over de wijze waarop het blad voorstanders van het Ontwerp in een kwaad daglicht stelde, werd dit door de schrijvers weggewuifd. Zij stoorden zich immers niet aan ‘draaijers’ die ‘eerst voor de Volksparty pleitten, en nu voor de cabaal van Bikker blaffen,’ en ging op de oude voet voort met naming and shaming.Ga naar voetnoot34 Niet alleen de personen, maar ook de strategieën van de voorstanders ‘om te intrigueeren voor het aanneemen van de Constitutie’ werden door het blad benoemd en tegengesproken. Daarbij beschuldigde De Politieke blixem de tegenstanders ervan stiekem aanhanger te zijn van het voormalige stadhouderlijke regime. Zo stelde het tijdschrift bij monde van Raasbollius dat: Dit plan moet 'er toch door, en daar word Hemel en Aarde om bewoogen. - Tot Pruissen toe, moet nu in 't spel gebragt worden, het zy om den schrik van zyn naam de zwakke Patriotten tot zwygen, het zy om ter liefde voor zyn persoon de onnozele Prinsgezinden tot spreeken te brengen - bravo! bravissimo! kom nu gerust op al wat Aristocratisch denkt, of de Stadhouderlyke Constitutie beleidt en voorstaat! Veereenigt u met onze listige Fcederalisten en looze Aristocraaten tegen de zotte eenheid - ondeelbaarheid - en Democratie-Predikers! - toe! Neemt de Constitutie aan! gerust! voor myne reekening!Ga naar voetnoot35 Nu was het in de hele publieke strijd tamelijk gewoon om over en weer de tegenstanders uit te maken voor Orangisten, maar de Blixem heeft hier toch wel een punt gehad. Er zijn een aantal strooischriften bewaard gebleven waarin ‘bedaarde’ burgers zich tot de Orangisten wendden om ze te verzoeken zich bij hen aan te sluiten en bij de verkiezingen vóór de constitutie te stemmen. Een interessant voorbeeld hiervan is het Schuitepraatje tusschen een officier, een predikant, matroos, visvrouw en twee burgers, waarin twee tegenstanders van de grondwet (de twee burgers) als leeghoofden worden neergezet en een intellectualistisch gesprek tussen de prinsgezinde predikant en een patriotse officier diende om de verschillen tussen weldenkende mensen - of | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
dit nu aanhangers van Oranje of bedaarde patriotten waren - te nivelleren. De officier stelde dat de prinsgezinden met de weldoordachte patriotten de handen in een moesten slaan om te voorkomen dat de jacobinistische heethoofden van patriotse of stadhouderlijke snit erin slaagden de duur van de onzekerheid en tweespalt te verlengen door de constitutie weg te stemmen. Er bestaat een kans dat het hier een poging betrof van de tegenstanders om de schijn van een complot te wekken tussen de moderaten en de Orangisten. Commotie rond een oproep in het tijdschrift Heraclyt en Democryt lijkt echter te bevestigen dat de moderaten de deur op een kier zetten voor de prinsgezinden.Ga naar voetnoot36 Heraclyt en Democryt was ongetwijfeld het meest succesvolle opinieblad van voorstanders van de constitutie en schreef op 15 july 1797: U vooral niet, O gy onder onze Landgenooten! die tot nog toe, uit eerlyke principes, van ons in gevoelens over de beste Regeeringsform verschild hebt - gy allen die het voormaalig Stadhouderlyk Bestuur hebt aangekleefd, alléén uit overtuiging hebt aangekleefd, Ulieden roepen wy thans allen in den naam van het Vaderland toe - zoo gy uw Vaderland waaragtig bemindt, verwaarloost dan nu deszelfs belangens niet, nu - nu misschien eenige weinige stemmen deszelfs geluk zullen moeten beslissen, laat de dolle Voorstanders uwer party laat uwe Oranje Jacoby[nen] aan de algemeene verfoeijing en veragting over gelyk wy de onzen en ziet thans met ons niets, niets als het dierbaar Vaderland.Ga naar voetnoot37 Een oproep die Dibbetz bepaald niet in dank werd afgenomen. Op 25 juli moest hij voor een commissie van het provinciaal bestuur van Holland op het matje komen voor tekst en uitleg. Het liep met een sisser af, Dibbetz kon zijn onschuldige bedoelingen voldoende overtuigend brengen en kwam met een waarschuwing vrij.Ga naar voetnoot38 Het geval toont echter aan dat de strooibiljetten die soortgelijke samenwerkingen suggereerden serieus moeten worden genomen.Ga naar voetnoot39 Daarmee verschaften de voorstanders van het Ontwerp bladen als De Politieke Blixem de mogelijkheid in te spelen op de angst voor een herhaling van de | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
restauratie van 1787, die veel patriotten nog altijd vers in het geheugen lag. Hoewel de meeste pamfletten en tijdschriften tegen het ontwerp de pragmatische argumenten van de voorstanders openlijk verwierpen, sloegen zij deze niet geheel en al in de wind. Het land was al bijna drie jaar in staat van revolutie en ook de radicalen waren niet doof voor het argument dat een constitutie rust en orde zou scheppen in de chaos.Ga naar voetnoot40 Dit blijkt bijvoorbeeld uit het brede initiatief dat onder meer door de Nationale Bataafsche courant van Lieve van Ollefen en De Democraten in mei 1797 waarbij burgers werd opgeroepen de handtekening te zetten onder een grootschalige missive, te richten aan de Nationale Vergadering, met het verzoek een aantal belangrijke wijzigingen door te voeren in het grondwetsontwerp, zodat dit alsnog kon worden aangenomen.Ga naar voetnoot41 De urgentie waarmee deze wanhoopspoging werd betracht, wijst erop dat ook de tegenstanders met graagte een goede constitutie zouden verwelkomen. Helaas voor de rekwestranten besloot de Nationale Vergadering, nog voordat de missive kon worden ingeleverd, dat uitstel (gevraagd in een andere missive van Amsterdamse burgers) om het volk de gelegenheid te geven te reflecteren op het Ontwerp van Constitutie, indruiste tegen de wettelijke gang van zaken. Het Ontwerp was af en moest nu worden voorgelegd aan het volk, zo werd geoordeeld.Ga naar voetnoot42 Dit besluit van de Nationale Vergadering om niet in te gaan op de rekesten die na de voltooiing van het ontwerp verschenen, getuigt van een zekere onbuigzaamheid juist naar de prevalente mening in het openbare debat. De meeste representanten waren dan ook voorstanders van het Ontwerp, maar dat deze meerderheid het verzoek verwierp is teken aan de wand voor de onderschatting van de voorsprong die de radicale tegenstanders in het publieke debat hadden opgebouwd. Dat de voorstanders deze mogelijkheid verwierpen leidde tot groot ongenoegen in de pers. Vooral De Republikein reageerde furieus op het besluit.Ga naar voetnoot43 Interessant is hier dat dit tijdschrift zich daarbij bediende van de laatstgenoemde strategie door zich voor te doen als de spreekbuis van de gehele natie. Daartoe deed het tijdschrift alsof het los van partijdigheid deze zaak kon beschouwen. Nu was dat niet nieuw, vrijwel alle tijdschriften in deze periode laten zich vooral voorstaan op hun ‘onpartydigheid’. Maar de tirade van De Republikein ging een stap verder. Volgens de schrijver, de eerder genoemde Konijnenburg, was de ingezonden missive van de Amsterdamse burgers een probaat middel | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
geweest om de ‘waare geest van het Volk’ kenbaar te maken. Omdat die leidend moest zijn voor het handelen van de Nationale Vergadering kón die missive toch niet eenvoudigweg worden genegeerd. Weigeren van een missive zou ertoe leiden dat de verdeeldheid onder de Nederlandse bevolking werd vergroot, terwijl het adres dit juist tot een eenheid zou smeden, zo meende De Republikein. Wanneer de missive werd aangenomen zou het Plan van Constitutie zo zijn te redigeren dat het voldeed aan alle verlangens van het volk. Eenmaal zo geschied zou het zonder problemen, ja, wel ‘dadelijk’ worden aangenomen. De verwijdering tussen de individuele burgers zou verdwijnen, de kloof tussen ‘de natie’ en haar vertegenwoordigers zou worden overbrugd. Het ingestuurde adres werd gelijkgesteld aan de ‘verlangens van het volk’. Let wel: van het gehele volk. De Republikein deed zich voor als de spreekbuis van het gehele publiek van Nederland door tegen de weigerachtige houding van de Nationale Vergadering te ageren. Het tijdschrift beweerde dat het centrale lichaam onvoldoende rekening hield met de heersende opinie onder het volk. Met andere woorden: De Republikein probeerde hier de verdeelde publieke ruimte tot een enkelvoudig subject te smeden, waarvan het tijdschrift enkel de stem was.Ga naar voetnoot44 Maar De Republikein slaagde er niet in zich overtuigend te doen voorkomen als abstracte vertolker van de gehele publieke opinie. De deelbelangen van de radicale politieke groep waarvan De Republikein hier feitelijk de spreekbuis was, werden onvoldoende verborgen gehouden. Dat blijkt althans uit een pamflet getiteld Aan den redacteur van het weekblad de Republikein, dat expliciet deze passage van dat tijdschrift meende te moeten rechtzetten: Gij schijnt dus te veronderstellen; dat de N.V. de Adressen door 1000 of 10.000 Burgers, die toch altoos maar een gedeelte, en verre weg het kleinste gedeelte des geheelen Volks uitmaakten, moest beschouwd hebben als kenmerkende de waare geest des geheelen Volks.Ga naar voetnoot45 | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
De illusie de stem van het gehele volk te vertolken, die Konijnenberg zo zorgvuldig had opgebouwd, werd door de pamflettist eenvoudig doorgeprikt. | |||||||||
ConclusieIn dit artikel is inzichtelijk gemaakt dat voor- en tegenstanders van het Ontwerp van Constitutie verschillende strategieën hanteerden. Vanzelfsprekend is het grootste deel van de pamfletten en tijdschriften niet aan de orde gekomen, maar de gebruikte voorbeelden zijn exemplarisch. Waar de tegenstanders vooral de principiële staatkundige en inhoudelijke tekortkomingen van het Ontwerp benadrukten, trachtten de voorstanders de kiesgerechtigden te overtuigen door te wijzen op de pragmatische voordelen van een Ontwerp, ook al was dat Ontwerp niet feilloos. De gematigde voorstanders van het Ontwerp hebben zich echter veel te laat gerealiseerd dat de radicale tegenstanders een enorme voorsprong hadden opgebouwd. De inhaalslag van de proponenten kwam te laat, hun gekozen strategieën werkten onvoldoende. Het feit dat zij de deur op een kier zetten voor aartsvijand nummer 1, de Orangisten, heeft trekken van een wanhoopsoffensief in een verloren wedstrijd. Het Ontwerp werd met 108.761 tegen 27.955 verworpen. De openbare discussie rond het constitutionele referendum markeerde een veranderde verhouding tussen overheid en kiezer tijdens de Bataafse Republiek. Waar tot dit moment het stemgerechtigde volk slechts via getrapte kiesstelsels de juiste vertegenwoordiger op de juiste plaats kon brengen, mocht het nu een inhoudelijk oordeel vellen. Het beïnvloeden van de publieke opinie werd een zaak van gewicht, wat leidde tot een stormachtige en uiterst interessante openbare strijd, uitgevochten in de handelingen van het parlement, in pamfletten en de periodieke pers, met als extreemste voorbeeld de poging van Konijnenburg om zijn Republikein op te voeren als de stem van het gehele volk.Ga naar voetnoot46 De volksraadpleging van 1797 is ook een tamelijk uniek geval, omdat een aanzienlijk deel van de bevolking zijn stem mocht uitbrengen. Hoewel in 1798 en 1801 nog constitutionele referenda zijn gehouden, was in beide gevallen sprake van manipulatie. In 1798 werden kieslijsten gezuiverd van ‘aristocraten’, in 1801 werden niet-stemmers als voorstanders geteld.Ga naar voetnoot47 In 1797 werd er juist veel waarde aan gehecht dat iedereen, ondanks zijn overtuiging, | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
zijn stem kon uitbrengen.Ga naar voetnoot48 Pas in 2005 heeft de Nederlandse politiek het weer aangedurfd een geheel vrij constitutioneel referendum te organiseren. Net als twee eeuwen daarvoor, realiseerden de voorstanders zich ook toen te laat dat de tegenstanders een grote voorsprong hadden opgebouwd. | |||||||||
Over de auteur:Erik Jacobs (1980) promoveert aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar de relatie tussen pers en politiek in de Bataafse Republiek (1795-1802). Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het onderzoeksprogramma The First Dutch Democracy, een door NWO gefinancierd project naar de Bataafse wortels van de Nederlandse democratie, onder auspiciën van prof. dr. N.C.F. Van Sas en prof. dr. W.R.E. Velema. Daarnaast werkt hij aan een database van Bataafse politieke periodieken aan het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, onder leiding van prof. dr. Ida Nijenhuis. Naar verwachting zal zijn proefschrift in de loop van 2013 verschijnen bij Van Tilt in Nijmegen. E-mail: Erik.Jacobs@huygens.knaw.nl. | |||||||||
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
| |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
|
|