De Achttiende Eeuw. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Sofie Cerutti Illegale handel in boeken rond 1791.
| |
[pagina 60]
| |
krant vooral aan Verlems onvoorzichtigheid te wijten dat hij werd opgepakt en niet aan de waakzaamheid van zijn vijanden. Hij zou zelfs van te voren al door regeringsleden gewaarschuwd zijn. De justitie wil wraak nemen en een afschrikwekkend voorbeeld stellen, schrijft de Duinkerksche Historische Courant, en hoewel deze krant niet bepaald objectief te noemen is, zouden deze opmerkingen wel een kern van waarheid kunnen bevatten. Hoewel de prinsgezinden sinds 1787 in de Nederlanden de macht in handen hadden en veel leidende patriotten naar het buitenland gevlucht waren, was de kans op een patriottische opstand in 1791 nog steeds aanwezig. Propagandistische publicaties, die ook na 1787 ondanks zware censuur verschenen, werden door de oranjepartij als een groot gevaar gezien. Boekverkopers als Jan Verlem, die zich bezighielden met het illegaal verspreiden van anti-orangistische lectuur konden op repressieve maatregelen rekenen. Verlem, die al jaren te boek stond als verdacht persoon (in 1785 had de Amsterdamse burgemeester Rendorp al vergeefs een proces tegen hem aangespannen vanwege een beledigend artikel in De Politieke Kruyer), overschreed in september 1791 door het verkopen van Gerrit Paapes biografie van Willem V kennelijk alle grenzen van het voor de overheid toelaatbare.
Verlem was zeker niet de enige boekhandelaar die na 1787 steeds grotere moeilijkheden kreeg. Toch was de straf die hij uiteindelijk zou krijgen uitermate zwaar: zes jaar rasphuis.Ga naar voetnoot6. Was Verlem zo'n exceptioneel geval of was het toeval dat juist hij als afschrikwekkend voorbeeld moest dienen? Telde zijn niet onbesproken voorgeschiedenis mee of was hij werkelijk een belangrijke figuur in een patriottische organisatie - was er in 1791 überhaupt sprake van een organisatie? Of gold de straf eigenlijk Gerrit Paape, was Het leven van Willem V zo opruiend en gevaarlijk dat de verkoper ervan zo zwaar gestraft moest worden? Wat het proces tegen Verlem in 1791 zo interessant maakt, is het feit dat hier verschillende lijnen bij elkaar komen: de schrijvers in Noord-Frankrijk, de patriottische boekhandelaren die nog in de Nederlanden zaten, de contacten die ondanks de risico's bleven bestaan en de boeken die gepubliceerd werden. Hiermee lijkt een illegaal circuit van patriottische schrijvers en uitgevers/boekhandelaren een klein stukje boven water te komen. Paapes wederwaardigheden in ballingschap kwamen in het artikel van Joost Rosendaal in een vorig nummer van De Achttiende Eeuw uitgebreid aan de orde.Ga naar voetnoot7. In dit artikel zal ik aan de hand van het proces tegen Jan Verlem een beeld schetsen van het netwerk van boekhandelaren in de Nederlanden en | |
[pagina 61]
| |
uitgeweken patriottische schrijvers. Ik zal een analyse geven van het boek dat zoveel stof deed opwaaien: Het leven van Willem V. Daarbij zal ik aandacht besteden aan het satirische procédé, aan het beeld dat Paape schetst van Willem V en het standpunt dat hij in deze biografie inneemt. Daarnaast zal ik een beschrijving geven van het proces tegen Verlem in 1791 en zijn verleden als boekhandelaar, tegen de achtergrond van het illegale circuit waarvan zowel hij als Paape deel uitmaakten. | |
Paapes biografie van Willem VHet leven van Willem V verscheen in 1791 bij Pierre la Fage in Duinkerken. De naam van de schrijver stond niet op het titelblad, toch mag op grond van een aantal aanwijzingen in de tekst worden aangenomen dat het Gerrit Paape was. In de eerste plaats is het boek door lezers aan Paape toegeschreven: zijn naam staat op de band van enkele exemplaren.Ga naar voetnoot8. Een tweede - en mijns inziens doorslaggevend - argument is echter dat enkele passages in Het leven van Willem V bijna letterlijk zijn overgenomen uit Paapes Grondwettige Herstelling uit 1787.Ga naar voetnoot9. Bij deze passages wordt in de biografie steeds gemeld dat de woorden van ‘een patriot’ geciteerd worden. Dan zijn er nog allerlei andere stilistische en inhoudelijke aanwijzingen die het auteurschap van Paape aannemelijk maken. Er wordt bijvoorbeeld veelvuldig gebruik gemaakt van dialogen en andere verwijzingen naar theater: onder andere wordt Willem een ‘toneelheld’ genoemd, een personage dat net als iedereen een rol speelt. Deze toneelmatige presentatie alsook de opbouw in veel korte hoofdstukjes komen bij Paape vaker voor.Ga naar voetnoot10. Bovendien vertoont de manier waarop de vorst beschreven wordt overeenkomsten met de manier waarop hoofdpersoon Willem in Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat (1798) opgevoerd wordt. Ook een uitval naar Johan van Hoogstraaten, oud-bestuurslid van het kunstgenootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlijt, was Paape niet vreemd.Ga naar voetnoot11. Al met al lijken er voldoende indicaties te zijn om de vraag naar het auteurschap met redelijke zekerheid te kunnen beantwoorden. De reden dat het boek anoniem verscheen, zou kunnen zijn dat de inhoud van deze biografie wel zo compromitterend was dat Paape zich hiermee niet openlijk wilde verbinden om niet nog meer haat bij zijn tegenstanders te oogsten. Een andere reden kan zijn dat Paape niet de gunst van een grote groep lezers in de Republiek wilde verspelen. Vanaf 1787 waren de meest radicale patriotten naar het buitenland gevlucht en was er langzamerhand een kloof | |
[pagina 62]
| |
ontstaan tussen de ballingen, die nog steeds ongezouten kritiek op de stadhouder uitten, en de thuisblijvers, die zich dit niet konden veroorloven. In de jaren die volgden, vooral na de Franse Revolutie in 1789, was deze kloof eerder groter dan kleiner geworden. Extremistische praat als in Het leven van Willem V werd in 1791 door het publiek in de Nederlanden over het algemeen niet erg meer gewaardeerd.Ga naar voetnoot12.
Het leven van Willem V is een even venijnige als satirische biografie waarin onder het mom van geschiedschrijving een vlammend patriottisch betoog wordt afgestoken en waarin niet alleen van de stadhouder weinig heel wordt gelaten, maar ook de lezer de wind van voren krijgt. De satire zit hem vooral in de wijze waarop gegevens ontleend worden aan een orangistisch krantje op plano formaat, dat kort ervoor was verschenen.Ga naar voetnoot13. Deze ‘biografie’, Oranjes Jubelcourant geheten, beschrijft het leven van Willem V vanaf zijn geboorte tot 8 maart 1791, zijn drieënveertigste verjaardag. Per jaar wordt opgesomd wat Willem en zijn naasten zoal uitvoerden. De vijf kolommen zijn gevuld met staatsbezoeken, feesten, politieke gebeurtenissen en hier en daar een geboorte- of overlijdensbericht. Paape gebruikt dit pamflet als ‘bewijs’ voor zijn onpartijdigheid: door steeds erop te wijzen dat hij gegevens uit een orangistische krant heeft gehaald, presenteert hij zijn boek als een objectieve biografie van Willem V.Ga naar voetnoot14. ‘Wij willen niet partijdig zijn, waarde Leezer! wij willen er zelf den schijn niet van hebben, en daarom zullen wij genoegzaam woordlijk overneemen, het geen de meergemelde Vorstlijke Leevensbeschrijver in zijn Plano Nacourant van de uitsteekenste daaden zijner Doorlugtige Hoogheid vermeld; terwijl gij u volkomen verzekerd kunt houden, dat zo er meer van onzen Willem te zeggen ware geweest, deeze Schrijver er jota noch tittel van overgeslagen zou hebben.’ Een van de heldendaden van Willem V die de schrijver uit de Jubelcourant overneemt: ‘Den 8 Maart, 1759, woonde zijn Doorlugtige Hoogheid het overleveren van den Staat van Oorlog, in de vergadering der Algemeene Staaten, voor het eerste bij, - en, (dit maakt het edele en verhevene van die daad uit, -) plaatste zig, op het verzoek van Hun Hoog Mogenden, in den Stadhouderlijken stoel’.Ga naar voetnoot15. Onder dit mom van onpartijdigheid wordt van Willem geen spaan heel gelaten en steekt Paape een uitermate revolutionair betoog af. | |
[pagina 63]
| |
Willem V komt in deze biografie naar voren als een uitermate zwakke en onbeduidende figuur, een hersenloze dronkelap en hoerenloper. De achtergrond van zijn slechte karakter wordt in de biografie breed uitgemeten: het komt allemaal door zijn opvoeding. Willem is een ‘werktuig’ van zijn voogd Lodewijk, hertog van Brunswijk Wolfenbuttel, die hem na de dood van zijn ouders heeft opgevoed.Ga naar voetnoot16. De hertog ‘bezat een verstand, dat gesleepen was op allerlei listen’, en had ‘de diepste verachting voor de Nederlandsche Natie, met welker Zegeningen hij zig vet mestede’. Tot overmaat van ramp was hij ‘verkogt aan het looze Engelsche Hof, en diende het getrouw, in het verraden van de Nederlandsche belangen.’Ga naar voetnoot17. Willem werd dus door de hertog met strakke Pruisische hand opgevoed en de Engelse georiënteerdheid werd hem met de paplepel ingegoten. Totaal afhankelijk gemaakt van zijn voogd beloofde hij Brunswijk toen hij meerderjarig werd ‘zig in alles blindlings aan zijn raad en welbehaagen te zullen onderwerpen.’ Dit werd vastgelegd in de geheime Akte van Consulentschap.Ga naar voetnoot18. De hertog maakte zich op deze manier meester van het bewind ‘waarin hij te vrijer rondhollen kon, om dat alles wat hij deed, op rekening van Willem kwam, en hij zich buiten alle verantwoording gesteld zag.’Ga naar voetnoot19. Was de basis voor Willems opvoeding door Brunswijk gelegd, die hem onderwees in de ‘oosterse staatkunde’, zijn vrouw Wilhelmina, ‘een Satan onder eene vrouwlijke gedaante’ nam het gezag over de jonge stadhouder van de hertog over en bracht Willem de ‘Pruisische staatkunde’ bij, die op dezelfde lijn lag als die van de hertog.Ga naar voetnoot20. Ook de Machiavelliaanse staatkunde werd niet overgeslagen: opportunisme werd verheven tot norm en Willem werd geleerd dat de individu altijd moet wijken voor de staat, dus de burger moet buigen voor de vorst, en dat het doel dat de vorst zich stelt, de middelen die hij hiervoor nodig acht, heiligt.Ga naar voetnoot21. Paape typeert Willem dus als een werktuig in de handen van Brunswijk en Wilhelmina. Hij is als vorst nutteloos en zelfs schadelijk, maar niet als enige schuldig aan het verval van het vaderland. Hij is eerder ontoerekeningsvatbaar, hij weet niet beter. Regenten die een patriottische overtuiging voorwenden zijn nog erger tirannen dan Willem, en patriotten die zich door die regenten als werktuig laten gebruiken zijn ook schuldig. Het is dus niet | |
[pagina 64]
| |
genoeg om alleen Willem aan te vallen. Alle Nederlanders die niets tegen hem ondernemen, treft in feite schuld.Ga naar voetnoot22.
Het politieke standpunt dat Paape in deze biografie inneemt is radicaalpatriots. Niet alleen de stadhouder, ook de regenten worden aangevallen. In de tijd van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) had nog de haat tegen Oranje overheerst en behoorden tot de patriotten zowel regenten als radicalere burgers. De samenwerking tussen de regenten en de burgers was ontstaan door hun gemeenschappelijke wens, de stadhouder af te zetten. De onderlinge eenheid werd nog versterkt door de tegenwerking die ze van orangistische kant ondervonden. De burgerpatriotten wilden meer invloed op het bestuur en verenigden zich alleen met de regenten omdat de prins hen weigerde te steunen. Zij veronderstelden dat de aristocraten de regering met hen zouden delen als hun gemeenschappelijke doel, het breken van de macht van Willem V, eenmaal bereikt was. Dit bleek een misvatting. De regenten wilden wel met behulp van de burgers de macht van de stadhouder beknotten, maar waren niet van plan hen vervolgens enige bestuurlijke invloed te geven. Begin 1785 was de beweging uiteengevallen in twee groepen: de regenten en de burgers.Ga naar voetnoot23. De woede van de burger-patriotten ten opzichte van de regenten was zo mogelijk nog groter dan hun woede op Oranje: ze voelden zich verraden door hun bondgenoten. Paape was een van de weinigen die zich al in een vroeg stadium openlijk tegen de aristocraten keerden.Ga naar voetnoot24. Hij pleitte ervoor, dat de burgers zich zouden verenigen en wapenen. Ook in Het leven van Willem V geldt de aanval niet alleen Willem, maar tevens de regenten: ze verraden de burgers doordat ze zich onder het mom van gelijke overtuiging bij hen aansluiten, om Willem van de troon te stoten, zelf de macht naar zich toe te trekken en hen vervolgens te laten vallen. De Oranjehaat van hún kant doet afbreuk aan de goede zaak: van de verbetering van de maatschappij die ze beloven als Willem eenmaal zal zijn afgezet, zal niets komen. De regenten zullen nog ergere tirannen zijn. Het volk zal - teleurgesteld - het vertrouwen in álle patriotten (dus ook in de burgers, de oprechte vaderlanders) verliezen. Paape voorspelt dat als Oranje toch zal blijken te winnen, die regenten zullen | |
[pagina 65]
| |
overlopen en de burgers in de steek laten, omdat ze liever onder het juk van Oranje dan onder dat van burgers gebukt willen gaan.Ga naar voetnoot25. Behalve dit verraad door de regenten is volgens Paape een andere reden voor de mislukking van de burgerbeweging, dat er ook onder de burgers geen echte eenheid is. Ze verenigen zich in de burgerkorpsen, maar er is geen algemeen ontwerp, geen onderwijs, geen eenduidige informatie. Daarom is er verdeeldheid tussen en binnen de korpsen. Bovendien heeft Willem overal verraders, die onenigheid en verwarring stichten en die zelfs mee naar Frankrijk vluchten ‘om onzen Held verder ten dienst te staan; daar men ondertusschen niet vergeeten heeft, om hen, in Vrankrijk, goede Pensioenen te bezorgen.’Ga naar voetnoot26. Paapes doel is de lezers te overtuigen dat het met het vaderland nooit goed zal komen zolang Willem V aan het hoofd staat. Ook waarschuwt hij voor de regenten, die geen betrouwbare bondgenoten voor de burgerpatriotten zijn. De lezers worden heel direct aangesproken en medeverantwoordelijk gesteld voor het verval van het vaderland: ‘De Troon is de bron van meest alle uwe rampen en onheilen, en de grootste uwer rampen is, dat gij ten allen tijden en nog, het Vorstlijk gezag, niet slegts in stand houd, maar het met al uwe vermoogens voorstaat en verdedigt.’Ga naar voetnoot27. Diegenen onder de lezers die zichzelf tot de trouwe vaderlanders rekenen, worden in Het leven van Willem V opgeroepen om de ogen te openen en iets aan dit schandalige bewind te doen. Terwijl de Jubelcourant nogal abrupt eindigt in 1791, het jaar van uitgave van het pamflet, eindigt Het leven van Willem V middenin de bloedige Pruisische interventie van 1787 om te benadrukken dat de lezers actie zullen moeten ondernemen tegen deze tiran: ‘Uwe herstelling hangt van u zelve af! Weest niet langer lafhartig, maar neemt het besluit, om vrij te zijn of te sterven! Een leven onder de geweldnaarijen van Oranje is erger dan de dood! Indien gij waarlijk vrij wilt weezen, - toont het door daaden, en de God van Vrijheid en van Recht zal uw Helper zijn.’Ga naar voetnoot28.
Of Het leven van Willem V inderdaad de voor Paape gewenste uitwerking had, is een vraag die onbeantwoord blijft. Werd het boek in de Nederlanden, waar dergelijk radicalisme weinig meer te vinden was, niet te schokkend gevonden, zelfs door mensen die sympathiseerden met de patriotten? Het stuk verwierf in elk geval het epitheton ‘hemeltergend’,Ga naar voetnoot29. waarschijnlijk niet zozeer door de denkbeelden op zich (die waren niet volkomen nieuw) maar door de weinig genuanceerde manier waarop die verwoord werden. | |
[pagina 66]
| |
Ook onduidelijk is, of het boek veel mensen bereikt heeft en hoe het proces tegen boekverkoper Jan Verlem de verkoop van en de reacties op het boek beïnvloed heeft. Het kan zijn dat het lot van Verlem de andere boekverkopers zo afgeschrikt had, dat Het leven van Willem V praktisch nergens meer te koop was. Aan de andere kant verwierf het boek misschien juist meer bekendheid in het kielzog van het proces tegen Verlem, dat door velen met spanning werd gevolgd, en kan juist het verbod op dit boek ervoor gezorgd hebben dat de vraag ernaar steeg. | |
Het proces tegen boekverkoper Jan VerlemDe in Amsterdam geboren Jan VerlemGa naar voetnoot30. was boekverkoper, uitgever van romans, toneelstukken, almanakken en pamfletten en redacteur van beruchte periodieken als De Politieke Kruyer en de Diemer of Watergraafmeersche Courant.Ga naar voetnoot31. Behalve met Jan Christiaan Hespe en Hermanus Koning werkte hij samen met Amsterdamse boekverkopers als Dirk Schuurman (de uitgever van de Nederlandsche Courant), Hendrik van Wesel en Izaak de Jongh. Hij deed bovendien zaken met diverse andere boekhandelaren in andere steden: Krap en de Leeuw in Dordrecht (voorheen Rotterdam), Leeuwenstijn in Den Haag, Jacob Bronckhorst in Rotterdam en De Wildt en Altheer in Utrecht. In 1785 waren Verlem en Hespe al in een proces verwikkeld geraakt. Ze waren aangeklaagd door de Amsterdamse burgemeester Rendorp vanwege een artikel in De Politieke Kruyer, waarin Rendorp persoonlijk werd aangevallen.Ga naar voetnoot32. Hij had begin 1784 al tegen hen willen procederen naar aanleiding van nummer 83 van het blad (november 1783), maar dit was hem toen afgeraden door hoofdofficier Willem Cornelis Backer, een familielid van Rendorp. In april 1785 zette hij wel door. Verlem en Hespe werden kort na elkaar opgepakt. Wekenlang was over dat proces geschreven, natuurlijk in De Politieke Kruyer, maar ook in andere kranten, onder andere in de Nederlandsche Courant, de Hollandsche Historische Courant, de Leydsche Courant, en De Post van den Neder-Rhijn.Ga naar voetnoot33. Het publiek volgde de zaak op de voet en | |
[pagina 67]
| |
protesteerde hevig, aangemoedigd door de kranten. Uit angst voor een opstand - de patriotten waren in Amsterdam in 1785 al een partij om rekening mee te houden - durfde men niet te streng te straffen. Verlem en Hespe kregen de gelegenheid om zich te verdedigen en uiteindelijk werd ze slechts enkele dagen hechtenis en een boete van 3000 gulden opgelegd. Rendorp bereikte eigenlijk het tegendeel van wat hij had willen bereiken: Verlem en Hespe werden door het volk als helden ontvangen toen ze na drie dagen uit de gevangenis kwamen. Ze werden het middelpunt van politieke demonstraties. De boete werd door burgers bijeengebracht. De Politieke Kruyer bleef gewoon verschijnen. De affaire was dus betrekkelijk goed afgelopen, maar Verlem stond sindsdien wel in een bijzonder slecht blaadje bij de autoriteiten. In 1787 werd de patriottische revolutie door de Pruisen onderdrukt en Verlem vluchtte zoals vele opstandelingen naar het buitenland. Vanaf oktober 1787 verbleef hij in Keulen, Hamburg, Antwerpen en Brussel, maar keerde in tegenstelling tot de meeste anderen al vrij snel weer naar Amsterdam terug, in mei of juni 1790. Daar ging hij zo goed en zo kwaad als het ging door met het uitoefenen van zijn beroep. De patriotten bleven actief, zij het minder openlijk. De ballingen zochten elkaar op in het buitenland (groepen Nederlandse patriotten vormden kolonies in onder andere Duinkerken en St.-Omaars) en hielden contact met de thuisblijvers. Er bleven boeken en pamfletten verschijnen, die illegaal en meestal anoniem werden uitgegeven en naar de Nederlanden vervoerd. Daar werden ze verspreid, verkocht, herdrukt en gelezen. Patriottische boekhandelaren binnen de Nederlanden kenden elkaar, wisselden onderling inlichtingen uit, stuurden partijen boeken door en hielden elkaar zonodig de hand boven het hoofd. En dit was vaak nodig: de oranjepartij was zich er zeer van bewust dat met het vertrek van de meeste patriotten naar het buitenland het gevaar nog niet geweken was en hield zich vast aan een strenge censuur. De verspreiding van anti-orangistisch werk werd zwaar bestraft. De verboden patriottische lectuur die Verlem uit Duinkerken kreeg, vaak via bevriende boekhandelaren die als tussenpersoon optraden, liet hij eventueel ergens herdrukken. Daarna verkocht hij deze boeken zelf en stuurde ze door naar andere betrouwbare boekverkopers. Het leven van Willem V legde een dergelijke weg af. In Duinkerken geschreven door Gerrit Paape en uitgegeven door Pierre la Fage, werd het via Brabant en Rotterdam naar Amsterdam vervoerd,Ga naar voetnoot34. waar Verlem het verkocht en verspreidde, althans tot die bewuste 16 september 1791, de dag dat hij werd opgepakt.
Tussen 16 september, de dag dat hij werd opgepakt, en 6 december, de dag dat zijn vonnis werd uitgesproken, is Verlem elf keer ondervraagd door | |
[pagina 68]
| |
verschillende officieren en schepenen.Ga naar voetnoot35. Verder zijn de knecht Tiedeman en de mathematicus A.B. Strabbe, die voor Verlem corrigeerde, ondervraagd, en Marie Josephe Fievez, die met deze zaak slechts zijdelings te maken had. Zij woonde bij Verlem in huis en werd ervan verdacht de heer Jean Henri des Villates (of Vilattes) uit de gevangenis te hebben willen helpen ontsnappen. Het eerste verhoor met Verlem is op 16 september. Hij zegt slechts dertien exemplaren van Het leven van Willem V te hebben gehad; deze had hij in zijn winkel gevonden. Op 21 september wordt Tiedeman ondervraagd. Hij verklaart dat op zondag 11 september een partij van honderd exemplaren van dit boek uit Rotterdam gekomen was en dat Verlem toen de stad uit was. Hij heeft het aangenomen, er zat een commissiebriefje bij van uitgever Pierre la Fage. Hij heeft 25 exemplaren met toestemming van de vrouw van Verlem naar de binder gebracht, die maandagmorgen twaalf exemplaren gebonden heeft teruggebracht, en 's middags de andere dertien. Die had hij in het portaal neergelegd, wat er daarna mee gebeurd is, zegt Tiedeman niet te weten. Woensdagmorgen kwam Verlem terug, die de zaterdag ervoor was vertrokken naar Harderwijk, Zutphen en Arnhem. Op 20 en 22 september wordt Fievez verhoord over haar visites aan Des Villates in Den Haag, die ze uit de gevangenis wilde helpen ontsnappen door met hem van kleren te wisselen. Ze ontkent dat Verlem er iets van wist, hoewel zijn vrouw een keer met haar mee naar Den Haag was gegaan. Verder was een aantal exemplaren van Het leven van Willem V bij haar gevonden, naar haar zeggen had mevrouw Verlem haar gevraagd die exemplaren mee te nemen. Deze Villates was begin september 1788 gearresteerd in Hillegom op verdenking van samenzwering tegen de regering. Hij werd ontheven uit zijn ambt (‘Secretaris der Desolate Boedel Kamer te Amsterdam’), kreeg vijfentwintig jaar gevangenisstraf en werd daarna eeuwig verbannen. In de Gevangenpoort in Den Haag ontmoette Des Villates J.E. de Witte, die in zijn autobiografie Fragmenten uit de roman van mijn leven opmerkelijke details over hun gevangenschap vermeldt.Ga naar voetnoot36. De Witte bracht zijn tijd aangenaam door met zijn vriendin Marie van Zuylekom. Des Villates raakte bevriend met een vriendin van haar, Cornelia Lubertina van der Weyde, die zich volgens De Witte jarenlang liet opsluiten om bij haar geliefde te kunnen zijn. In gevangenschap schreven ze samen Henry en Louize. Ze trouwden toen hij in 1795 vrij kwam.Ga naar voetnoot37. | |
[pagina 69]
| |
Volgens De Witte was Des Villates behoorlijk rijk, zodat hij een betrekkelijk grote mate van vrijheid kon verkrijgen. Uit de verhoren met Fievez blijkt dat zij Des Villates geld gebracht heeft. Er wordt gesuggereerd dat hij haar heeft geschreven naar wie ze toe zou kunnen gaan om geld voor hem te vragen, maar Fievez verklaart dat ze Des Villates alleen haar eigen spaargeld heeft gegeven.
De volgende dag, 23 september, worden Tiedeman en Verlem weer ondervraagd. Tiedeman wordt gevraagd naar een octavo boekje uit Verlems winkel, waarin verzendingen van boeken staan, die Verlem niet in zijn gewone boek wilde zetten. In dat boekje, waarin ook Tiedeman en de vrouw van Verlem geschreven hadden, stonden onder andere exemplaren van Het leven van Willem V genoteerd, die door hem en andere knechten naar klanten waren gebracht. Ook wordt hem gevraagd naar de mensen die bij Verlem inwoonden: de heren Van Hee, Valk en d'Arpé, en mevrouw Fievez. Van deze laatste wordt nog gevraagd of ze wel eens naar Den Haag ging en of ze voor Verlem werkte. Tiedeman weet van niets. Verlem wordt gevraagd naar de vorige keer dat hij veroordeeld was (6 mei 1785, in verband met De Politieke Kruyer) en over zijn verblijf in het buitenland: wanneer is hij vertrokken en waar is hij al die tijd geweest? Verder komt een aantal posten in zijn kladboek ter sprake, waarin de titel Het land der bedrogenen den 2. deel voorkomt, waarvan hij in juni van Krap en De Leeuw uit Dordrecht een partij had toegestuurd gekregen.Ga naar voetnoot38. Verlem erkent nu dat hij meer dan dertien exemplaren van Het leven van Willem V had gevonden bij zijn thuiskomst. Er wordt gevraagd waar de exemplaren zich van dag tot dag bevonden hebben. Net als aan Tiedeman worden nu aan Verlem vragen gesteld over het octavo boekje en over de personen die bij hem in huis wonen, met name mevrouw Fievez. Op 27 september geeft Verlem toe dat hij de verkochte exemplaren van Het leven van Willem V persoonlijk in een envelop heeft gedaan en verpakt. Hij zegt dat alleen gedaan te hebben om de boekjes niet door de knechts te laten bevuilen en om geen enkele andere reden. In een tweede verhoor op dezelfde dag wordt hem gevraagd waarom hij de in het octavo boekje gestelde posten niet in zijn gewone boek durfde zetten en waarom dat boekje niet bij zijn gewone boek bewaard werd. Verlem zegt dat de boeken die los verkocht werden in zijn octavo boekje geschreven werden, en dat het een heel klein boekje was, dat gemakkelijk kwijt zou kunnen raken en daarom op een andere plaats lag. Vervolgens worden vragen gesteld over twintig exemplaren die hij donderdag, de dag voor zijn gevangenneming, naar de binder gebracht heeft en over | |
[pagina 70]
| |
het aantal exemplaren dat hij al verkocht heeft. Waarom heeft hij bij het eerste verhoor voorgegeven slechts dertien exemplaren te hebben ontvangen? Verlem antwoordt dat hij zo aangedaan was dat hij van schrik niet meer wist wat hij deed. Op de vraag of hij toen niet al inzag dat hij verkeerd gehandeld had door die boekjes te verkopen en daarom had gelogen, zegt hij dat hij dat toen niet had begrepen, maar dat nu uit de gevolgen wel inzag. Andere titels die Verlem blijkens het octavo boekje in huis moet hebben gehad, zijn Het land der bedrogenen, waarvan hem 150 exemplaren geleverd zijn, en De eer der Nederlandsche patriotten verdeedigd door een gezelschap christenen &c., waarvan Verlem een partij van 300 of 400 heeft gekregen, uit Duinkerken via Rotterdam.Ga naar voetnoot39. Hij zegt eerst dat hij dit laatste werkje niet heeft laten nadrukken, maar als hem het in zijn winkel gevonden proefblad wordt getoond, moet hij wel toegeven dat dit wel het geval is geweest. Zijn medewerker Strabbe heeft dit werk gecorrigeerd, zo blijkt op 4 oktober. Volgens Verlem was er slechts één nadruk. Op 5 oktober wordt Strabbe ondervraagd, die zo nu en dan boeken corrigeert voor diverse boekverkopers. Hij geeft toe het genoemde boek voor Verlem te hebben gecorrigeerd. Verder heeft hij alleen een almanak en wat stukken van De Politieke Kruyer voor hem gecorrigeerd, als Hespe de stad uit was. Op 6 oktober wordt Fievez weer verhoord. Er is sprake van een brief van H. Leeuwesteyn uit Den Haag aan Verlem. Tijdens haar andere verhoren komt Verlem niet meer ter sprake, er wordt alleen over de zaak-Villates gesproken. Zij wordt op 6 december vrijgesproken. Tijdens het volgende verhoor met Verlem, op 12 oktober, wordt hem gevraagd of hij echt niets wist van het contact tussen Fievez en Des Villates en waarom hij op haar verzoek aan Leeuwenstijn geschreven heeft. Hij zegt dat Fievez hem had gevraagd te schrijven om het adres van de cipier en dat hij er verder niets van weet. Op dezelfde dag wordt Tiedeman weer ondervraagd over Het land der bedrogenen, waarover hij niets anders zegt dan Verlem al gedaan heeft, behalve dat hij op de vraag wie het boek geschreven of uitgegeven heeft, zegt dat hij dat niet weet, maar dat zekere Gerrit Paape veel voor Krap en De Leeuw te Dordrecht geschreven heeft. Op 24 oktober volgt weer een verhoor met Verlem, waarin een aantal titels genoemd wordt van boeken die bij hem gevonden zijn. Hij houdt zich op de vlakte en zegt niets zeker te weten, niet wie Pierre la Fage is, niet hoe hij aan allerlei boeken komt. ‘Rapporten van Rendorp over de staat’ denkt hij van De Wildt en Altheer te Utrecht gekregen te hebben.Ga naar voetnoot40. Bij De Visser in Utrecht | |
[pagina 71]
| |
heeft hij De verdediging van Hoevenaar laten drukken.Ga naar voetnoot41. In maart heeft hij van ‘P. de la Croix te D...’ 200 exemplaren van Aanmerkingen op de Bededagsbrief gekregen.Ga naar voetnoot42. Op de vraag of hij de prent Het Geldersche Zwijn heeft verkocht, durft hij niet te antwoorden.Ga naar voetnoot43. Er wordt een brief genoemd van 9 november 1789 waarin gesproken wordt over een betaling van 55 gulden aan Paape, voor het schrijven van Debora en Barak. Vervolgens komt een boekje ter sprake met de titel Vaderlandsche Gezangen, met een keeshondje als vignet.Ga naar voetnoot44. Verlem zegt hier niets van te weten, en ook niets van liederen die hij bij P. Kruyt zou hebben laten drukken. Op 1 november wordt Verlem aan de tand gevoeld over een kwarto winkelboekje uit 1787, waarin een aantal notities voorkomt over Willem de wraakgierige,Ga naar voetnoot45. en de prent Het Geldersche Zwijn. Verlem weet wederom van niets. Er blijkt dat hij in 1788 Lotgevallen der Burgers aan een schipper had meegegeven, een boek waarvan hij geweten moet hebben dat het verboden was, want het briefje van de overheid hierover werd bij hem thuis gevonden.Ga naar voetnoot46. Ook in 1790 had hij samen met Reinier Doll Timman (de boekverkoper met wie hij in 1795 De Domkop, of nationaal volksboek zou uitgeven) stukken, waarvan hij wist dat ze verboden waren, aan verschillende schippers ter verzending meegegeven. Verlem zegt daar even niet aan gedacht te hebben, het helemaal niet gedaan te hebben, of de stad uit te zijn geweest. Hij geeft wel toe dat hij een correspondent onder de naam Samedie kent, namelijk Gerrit Paape.Ga naar voetnoot47. Hijzelf wordt wel eens (maar niet vaak, zoals hij zegt) Jan Voerman genoemd. Hij houdt vol niets van de Vaderlandsche Gezangen met het keeshond-vignet te weten, hoewel uit een brief van mei of juni 1791 blijkt dat hij dergelijke exemplaren aan andere boekverkopers heeft gestuurd: Keel en Wetten in Middelburg en Van Thoorn in Zierikzee.Ga naar voetnoot48. Dat waren andere | |
[pagina 72]
| |
gezangen, zegt hij, de exemplaren met de keeshond kent hij niet en hij weet ook niet hoe ze bij hem thuis kwamen. Er wordt gevraagd of hij pakken boeken bij anderen ondergebracht heeft, bij Evert van Marre bijvoorbeeld. Verlem zegt dat daar alleen exemplaren van De verdediging van Hoevenaar waren, van de aanwezigheid daar van een pakket met Het leven van Willem V weet hij niets. Hij ontkent donderdagmorgen 15 september zelf 25 exemplaren bij Van Marre gebracht te hebben; hij ontkent ook vijf exemplaren aan zijn vrouw gebracht te hebben, maar geeft toe dat hij twintig stuks naar de binder heeft gebracht. Wie de laatste post in zijn kladboek, een aanname van Jan van de Berg, heeft geschreven, weet hij niet, hij denkt Jan van de Berg zelf. Ook op de vraag of die man echt naar Duinkerken is vertrokken, moet hij het antwoord schuldig blijven. Ook bij zijn verhoor op 9 november blijft Verlem volhouden dat hij de exemplaren van Het leven van Willem V niet van elders heeft gehaald op 15 september, hoewel er steeds meer aanwijzingen tegen hem zijn. Hij zegt wel eens boeken bij Van Marre gebracht te hebben, onder andere Psalm 82,Ga naar voetnoot49. en Het juygend Oranjehuys uit Duinkerken, De gevonden brief tusschen Utregt en Amersfoort en Aan het volk van Nederland.Ga naar voetnoot50. Hij zegt niet te hebben geweten dat zelfs het bezitten van deze laatste twee boeken ten strengste verboden was, en houdt vol dat hij de exemplaren van Het leven van Willem V niet uit veiligheidsoverwegingen bij Van Marre had ondergebracht, en dat hij zelfs niet wist dat ze daar waren. Als ze weer op de Vaderlandsche Gezangen terugkomen, zegt hij dat P. Kruyt wel iets dergelijks heeft gedrukt, maar hij weet niet of dat de bedoelde gezangen, namelijk die met het keeshondvignet zijn. Zelfs als de binder, Jacobus de Beer, getuigt tegen Verlem, zegt hij nog dat hij een dergelijk vignet niet heeft gezien, omdat hij het pakket met veel haast had verzonden. De schrijver van deze liederen is dezelfde persoon als de vroegere debiteur in Amsterdam van de Diemer- of Watergraafmeersche Courant, dit geeft hij wel toe.Ga naar voetnoot51. | |
[pagina 73]
| |
Strabbe wordt op dezelfde dag ook weer verhoord. Hij verklaart eerst dat niemand anders dan Verlem hem proefbladen van De eer der Nederlandsche patriotten heeft gegeven. Hij geeft toe buitenlandse gedrukte stukken voor de Diemer- of Watergraafmeersche Courant te hebben vertaald of verkort, toen deze nog door Verlem werd uitgegeven, en ook een en ander voor De Politieke Kruyer. Hij zegt de Vaderlandsche Gezangen niet gecorrigeerd te hebben, maar Verlem had hem dat boek wel laten zien. Strabbe zou hem gezegd hebben dat hij het vreemd vond, dat hij zulke vodden, die nog meer verbittering veroorzaakten, uitgaf. Verlem had hem geantwoord, dat hij het sterkste dat er was nog wel wilde uitgeven, want dat hij ze de stad uit stuurde en er geen in zijn huis hield. Ook Verlems andere medewerker Tiedeman legt op 10 november een voor Verlem zeer belastende getuigenis af, terwijl hij zichzelf van elke betrokkenheid vrij wil pleiten. Hij verklaart namelijk dat Verlem de bedoelde Vaderlandsche Gezangen inderdaad uitgegeven en verzonden heeft, maar zegt er zelf helemaal niets mee te maken te hebben gehad. P. Kruyt is vermoedelijk de drukker van het bewuste stuk geweest. Of Verlem ooit nog andere vaderlandse gezangen heeft uitgegeven, weet hij niet. heeft De eer der Nederlandsche patriotten is door Antonius Rymer herdrukt, de proeven zijn door Strabbe gecorrigeerd. Later (11 januari 1792) zou Rymer verklaren dat hij wel voor Verlem gewerkt heeft, maar dat hij dit werk nooit gedrukt heeft. Dan wordt op 28 november Strabbe opnieuw ondervraagd over dit werk. Wie de schrijver is weet hij niet. Verlem liet het nadrukken, vermoedelijk bij Rymer, omdat het anders te lang zou duren voor hij nieuwe exemplaren uit Duinkerken zou krijgen. Strabbe houdt vol slechts vertaal- en correctiewerk voor de Diemer- of Watergraafmeersche Courant te hebben gedaan. De rest deed Hermanus Koning. Ook in het huis van Strabbe zijn streng verboden boeken gevonden: behalve de al genoemde titels onder meer Brief van een gezelschap Christenen aan de opstellers van de Bededagsbrief en De mond der Nederlandse onpartijdigheid gestopt.Ga naar voetnoot52. Hij zegt dat hij ze van Verlem had gekregen of gekocht, of dat deze ze per ongeluk had laten liggen. Hij dacht dat het verbod alleen boekverkopers betrof, hij wist niet dat hij ze niet bij zich mocht houden. Op 29 november wordt Verlem voor de laatste maal verhoord. Er worden vragen gesteld over de Vaderlandsche Gezangen, over de gravure van de keeshond, over Kruyt en over allerlei andere boeken die bij hem thuis gevonden zijn, maar Verlem zegt zich geen naam, geen datum en geen titel te kunnen herinneren. Op 6 december wordt zijn vonnis uitgesproken: zes jaar Rasphuis en verbanning ten eeuwigen dagen. De schandelijke libellen, boeken en koperplaten worden geconfisceerd. Op 8 december wordt Strabbe voor de tijd van | |
[pagina 74]
| |
vier jaar uit Holland en Westfriesland verbannen. Tiedeman moet acht dagen op water en brood zitten. De Duinkerksche Historische Courant schrijft: ‘Het schijnt, dat men niet tot lijfstraf heeft durven besluiten, om niet al te veel verbittering te veroorzaken, en dat men, aan den anderen kant, uit vrees voor ongenade van het Hof, niet heeft kunnen goedvinden, hem zachter te behandelen.’ Ze hebben hem ook nog geruïneerd, en voor zijn vrouw en kinderen niets overgelaten. ‘De Justitie [...] is als het graf, dat wel verzwelgt, maar nimmer iets te rug geeft.’Ga naar voetnoot53.
Verlem had zijn nek dit keer te ver uitgestoken. Waarschijnlijk mede door de affaire een aantal jaren eerder rond De Politieke Kruyer, die Rendorp zeker nog niet vergeten was, werd hij in 1791 verre van mild behandeld. In 1785 was het onder andere door de vele publiciteit en de publieke belangstelling te riskant geweest voor de overheid om Verlem en Hespe al te zwaar te straffen. In 1791 lagen de zaken anders: het grootste deel van de radicale patriotten was naar het buitenland gevlucht en de vrijheid van drukpers was steeds meer ingeperkt. Over het oppakken van een boekverkoper werd lang niet zoveel ophef gemaakt als in 1785. De zwaarte van het vonnis was wel opzienbarend en schoot velen in het verkeerde keelgat. Behalve Verlems niet onbesproken voorgeschiedenis als uitgever/ boekhandelaar zal bij zijn veroordeling de aard van het boek waar het om ging hebben meegespeeld. Het leven van Willem V was, in een tijd dat er zware censuur op patriottische lectuur rustte, een uitgesproken revolutionair werkje, dat de lezers opriep zo snel mogelijk een eind te maken aan Oranjes bewind. De schrijver mocht dan veilig in Duinkerken zitten, degene die het boek verkocht of distribueerde kon verwachten dat bij ontdekking een flinke straf wachtte. Daarbij blijkt uit de verhoren dat dit niet het enige werk was dat Verlem verkocht dat niet door de orangistische beugel kon. In zijn winkel waren onder meer exemplaren van Aan het volk van Nederland en Brief over de waare oorzaak van 's lands ongeval aangetroffen, misschien wel de meest extreme anti-orangistische pamfletten die in omloop waren. Het is niet duidelijk of de overheid tot in dergelijke details op de hoogte was van Verlems bezigheden, maar dat Het leven van Willem V niet het eerste of enige verboden boek was dat hij verkocht, zal ook voor hij was gearresteerd en men inzage had in zijn gewone en bijzondere kasboekjes duidelijk geweest zijn.
Naar aanleiding van het proces verscheen begin 1792 het anti-patriottische toneelstuk Jan Zwynenburg.Ga naar voetnoot54. In dit stuk komen Paape, Wybo Fynje, ‘'t oude en 't jonge Hoen’ (Pieter 't Hoen en zijn zoon), en de boekverkopers ‘Dirk | |
[pagina 75]
| |
Schuurzand’ (Schuurman), ‘Rokbelyn’ (?), ‘Jan Park’ (Krap), ‘Jean de Lion’ (De Leeuw), ‘Koos Horrel’ (Jacob Bronkhorst), en ‘Leeuwenburg’ (Leeuwenstijn) incognito bij Jan Zwynenburg (Verlem) op bezoek, het ‘hoofd der patriottische libeldrukkers’, die pas terug is in Amsterdam. Het leven van Willem V wordt hierin niet met name genoemd, maar er wordt gesproken over een ‘Hemeltergend stuk’, waarvan Fynje en Paape de manuscripten uit Duinkerken via Brabant naar Verlem hebben gestuurd en die Paape ‘vry veel bekommering hebben gebaard.’Ga naar voetnoot55. Het genoemde boek is volgens dit toneelstuk elders gedrukt. Verlem heeft dit heel omzichtig door ‘juffrouw Canteloup’ laten doen, de veelgeprezen ‘Commissaale en Correspondente’ van Verlem.Ga naar voetnoot56. Ook worden De eer der Nederlandsche patriotten en Aan het volk van Nederland genoemd. Het eerste in verband met Strabbe, die in dit stuk volgens Verlem te laf is om mee te werken aan de herdruk en verspreiding hiervan. Hij laat dit stuk bij Rymer herdrukken, via zijn knecht en zonder Strabbes medeweten. Het tweede boek wordt genoemd in verband met Bronckhorst en De Leeuw, die het herdrukt hebben. De ‘patriottische libeldrukkers’ worden in dit toneelstuk als dronkelappen en rokkenjagers afgeschilderd, die bijzonder extremistische taal uitslaan en zeker niet uit idealisme maar uit pure geldzucht spotprenten en ‘paskwillen’ produceren. Jan Zwynenburg spant natuurlijk de kroon en triomfantelijk meldt de schrijver aan het eind van het boek dat hij in het tuchthuis wordt opgesloten.
De zes jaar die Verlem kreeg heeft hij niet helemaal uitgezeten. Uiteindelijk kreeg hij 2 jaar, 10 maanden en 6 dagen ‘afslag van tijd’.Ga naar voetnoot57. Hij kwam in januari 1795 vrij, kort voordat ten gevolge van de Bataafse revolutie de gevangen patriotten bevrijd werden.Ga naar voetnoot58. Bij thuiskomst (van verbanning was natuurlijk geen sprake meer) trof Verlem zijn vrouw en winkel in erbarmelijke toestand aan. Maar hij ging door met zijn werk: in april bood hij samen met Mr. Gerard Cornelis Harger, die hij in het rasphuis had ontmoet, een rekwest aan de ‘Burgers representanten van het volk van Amsterdam’ aan. Onder het pseudoniem J.V. van Essen gaf hij in dat jaar Aan het volk van Nederland opnieuw uit.Ga naar voetnoot59. | |
[pagina 76]
| |
Samen met Doll Timman gaf hij De Domkop uit, waarover in december 1795 nog wat consternatie was rond een advertentie in nummer 100 die beledigend gevonden werd. Hoewel Verlem en de uitgever en redacteur zich in de volgende nummers distantieerden van deze dubieuze advertentie, moest Verlem in het openbaar excuus vragen en het stuk eigenhandig verscheuren en vertrappen.Ga naar voetnoot60. Uit de reactie van de uitgever in nummer 101 blijkt overigens, dat Verlem naast zijn boekhandel op dat moment een baantje als ruiterwachter had. In 1795 verscheen een heruitgave van Het leven van Willem V,Ga naar voetnoot61. min of meer geactualiseerd door de laatste pagina wat aan te passen en er zes aan toe te voegen, over de bevrijding door het Franse leger van de Nederlanden en de vlucht van Willem V naar Engeland. De functie van het boek was echter door de veranderde politieke situatie in 1795 ook veranderd. Was de tegenstelling orangisten - staatsgezinden in 1791 actueel, in 1795 was Oranje afgezet en ging de strijd binnen de patriottenbeweging in de Nederlanden tussen de gematigde federalisten, die een republiek gebaseerd op de oude federale verhoudingen met veel soevereiniteit voor de afzonderlijke gewesten wilden, en de veel radicalere unitarissen, die een eenheidsstaat op Franse leest geschoeid voorstonden. Volgens de unitarissen waren de federalisten uitermate reactionair en zouden zij met behoud van de oude federale verhoudingen uiteindelijk aansturen op herstel van het Oranjehuis. Tegen die patriotten was de heruitgave van Het leven van Willem V dan ook gericht. Op 1 januari 1797 verkocht Verlem zijn boekwinkel met alle gereedschappen, winkelwaren en verdere toebehoren voor f1200,- aan Jan Greeven, die nog één jaar onder de firmanaam Jan Verlem & Comp. boeken uitgaf en verkocht.Ga naar voetnoot62. Verlem bleef echter boekhandelaar, of werd dat opnieuw, zo blijkt uit een enquête uit 1811. Vanaf 5 februari 1811 was het aantal boekhandelaren aan een maximum gebonden en werd van overheidswege bepaald wie mocht blijven. Ondanks zijn baan als ruiterwachter bleef Verlem kennelijk ook boekhandelaar.Ga naar voetnoot63. Hij heeft deze beroepen blijkbaar een tijd lang gecombineerd, in ieder geval in 1795 en in 1811. Op zijn overlijdensakte uit 1823 wordt slechts het beroep ‘Ruiterwagt aan het Stadhuis’ vermeld. Een weinig eervol einde voor een eens zo bevlogen patriottische boekhandelaar.Ga naar voetnoot64.
De gegevens die uit de reeks verhoren met Jan Verlem naar voren komen, laten waarschijnlijk niet veel meer dan het topje van de ijsberg zien van het | |
[pagina 77]
| |
patriottische netwerk van boekhandelaren in de Nederlanden en daarbuiten. Toch is het een relatief rijke bron, in de eerste plaats omdat de gegevens uit de verhoren betrekkelijk objectief zijn. De weinige andere bronnen die tot onze beschikking staan, zijn vaak wel heel sterk gekleurd: de Duinkerksche Historische Courant maakt een martelaar van Verlem, in het toneelstuk Jan Zwynenburg wordt van hem het beeld gegeven van iemand zonder enige politieke overtuiging, die alleen zijn financiële belangen laat meetellen. In de tweede plaats wordt een hele reeks namen en titels genoemd die op deze manier met zekerheid met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Dit boek was kennelijk over Brabant en Rotterdam naar Amsterdam gekomen; wie de tussenpersonen waren is niet duidelijk (Jacob Bronckhorst was Verlems ‘Rotterdamse connectie’, maar aanwijzingen voor zijn medewerking aan het verspreiden van dit boek zijn er niet). In de verhoren wordt Het land der bedrogenen genoemd, dat uit Duinkerken via Krap en De Leeuw in Dordrecht naar Amsterdam was gesmokkeld, en De eer der Nederlandsche patriotten verdedigd, dat uit Duinkerken via Rotterdam naar Verlem was gestuurd. Verder worden de namen van de drukkers A. Rymer en P. Kruyt (Amsterdam) en L. de Visser (Utrecht) genoemd, en de namen van onder anderen de boekverkopers Leeuwenstijn uit Den Haag, De Wildt en Altheer in Utrecht, P. de la Croix uit Duinkerken, Keel en Wetten in Middelburg en Van Thoorn in Zierikzee. E. de Marre heeft hand- en spandiensten voor Verlem verricht, net als A.B. Strabbe. Er bestond dus kennelijk een wijd vertakt netwerk van patriottische schrijvers, uitgevers, drukkers en boekhandelaren in Nederland en het buitenland, dat de productie en verspreiding van patriottische boeken in de Nederlanden mogelijk bleef maken. In dit netwerk moet Verlem een belangrijke schakel zijn geweest. Ten eerste was deze biografie van Willem V zo uitgesproken revolutionair dat dit zeker niet door de eerste de beste verkocht zal zijn. Alleen het ‘hoofd der patriottische libeldrukkers’ zou het wagen iets dergelijks te verkopen. Ten tweede waren in zijn huis veel meer verboden boeken gevonden. Tijdens de verhoren werd duidelijk dat men hier een ‘grote vis’ te pakken had en zeker niet een boekverkoper die incidenteel een verboden werkje had verkocht. De straf die Verlem kreeg was dan ook navenant: de zes jaar rasphuis die hij kreeg, had hij zeker niet uitsluitend aan Het leven van Willem V te danken. Of Paape veel last heeft gehad van de ophef rond dit boek is overigens niet duidelijk. Voor insiders was al snel bekend geworden dat hij de schrijver van de biografie van Willem V was, getuige onder meer zijn rol in Jan Zwynenburg. Na deze affaire zouden dergelijke onverhuld patriottisch-radicale geschriften niet meer van zijn hand verschijnen, maar zou hij een wat meer bedekte vorm zoeken om zijn ideeën te propageren.Ga naar voetnoot65. | |
[pagina 78]
| |
Ondanks de hardnekkigheid waarmee Verlem en zijn companen bleven ontkennen iets te weten van de boeken die werden gevonden, verschijnt er uit de procesgegevens een prachtig - zij het fragmentarisch en incompleet - beeld van hoe de illegale patriottische boekhandel er rond 1791 uit kan hebben gezien. Hoewel het natuurlijk jammer blijft dat Verlem zich soms niet iets meer wist te herinneren van de boeken die hij onder de toonbank verkocht. | |
Illegal book trade around 1791. Paape's biography of William V, or how a bookseller found himself in the rasp house.In 1791 an exceptionally radical biography of Stadholder Willem V appeared at the publishing company of Pierre la Fage in Dunkirk: Het leven van Willem V &c., bederver van zijn vaderland. (The life of William V, corruptor of his fatherland). Although the name of the author was kept carefully secret, it can hardly be doubted that the writer was Gerrit Paape, who lived in exile since 1787. In spite of the strict censorship in the Netherlands in 1791, the book was smuggled from Dunkirk through Brabant and Rotterdam to Amsterdam, where a reckless bookseller, called Jan Verlem, sold it under the counter. Verlem was a rather radical Patriotic bookseller. who several times previously had been convicted for publishing subversive periodicals. For the sale of this satirical biography he was sentenced to as much as six years of imprisonment. An interesting aspect of the 1791 trial of Verlem is the fact that several different paths cross here: of the banished writers in Northern France and the Patriot booksellers still staying in the Netherlands; the contacts between them survived the high risks, and the books continued to be published. The case files demonstrate that Verlem was indeed a vital link in a network of Patriot writers and booksellers in the Netherlands and abroad, which provided a continuous flow of illegal books. Among Verlem's connections, to name but a few, were the publishers Krap & De Leeuw in Dordrecht, De Wildt & Altheer in Utrecht, Leeuwenstijn in The Hague, and De la Croix in Dunkirk. This article deals partly with the process against Jan Verlem and his background as an illegal bookseller, and partly with the book that caused such a great amount of controversy: Paape's satirical biography of William V. The case reveals a small part of the illegal scene of Patriot authors and publishers/ booksellers, which existed in the Netherlands and abroad in a period when the oppression of the Patriots was at its peak. |
|