Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1980
(1980)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||
[Nr. 45]Een bibliografische excursie op het gebied van het 18e-eeuwse Nederlandse kinderboekNa dank gebracht te hebben aan degene die mij de eer te beurt liet vallen U hier een uurtje bezig te houden met mijn - in eigen ogen zeer twijfelachtige - kennis van de kinderlitteratuur in de 18de eeuw, zal ik - op verzoek - eerst nog wat aanvullende uitleg geven omtrent de titelGa naar eind*, naar ik aanneem, uitsluitend voor de niet-neerlandici in Uw gezelschap. Het ‘Onze Vader’ staat als vertrekpunt van ons vluchtige uitstapje, omdat de leesvaardigheid in de 18de eeuw en daarvoor, bij het jonge kind - dus vanaf 3 jaar - ontwikkeld werd door het kind klank en vorm der letters te leren onderkennen door de kinders het Onze Vader te laten opzeggen en spellen met die tekst uit het Haneboekje voor hun kleine neuzen. Daar zij op die leeftijd dit gebed van buiten kenden, werd hun op deze wijze de functie van de letters duidelijk gemaakt. Veel later in de 18de eeuw werd ons door Cornelis, die speciaal met het oog daarop een ruit vernield had, de kans geboden om een frisse neus te halen bij Johan Kievit, hoofd en enig onderwijzer in de Openbare Lagere School te Etersheim, een miniscuul kerkdorpvlekje, vallend onder Oosthuizen in Noord-Holland. In dat schoollokaal staan nu runderen, om zonder enige kans van slagen, te trachten ons te verleiden tot zeer ongepaste gevolgtrekkingen. Het ‘Goeddeels tot Nederduits hervormd’ is een aanduiding van de overheersend Duitse invloed op de vroege kinderlitteratuur in ons land, hetgeen echter niet voor de gehele duur van het hier besproken tijdperk, doch alleen voor de laatste 22 jaar geldt, waarin eigenlijk voor het eerst Nederlanders aan het woord kwamen als vertalers van Duitse teksten en als volgelingen van in Duitsland in de praktijk gebrachte nieuwe onderwijssystemen en om daarnaast ook voor het eerst oorspronkelijk Nederlandse kinderlitteratuur te scheppen. De zeer duidelijke scheiding tussen de eerste 78 jaren en de resterende tijd heeft mij er toe doen besluiten deze perioden afzonderlijk te bespreken, waarbij ik vooral de vroegere leesstof wat uitvoeriger behandel en uitvoeriger ook zal documenteren, omdat over die periode - alles naar mijn bescheiden mening - het minst gepubliceerd is. De kinderlitteratuur van de 18de eeuw, en dat heb ik mij bij de voorbereiding pas gerealiseerd, omvat zoveel dat er zònder meer, doch | |||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||
Fig. 1 Historische Kinder-Bybel (KB 1090 B 43). Amsterdam 1ste dr. 1745, 2de dr. 1753, 3e dr. 1765, 4e dr. 1777, 5e dr. 1798, nieuwe uitgave 1819. Eerste drie drukken bij J. Lovering, 4e dr. bij Wed. Lovering en Allart, 5e dr. bij Allart, nieuwe uitgave bij H.C.A. Thieme - Zutphen. Kl. 8o
| |||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||
mèt veel zwoegen en speurwerk, een boek in groot formaat van 500 pagina's te vullen zou zijn met alle gegevens over teksten en auteurs, afbeeldingen van illustraties en titels, citaten van teksten en registers van onderwerpen, uitgevers, illustratoren en data van verschijning, latere drukken, alsook de documentatie over de oorspronkelijke uitgaven die vertaald werden. Deze ervaring mijnerzijds resulteert er voor U in dat ik hier moet volstaan met een uiterst summiere schets. De hierboven genoemde studie in boekvorm had er kunnen komen als ‘Crito’ er in geslaagd zou zijn Dominée Beets aan het werk te zetten en ik kan degenen onder U, die zich voor de geschiedenis van het kinderboek interesseren, de lectuur van de lezing die Nicolaas Beets - waarschijnlijk in 1866 - in Utrecht hield onder de titel Over kinderboeken. Gesprek met Crito, van harte aanbevelen.Ga naar eind1 De lezing heeft echter uitsluitend geresulteerd in de verzameling kinderboeken van de Heer G. van Rijn te Utrecht, die in 1883 aldaar door veilinghouder C.H.E. Breyer geveild werd, waarbij de 1352 nummers, plus de welhaast complete verzameling van de uitgaven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, samen voor f 791,65 verkocht en verspreid werden, nadat men een jaar tevergeefs op een bod op het geheel gewacht had. Deze prijs was voor die dagen niet uitzonderlijk, doch wel was dat de quantiteit en de qualiteit van het gebodene.
Alvorens over te gaan tot een enigszins gedetailleerde opsomming van de kinderleesstof vóór 1778 ben ik U een eenvoudige geloofsbelijdenis schuldig. Als zijnde mijn overtuiging dat beoordeling van tekst en strekking van boeken uit een andere periode en voor een ander publiek, een even subjectieve als onoordeelkundige beoordeling met zich brengt, waar niemand om gevraagd heeft. In mijn ogen dient men de oude kinderboeken even ernstig te benaderen en behandelen als Rembrandt-etsen, exotische schelpen, vroeg of laat porcelein, lucifersdozen en erotica. Niemand dwingt je om je er mee te bemoeien, maar het feit alleen al, dat anderen er zich voor interesseren is voldoende om je van eigen oordeel te onthouden en je te beperken tot verwondering over inhoud en uiterlijk van een ‘modern’ boek uit het verleden, waarbij het mij voorkomt dat het moderne kinderboek meer overeenkomsten dan verschillen vertoont, als men over uiterlijkheden heen weet te stappen. Zelf ben ik begonnen met het verzamelen van kinderboeken omdat op veilingen voor de - met touw samengebonden - pakken op de veilingtafel vaak géén bod uit de zaal kwam en ik ze belangrijk genoeg vond om ze als kleine of iets grotere cultuurmonumenten, te bewaren en te ordenen. Voor eigen gebruik is daaruit een klein kaartsysteem gegroeid en uit dit kaartsysteempje is een ‘schoenendoos’ - zij het dan voor zevenmijls molières, gegroeid met meer dan 5000 fiches, waarvan de vroegste alweer aan het verwelken zijn. Doch genoeg daaromtrent en ter zake. | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Fig. 2 & 3. K(ornelis) D(e) W(it): Een Nieuwlyks Uitgevonden ABC Boek. Titelp. en getallen - AB (± 1759) Kl. 8o
| |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
De voornaamste Prae-Hiëronymieten
| |||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||
Fig. 4. Madame D*** (Madlle Marie Catherine Comtesse d'Aulnoy), 1ste dr. Parijs 1698, 2e dr. Estienne Roger, A 'dam 1702 (460 p.). 3e dr. Estienne Roger 1708 (423 p.) 2 dln. met doorlopende paginering. Boven ieder sprookje ‘headpiece’ (gravure). Alle uitgaven 12 mo.
Voor wij de rij besluiten een in mijn ogen beeldschoon ‘voortoetje’, te weten: een reeds in 1723 verschenen, doch waarvan ik nooit een vroege druk in handen gehad heb, LXVI Bezondere Zinnebeelden bij Jacobus van Egmont (1710-1724).Ga naar eind12 Latere drukken bij Wed. J. en bij de Erven de Wed. J.v. Egmont, ‘konnende voornamelijk Dienen om, bij veele gelegenheden tot | |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
Fig. 5. Madlle Angélique de Los-Rios, Maîtresse de Pension. Magasin des petits enfans. 12 mo. Nouvelle édition. (1ste dr. bij P.F. Gosse, 's Hage, 1774).
Aan-spooringe van den Leer-gierige Jeugd, gebruikt te worden: waar toe dezelve in allerleye Fraaije Bandjes, na elks Verkiezinge, vervaardigd en te Bekoomen zijn.’
Nog net op tijd om Van Alphen voor te zijn, startte J. Dane in Middelburg zijn Zeeuwsche Chronyk Almanack, ‘bevattende een beschrijving van de Provincie Zeeland... ten dienste der jeugd, met fraaie gravures voorzien’; (1786/1790 bij P. Gillissen en Zoon. 1791/2. bij W.A. Keel en Comp.) in één bandje. Al met al: Een mini ‘Wagenaar’ voor Zeeland. Aardig voorbeeld van klantenbinding, omdat men om het werk ooit volledig te krijgen alle jaargangen meende te moeten aanschaffen, terwijl het na de beëindiging van de uitgave van de Chronyk in 3 deeltjes verkrijgbaar werd.Ga naar eind13
Naast deze Nederlandse leesstof waren er in de eerste 80 jaren van de 18de eeuw een aantal Franse kinderboekjes verschenen, zonder uitzondering ook van Franse auteurs, meest vrouwelijke. Waar de meeste uitgevers in Leiden en Den Haag woonden, ligt het in de rede om te vermoeden dat daar hun lezerspubliek gezocht | |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
Fig. 6 Lectures pour les Enfans. Deel 1 van 3 delen 1776-1778. Nouvelle édition bij P.F. Gosse. 5 delen 12mo 1794.
moet worden, hoewel ook Amsterdamse uitgevers een kleine partij meebliezen. Maastricht blijft hier voorlopig buiten beschouwing omdat die productie waarschijnlijk vooral op België gericht was. Een korte opsomming in een zeer voorlopige chronologische volgorde:
| |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
In 1700 verscheen in NederlandGa naar eind16: Histoires ou contes du temps passé. Avec les moralitez. Par le fils de Monsieur Perrault de l'Academie Francois. Bij Jacques Desbordes, A'dam, spoedig uitgebreid met nog enige ‘contes’Ga naar eind17, daarnaast uitgaven met Franse èn Engelse tekst, of Franse en Nederlandse tekst. En zoals wij van de eerste Nederlandse uitgave al niet zeker zijn van de uitgever, zo min weten wij bij wie en wanneer en in welke vorm de latere drukken verschenen, waarbij zich de onzekerheid voegt of de vermeldingen op de titel over de hoeveelste druk wel altijd juist zijn, terwijl er ook nog roofdrukken tussendoor sluipen. Hoofdoorzaak van deze moeilijkheden is zeker het feit dat dit boekje - in tegenstelling tot bijvoorbeeld Robinson Crusoë, niet alleen al heel gauw in kinderhanden kwam, maar bovendien letterlijk aan puin gelezen werd, waardoor de vroege drukken welhaast onvindbaar zijn en bovendien vaak incompleet. Het wachten is dan ook al lang op een - zij het dan ook zeker voorlopige - betrouwbare bibliographie. Alle in Nederland verschenen Franse kinderboeken waren voor een publiek met een iets hoger intellectueel niveau bestemd dan het publiek dat zich amuseerde met de vroeg-Nederlandse kinderlitteratuur. Last but not least was er ook nog een regelmatige productie en consumptie van de heel wat minder zwaarwichtige kost zoals de volksboeken, welhaast alle daterend uit de 16de eeuw, doch steeds herdrukt en vooral eerst in de Zuidelijke Nederlanden zowel als school- en als leesboek gebruikt, 40 of 50 titels van het zogenaamde ‘Storygoed’ (in 4o) die gelijkelijk door oud en jong aan flarden gelezen werden gedurende zeker anderhalve eeuw. Ik mag U hierbij wijzen op een tekst in Bredero's Moortje (1616, regel 2637 e.v.):
Asset Sinterklaes was, so setten mijn suen tot jouwent de schoen, wat pleger jou moer Griet Jans daar een Hielle hoope in te doen,
Hielle peper-huisjes met suyker-erreten, met kabeljau's ooghen en kapittel-stocken,
Dat pleech onse Arent voor Klock-spijs met huyd en hayr in te schocken,
Nog kreeg hy een kolf van Klaasje Buytenaer sonder quast en sonder schuer,
Met een walbarcken (cederhout) warp-tol, met een staele pen, en een plaatje daer vuer,
Met een groot Embder, een Evangelie met een schrijfboeck van fyn Kapitoorye (omslag, band)
Van Fortunates Buersje, (Borse), van Blanche felur, van Amadis de Gauwelen (de Gaule),
Wat onse Jongen en kont niet uytstaneren so veul had hy te wawelen.
| |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
Fig. 7 & 8. Klein en vermakelijk Prenttafereel, Zaltbommel, Johannes Noman 3e dr. 1822. Een laat voorbeeld van een ‘Figuuren Boek’ kl. 8o oblong, 80 p. incl. titel (A2-E2).
| |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
Ik had deze tekst overigens alleen opgezocht in de hoop een aanwijzing te vinden dat ook Bredero ‘schoolbord’ als benaming gebruikte voor een ‘hornbook’ omdat ik de schoen te klein achtte voor een schoolbord in de zin van het gebruikelijke afsluitbare hangkastje voor het opbergen van kinderprenten en schoolgerei, doch de aanwezigheid van de kolf (stok) zette die veronderstelling op losse schroeven. De aanwezigheid van ‘story-goed’ was echter de troostprijs. Ik geloof aan de staat van het voorhanden materiaal van de 18de eeuwse uitgaven van deze boeken af te kunnen lezen dat ‘story-goed’ ook honderdvijftig jaar later heel duidelijk tot de jeugdlitteratuur behoorde. Daarnaast was er een overvloed aan kinderprenten, die met grote tegenzin dezerzijds door plaats- en tijdgebrek hier buiten beschouwing moeten blijven. Waarmee echter al aangetoond is dat er voor de massa een veel grotere verscheidenheid aan leesmateriaal was dan voor de numeriek ook veel kleinere groep kinderen van heel en half intellectuelen. Een interessant voorbeeld daarvan is overigens ook nog de Sint Nicolaas Almanach waarvan mij uitgaven bekend zijn van 1769 tot in het begin van de 19de eeuw, achtereenvolgens uitgegeven door Pieter Servaas, later Jacob de Agé (oorspronkelijk l'Agé), beiden in Den Haag en weer later onder de iets gewijzigde titel van Nieuwen Aengenaemen en nuttigen St. Nicolaas Almanach, ‘tot Maestricht, men vind se te koopen, tot Gend by Ph. en P. Gimblet.’ Een stevig boekje in 8o oblong van ± 80 pagina's en met een overvloed aan houtsneden. Zeldzaam, zeer zeldzaam door het verschijnen in ingenaaide vorm. Stevig dus alleen in de zin van omvangrijk. Met als tijdgenoot en voorganger, het onvindbare: Groot-Prenten-Boek, of Het vermaak der Jonkheid, bestaande in over de vierhonderd zoorten van Afbeeldingen en Figuuren; als Menschen, Beesten, Vogelen, Visschen, Scheepen, enz.... om daardoor, al speelende hun op te leiden tot Lezen, Teekenen, Schilderen, of wat haare zinnelijkheid meer mocht vereyschen.Ga naar eind18 Een prentenboek van 44 bladen met de meer dan 400 afbeeldingen, verdeeld over twee blokken per pagina, met boven of onder die blokken telkens twee regels tekst, en in die blokken één tot zes of zeven afbeeldingen van mensen, dieren of voorwerpen om maar aan de 400 te komen. Alles in het 4o formaat van de volkskinderboeken, doch ook - voor de halve prijs - verkrijgbaar in oblong, waarbij dan 2 verschillende boeken ontstonden, door het boek in tweeën te snijden, terwijl ook de mogelijkheid bestaat de helft van het boekje in een omslag te doen op hetzelfde formaat. Ik ken alleen exemplaren van late drukken van omstreeks 1800, doch ben ze in boekenlijstjes van 1720 al tegengekomen onder de simpele titel: In Quart, 200 Figuuren, resp. 400 Figuuren. En even interessant en even aardig voor het iets verder gevorderde | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
Fig. 9 & 10. J.F. Martinet en A. van den Berg: Geschenk voor de jeugd. Verschenen in 12 afleveringen, terwijl 2 afleveringen een deel vormen, deze 6 delen werden steeds in 3 banden geleverd. Bij deze 2e dr. werden deels gegraveerde titels van de 1ste dr. gebezigd. De 2e dr. verscheen 1794-1801, terwijl de 1ste druk in de jaren 1781-1789 van de persen kwam. Silhouetportretten van de auteurs (lees: Tegenover blz. 186 voorkomend in vijfde deels tweede stukje, Bnd. III).
| |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
jeugdige publiek waren overigens de rond 1750 verschenen miniatuurboekjes, waarvan ik U alleen wat titels zal geven. Allereerst dus nog even de al genoemde kleintjes, alle maximaal 5 c.M. hoog, 3 c.M. breed, in fraaie, met stempels versierde bruin leren of Marokijne bandjes. U kunt zich de rijkdom der kinderen voorstellen als zij zo'n Statenbijbel in een Magnusband, gereduceerd tot hun eigen maat in handen kregen. De opsomming heeft hier, evenmin als in het voorgaande, enige pretentie van volledigheid, en geeft alleen een representatief beeld van de verschillende facetten. De titels als volgt:
En dat allemaal weer voorafgegaan door een nog iets zeldzamere voorloper, te weten de boekbinder P. van Grootveld, 's-Gravenhage, die al in 1719 zijn kunnen ten toon spreidde in zijn Biblia, of de inhoud des Ouden en des Nieuwen Testaments, (3,8 × 2,4 c.M.) 144 blz. Nu mag ik U nog wat vertellen over een iets meer in het gehoor liggend terrein, bouwrijp gemaakt door Hieronymus van Alphen en vanaf het door hem gegeven startsein volgestroomd met velen, die de nieuwe vorm van benadering van het kind met overtuiging aanvaardden en in woord en geschrift verduidelijkten en in praktijk brachten. Ook hier heb ik mij moeten beperken tot diegenen die door hun productie en deszelfs qualiteiten deze episode vorm en kleur gegeven hebben. Mijn keuze is daarbij gevallen op J.F. Martinet, W.E. de Perponcher, J.H. Campe, J. Hazeu Czn., en op onderdelen van de Kleine Gedigtjes voor Kinderen van Van Alphen. Van deze genoemden zal ik, waar hun leven en hun werk genoegzaam beschreven en bekend zijn, slechts een korte beschouwing geven over een van de facetten van hun werk. Zowel Martinet als en wellicht in meerdere mate De Perponcher, maken in hun stijl en woordkeus duidelijk dat wij met hen in een ander tijdperk en in een andere sfeer gekomen zijn, terwijl Van Alphen en Hazeu meer de traditie van de vroege 18de eeuw voortzetten. Campe staat alleen als hij vele gebieden voor de jeud opent: De nieuwe Robinson, Ontdekking van Amerika, Ontdekkingreizen i.h. algemeen, zonder veel over het geloof te reppen. J.F. Martinet was het, die als enige Nederlandse auteur een zeer ruime verspreiding kreeg in het buitenland. Zijn Kleine Katechismus der Natuur voor Kinderen (1779 zowel 1ste als 2de druk) werd door de Weleerwaarde Heer John Hall, geacht leraar der Engelse Gemeente te Rotterdam, in het Engels vertaald. Vanuit Engeland kwam het boekje | |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
Fig. 11 & 12. Johannes Hazeu: Kinderpligt en Zinnebeelden. 2e dr., eveneens (zie fig. 9 en 10) met gegraveerde titel van de 1ste dr. Ook bij de 3e dr. van 1809 is deze titel met het jaartal 1789 nog in gebruik. Druk alleen vermeld op de voortitels. 1ste dr. 1789, 2e dr. 1799, 3e dr. 1809. Twee delen in 1 band met 15 gravures door B. de Bakker in het eerste deel.
| |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
in Amerika, om daar maar liefst 11 drukken of verschillende uitgaven te beleven en alsof dat nog niet genoeg was, verscheen in Japan een vertaling door de hier waarschijnlijk minder bekende heer Sammon Sammé. Onder de verder onder zijn naam verschenen kinderboeken nemen de 24 oorspronkelijke Nederlandsche Logogryphen in mijn oog een verbluffend opgewekte en opwekkende plaats in en ik betreur het dat het bij de eerste afdeling gebleven is (zonder datum verschenen bij W.v. Vliet, Amsterdam, prijs f. 1:4:-, later herdrukt door J. Oomkens, Groningen 1804, J. Troost, Leeuwarden 1828). Voor mij en vele anderen is het een droeve zaak dat de uitgever de Heer Martinet alleen gebruikt als vlag op de door hem gekaapte lading, als hij na Martinet's dood zijn Verklaring van Nederlandse spreekwoorden in rebusvorm laat verschijnen. Het boekje kan naar de illustraties te oordelen best in het prille begin van de 19de eeuw verschenen zijn. Zijn belangrijkste werk voor de jeugd is zeker het: Geschenk voor de Jeugd, waarbij hij samenwerkte met de Heer van den Berg (1ste druk 1781/89, 2de dr. 1794/1801). W.E. de Perponcher heeft van de Nederlandse auteurs in deze periode zeker het meest geproduceerd, waarbij ik U slechts hoef te wijzen op zijn Onderwijs voor Kinderen (3 dln. 1ste dr. 1782, 2de dr. 1785, later nog door J. van Lennep herzien en heruitgegeven) en op zijn Nieuwe Aardrijksbeschrijving voor de Nederlandsche jeugd. Opzet, druk en verzorging van het van zijn hand verschenen A.B.C.-boekje onder het pseudoniem T.A.C.P. met de titel Nieuw Nederduitsch Spelleboek, waarvan ik de verschijningsdatum niet ken, doch waarvan de 2de dr. in 1786 verscheen (3de dr. 1797, 4de dr. 1810, alle Utrecht, van Schoonhoven) verdienen lof. J.H. Campe dankt bij ons vooral zijn bekendheid aan zijn: Handleiding tot de natuurlijke opvoeding, of Robinson Crusoë van 1781 (2de druk 1791). Toch springt hij het meest uit het beeld van de Nederlandse productie met zijn Beknopte Zedeleer voor kinderen (1782) en zijn Kleine (latere druk Beknopte) Zielkunde voor kinderen (1782). In dit verband valt ook nog te noemen Prof. Karl Philip Moritz met zijn Proeve eener korte beöeffenende Redeneerkunde voor de jeugd (1ste dr. 1789, 2de dr. 1801). Dit laatste boekje ook nog versierd met gravures naar tekeningen door Chodowiecki. De illustraties van de Kleine Zielkunde zijn echter ook duidelijke imitaties van of copieën naar Chodowiecki. J. Hazeu Czn. verdient hier zeker vermelding, ook al is maar één kwart van zijn kinderboeken in de 18de eeuw verschenen. Hij is bovendien de enige in deze groep wiens boekjes geen leerleesboeken zijn, doch al vooruitlopen op de wat minder moraliserende productie in de 19de eeuw. Kenmerkend is wel - hoewel Hazeu daar part noch deel aan heeft, dat zijn 18de eeuwse en iets latere edities ook vaak van een verblijdende mooie vormgeving en verluchtkunst getuigen. Een verzorging overigens die ons het duidelijkst het verschil tussen de 18de en de 19de eeuw laat zien. Als hij dan al een boodschap heeft, dan brengt hij die in | |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
grote variatie, hoewel dat een te weinig genuanceerde benadering is die zeker niet geldt voor het begin van de 19de eeuw. Tot slot nog enige opmerkingen over Hieronymus van Alphen. Algemeen bekend is dat wij van de vroege drukken van de Kleine Gedigtjes voor Kinderen weinig bezitten en nog minder weten wat nu werkelijk de eerste uitgave is en hoe het zit met de eerste en latere uitgaven van deel II en III. Men kan daar vrede mee hebben omdat wij nu eenmaal te weinig materiaal bezitten om dat serieus en met kans op succes te vergelijken. Met de vertalingen is dat anders, hoewel de bijdragen van verschillende auteurs in Levende talen van 1943 inmiddels verouderd zijn, wat sommige gegevens overigens al waren bij de publicatie. Het meest verdriet mij de onvolledigheid in de studie van de Duitse vertalingen. Inmiddels kennen wij vrij zeker alles wat er op dat gebied verschenen is en het zou vooral interessant zijn als zich eens iemand bezig zou willen houden met dit 19de eeuwse staartje van onze bovenaandetoptien schrijver uit de 18de eeuw. Interessant vooral om te onderzoeken hoe ver de Duitse vertalingen afwijkingen van die ‘Gedigtjes’ die Van Alphen vertaald heeft uit het Duits. Ik moge besluiten met er op te wijzen dat Van Alphen (en zeker wat de teksten van Burmann betreft, die toch alle op muziek gezet verschenen zijn, doch ook waar hij Weisze volgt), steeds liederenteksten vertaalt en geen gedichtjes. Over de qualiteiten van de Nederlandse toonzettingen is ook maar weinig te vinden, terwijl het toch interessant moet zijn om te horen of de gezongen tekst het wint van de gelezen of gesproken tekst.
Mr. C.F. van Veen Zeevang Warder 112 |
|