‘Hier is natuur met konst gepaart’ geschiedenis van de Nederlandse tuinkunst in de 18e eeuw
Tesamen met de belangstelling voor tuin, park en landschap in het algemeen is ook het onderzoek naar de historische tuinkunst in stijgende lijn. Op verschillende plaatsen in Nederland wordt dit onderdeel van onze cultuurgeschiedenis bestudeerd; ook de overheid toont interesse voor de tuinkunstgeschiedenis. Eén en ander wordt onder andere gestimuleerd door nota's van CRM in verband met Nationale Landschapsparken.
Het onderzoek op het terrein van de tuinkunstgeschiedenis heeft tot nu toe een sterk iconografisch karakter, dat wil zeggen dat de vormgeving van historische buitenplaatsen met hun tuinen en parken als gegeven wordt beschouwd en als uitgangspunt van onderzoek dient. Nieuw materiaal zoals bijvoorbeeld oude plattegronden en ontwerptekeningen komt daarbij aan het licht, dat ons een beeld geeft van de verschijningsvorm van het verleden.
Buitenplaatsen, tuinen en parken met name die welke zijn ontstaan in de achttiende eeuw worden steeds meer beschouwd als waardevolle culturele erfgoederen, die om een zorgvuldige restauratie en beheer vragen. De resultaten van het iconografisch onderzoek zoals het inventariseren van stijlkenmerken en de hervonden oude plattegronden en ontwerpen vormen noodzakelijke gegevens.
Naast de iconografische methode is men de laatste jaren de tuinkunstgeschiedenis ook vanuit de ideeënhistorie gaan bestuderen. Met name de achttiende-eeuwse tuinkunst roept vragen op die met de iconografische benaderingswijze alleen niet voldoende beantwoord kunnen worden. In de achttiende eeuw zien we de geometrische Barokke vormgeving van tuin en park overgaan in de grillige, ‘natuurlijke’ lijnen van de zogeheten ‘landschapsstijl’. Bij de bestudering van deze overgang dient men naast de beschrijving van de verschijningsvorm uit het verleden ook aandacht te schenken aan het geestelijk klimaat waarin deze plaatsvond. De natuuropvatting van de achttiende eeuw - hoe zag de mens de natuur - is één van de aspecten die hierbij ter sprake dient te komen.
Zoals het als titel gekozen citaat uit Rotgans' Lofrede op Goudestein (1715), aangeeft is ook de vraagstelling natuur versus kunst bij de bestudering van de tuinkunstgeschiedenis van groot belang. Om de vormgeving van tuinen en parken uit het verleden te begrijpen is het noodzake-