Een studie over piëtistisch woordgebruik
In juli 1972 promoveerde aan de Rijksuniversiteit Leiden dr. C. van de Ketterij op een dissertatie getiteld: ‘De weg in woorden. een systematische beschrijving van piëtistisch woordgebruik na 1900’ (Van Gorcum te Assen, 1972; 458 pp., prijs geb.: ƒ 77,-).
Het is onmogelijk om in kort bestek recht te doen aan dit magistrale werk, waardoor wij eindelijk beschikken over een apparaat dat vergelijkbaar is met August Langen, Der Wortschatz des deutschen Pietismus, en met M. van Beek's An enquiry into puritan vocabulary (1969).
Evenals Langen heeft V.d.K. getracht om zijn woordbeschrijving volgens interne criteria te ordenen. Zijn indeling is echter veel overtuigender inzoverre zij direkter aansluit bij de weg der bekering, zoals de piëtist die leert kennen. Inzicht gebracht te hebben in de fasering van die weg vormt niet de geringste verdienste van schr.
Omdat de ‘Tale Kanaäns’ per definitie conservatief is, blijken de door schr. benutte bronnen van na 1900 idiomatisch zeer nauw verwant aan de piëtische schrijvers uit de 17e en 18e eeuw. Vandaar ook het grote belang van deze studie voor alle dix-huitiémistes, speciaal voor hen die zich met onze godsdienstgeschiedenis bezig houden. Toch zal juist deze laatste kategorie - uit eigenbelang - het betreuren dat schr. gekozen heeft voor een synchroon in plaats van voor een diachroon onderzoek. De geschiedenis van allerlei termen, hun gebruiksfrekwentie etc. blijven immers zo buiten beschouwing. Persoonlijk hadden wij liever gezien, wanneer de synchrone methode de voorkeur verdiende, dat schr. zich dan beperkt zou hebben tot een dwarsdoorsnede uit het 17e- of 18e-eeuws piëtistisch taalgebruik, omdat daar toch de grote bloeitijd, cultuurhistorisch gezien!, van de Nadere Reformatie ligt.
Er is één troost. Van de K. stelt ons verdere studies over het idioom van piëtistisch ‘angehauchte’ preromantici in het vooruitzicht. Als iemand daartoe de kennis en kunde gedemonstreerd heeft dan hij.
P.B.