Dit herkende je, hier was je door aangeraakt. ‘Mijn grootste ongeluk is dat ik niet als machine ter wereld gekomen ben en dat ik niet met licht kan schrijven als een fototoestel.’
Maar wat je las, was ook een prikkel. ‘Ik schrijf, omdat ik in iedere gedachte die ik vergeet, verloren ga.’ En: ‘Ik schrijf, hoewel ik weet dat men alleen één woord schrijven kan door er tienduizend over te slaan.’
Dit boekje werd in 1972 uitgegeven door Meulenhoff Educatief. Het telt 32 bladzijden die nog met koperen nietjes aan elkaar zijn gehecht, ze glanzen als op de eerste dag. Naast de ‘Preambule’ waaruit ik geciteerd heb, bevat het nog één verhaal, ‘Manuscript in een kliniek gevonden’. Voldoende om mij in te wijden in een sadistisch universum waarvan ik wel altijd de erfzoon zal blijven.
Zingend tegen beter weten in.
Nog later, op een dag die bij deze geboekstaafd staat als eenentwintig oktober van het jaar negentienhonderdnegenennegentig, werd mij in café Het Warm Water in de Vossenstraat een servetje toegestopt. Geen bierviltje, maar een tot een vlekkeloze driehoek gevouwen papieren servet waarop in Benno's precieze handschrift de volgende woorden stonden: ‘Das Geheimnis der Erlösung ist die Erinnerung.’
Heeft ook deze zin op mijn leven ingegrepen? Ja, want ik onthield hem, hij reisde met me mee. Wij zijn strandjutters. We dragen onze herinnering door de tijd en zij draagt ons door de tijd. Wij zijn de schalen waarop het verleden wordt geserveerd.
Zo spiets ik momenten op de punt van mijn pen. Ik maak conserven, zoals mijn moeder. En de tijd blijft mijn intiemste vijand.