Laten we eens de giftigste karikatuur onder ogen nemen die van mij
wordt gemaakt. U hoeft zich niet te generen, laat u zich gerust eens goed gaan, ik kan ertegen. Ik ken ze, de spotprenten, de waanvoorstellingen, de angstvisioenen, en ik heb er alle begrip voor. Ze zijn een onvermijdelijk onderdeel van het proces. Ze hebben, zoals alles wat van wezenlijk belang is, te maken met de dood. Te weten: uw dood.
Geeft u het maar toe. Uw nauwelijks ingehouden woede jegens mij wordt opgestookt door dit ene beeld: zelfs aan een sterfbed dat ik mee veroorzaak, zal ik nog altijd genadeloos uw duiten komen klieven. U ziet in mij dan ook geen mens maar een aasruimer. En in uzelf ziet u, wellicht niet eens onterecht, een al zieltogend maar nog immer helder denkend toekomstig kadaver. En dat toekomstige kadaver zoekt onmachtig naar een uitweg uit deze impasse: van alle menselijke handelingen wordt sterven nog het meest belast. Het enige voordeel aan sterven is dat u daar niet meer om kunt knarsetanden. Dat doen uw nabestaanden wel in uw plaats. Desnoods met uw gouden kunstgebit als onderpand.
Ik neem u dat beeld niet kwalijk. Ik wil het niets eens bestrijden. Ik vergeef het u, zoals de chirurg zijn patiënten vergeeft die hun pijn verhalen op hem in plaats van op hun gebroken botten. Maar ik zou u toch aan één ding willen herinneren. Zelfs de aasgier heeft een taak. Indien hij snel en grondig optreedt, ontstaan er geen epidemieën. Hij houdt de voedselketen en het wildkamp gezond. Denkt u daar maar eens aan, in het holst van de nacht, bij het invullen van uw volgende belastingaangifte en het likken aan de gom van uw envelop.
Zonder geldstroom geen beschaving. Daar begint en eindigt alles mee. De rest, hoe verheven die ook mag lijken, is stof voor speculatie, poëzie en kerkgezangen, al dan niet ten uitvoer gebracht door castraten. Pas op, ik heb daar allemaal geen bezwaren tegen. Alleen: ik ga er niet over. Het is de taak van weer andere diensten en echelons.
Echter, zonder mijn werk houden die diensten wél op te bestaan. Zoals, zonder mijn werk, uw leven nog miserabeler zou zijn dan mét. Denkt u ook daar maar eens aan, als u mij de volgende keer een kop thee weigert bij mijn onaangekondigde bezoek. Ontsnappen is onmogelijk. Waarom dan die wetenschap niet extra verzachten met een suikerklontje en een koekje van het beste merk? Ik dank u bij voorbaat.
Was getekend: ‘Een vriend.’