| |
| |
| |
Saskia de Coster
Onze leiders
Een tevreden klant
3 februari 1959 stort het vliegtuigje van Ritchie Valens en Buddy Holly neer in Skynryd. Er blijft niets over van het tuigje of van zijn inhoud. De plaats Skynryd is nu een bedevaartsoord voor rockers. Die dag wordt ‘de dag waarop de muziek stierf’ genoemd. Wat een slappe verpakking voor het vervoer van een hoogwaardig kwaliteitsproduct al niet kan aanrichten.
Ieder van ons, van de hoogste tot de laagste werknemer, kende Mira. Maar kent iedereen het verhaal achter Mira? Een geheime bron vertelde ons over haar achtergrond. U gelooft het of u gelooft het niet, maar in haar jeugd was Mira Vansteendam een danseres. Een paar jaar geleden slaapwandelde Mira naakt, oud en gezet, midden in de nacht uit haar kamer. Ze klom door het raam, viel tien verdiepingen naar beneden, krabbelde overeind en beklom opnieuw ongeschonden de trap. Voortdansend in haar dromen kroop zij terug onder de lakens, terwijl haar lichaam theoretisch gezien als plattekaas op het asfalt had moeten achterblijven. Haar benen waren weliswaar open geschuurd en haar linkerarm was geschaafd. Gelukkig moest zij niet in het gips, én ze had een excuus om haar inwonende moeder naar het bejaardentehuis af te voeren.
Sterke botten zijn het, die zo een Mira kunnen dragen. Inderdaad, u en ik denken in koor: botten vol calcium en vetstof. Vol pindanoot. Botten die vragen om Jay's. Jay's heeft de voedingsstoffen die Smarties, Maltesers en alle andere nooit kunnen geven.
Sterke deurkaders zijn het, die de twee monumenten van Jay's kunnen doorlaten. De twee mannen waar wij vandaag mee praten, staan erop dat wij het hele verhaal vertellen.
Wie zijn zij? Wat drijft hen? Wat heeft hen weggedreven van hun roots? Zij zijn onze bazen dus wij bedrijfsreporters zullen eerlijk zijn, niet onvermeld laten hoe zij blunderden, hoe zwart de sneeuw was die zij gezien hebben en wanneer Mira hun pad heeft gekruist. Ondanks hun
| |
| |
immer uitpuilende agenda's waren zij dadelijk bereid tot een gesprek. Mogen wij u even voorstellen, hoe overbodig ook, aan Guido Gezelle
en
Willem Elsschot.
Willem Elsschot: afkomstig uit een ietwat verloederende havenstad. Gedreven zakenman. Knipoogt wanneer niemand kijkt. Blaast tegenwoordig bellen met zijn achterachterachterkleinzoon. Ontmoette Gezelle tien jaar geleden, in 2016, bij TancPlastics.
Guido Gezelle: afkomstig uit West-Vlaanderen. Plattelandshomoseksueel. Guido-van-het-magazijn bij TancPlastics. Blonk op personeelsfeesten uit in het nadoen van dieren. Vermoedelijk de onzichtbare hand bij Jay's.
De presidenten van de natie van Jay's komen binnen, de slaap nog in de ogen, elkaar aanporrend. Hun 134 respectievelijk 186 jaar ten spijt zien Elsschot en Gezelle er patent uit. Zij worden beter met de jaren, hun achtergrond verbreedt.
Achtergronden zijn er om door te schemeren. Als Gezelle moe is of ziek of humeurig of al te vrolijk, treedt er een klein pruilend jongetje uit hem naar voren. Elke emotie en gewaarwording brengt hij op smaak met zijn tranen. Als een drankverslaafde die in ieder glas water een paar druppels wijn doet om toch de smaak van drank te hebben.
Elsschot heeft een zware nacht achter de rug. Vijftien defibrillatiesessies. Zijn ogen glimmen. Het type jongetje dat niet kon ophouden met huilen, zodra hij betrapt was op het stelen van de krenten uit de pap.
Guido en Willem bestellen koffie. Met cognac omdat wij er zijn.
| |
Dagboek van een pindanoot
Willem lijkt de leider die Guido onder zijn vleugels heeft genomen. ‘Is dat zo, Guido?’ willen wij weten.
‘Zeg maar meneer Gezelle’, zegt Guido. ‘En vergis u niet. Ik kan iedere Vlerick-boy eerst een loopbaan als dichter aanraden. Wanneer 142 jaar geleden Stijn Streuvels aan zijn nonkel gedichten of berijmde opschriften vroeg voor inhuldigingen of feesten, kreeg hij die altijd stipt geleverd. Nooit één deadline gerateerd, hoezeer de letters soms ook tegenspartelden. Ook altijd zelf mijn pr gedaan. Maar Willem heeft me onder zijn vleugels genomen, dat wel. Willem is... ach Willem.’ Wanneer ziet men twee oude mannen elkaar zo aankijken?
Vroeger deelde Elsschot ons bureau en soms per vergissing onze mok op de afdeling Sales & Promotion. Elsschot, dat was de man met de gegolfde business cards en de verfrommelde kin. Tijdens een lunchpauze in de warme zomer van 2006 werd hij op heterdaad betrapt. Hij had weer eenzaam zitten surfen. Op zich was dat toegestaan. Het mysterie van de bezoeken aan obscure websites en het mysterie van de vochtige
| |
| |
visitekaartjes werden toen door collega Norbert in één klap opgelost: tussen Elsschots bookmarks ontdekte Norbert de lieveling die Elsschot vocht deed plengen: het gedicht ‘Gij badt op eenen berg’ van zijn vriend Guido-van-het-magazijn. Keer op keer was Elsschot zo geraakt door de oprechtheid van de woorden dat er tranen over zijn wangen rolden, tranen over de kaartjes in zijn vestzak.
Willem werd ontslagen. ‘Een bedrijf drijft nog altijd op cijfers en niet op tranen’, zei de baas. Bij dit nieuws barstte Elsschot in tranen uit. Vanuit een groot rechtvaardigheidsgevoel diende Guido-van-het-magazijn zijn C4 vrijwillig in. Al vanaf hun eerste gezamenlijke pauze bij de enige asbak van TancPlastics wilden Willem en Guido-van-het-magazijn samen een zaak beginnen die van TancPlastics een schijtfabriek zou maken. Dat is nu tien jaar geleden. De mannen moeten hebben gevoeld dat de tijd rijp was. Ze gingen op zoek naar een pand en een handelswaar.
| |
Een vergelijkend onderzoek
‘Wij hebben gelehans héén pindanoten besteld.’
‘Niet één, maar heel veel’, zei de jongen van de leveringsdienst. ‘Tweeënvijftig dozen.’ De truck brulde op de achtergrond.
‘No peanuts’, probeerde Gezelle in vertaling.
‘Maar mijnheer, wij hebben de opdracht gekregen ze op dit adres te leveren. Uitbreindingsstraat 8. Klopt dat?’
‘Dat klopt, maar wij hebben gelehans héén pindanoten besteld.’
‘Wij ook niet. Gaat u ze aannemen of niet? Ze zijn betaald.’
‘Wel, u moogt ze in de voorkamer stockeren.’ Het onzekere jongetje Guido trad naar voren. ‘Ik guur dit pand met mijn vriend.’
Elsschot was ‘nog even op de dool door Antwerpen’, maar zou dadelijk komen, had hij ge-sms't. Nog even duurde tot nog toe vier uur. De dozen werden in de lege voorruimte van het voormalige handelspand neergezet. Gezelle tekende voor ontvangst. Zwarte as uit een nabije fabriekspijp kleefde aan het raam.
Gezelle opende een doos. Hij stond oog in oog met grijswitte, onsmeltbare sneeuwballen. Aan wie moest men zulks verpatsen? Dat waren geen pindanoten. Eerder sperma uit het seminarie. Onverkoopbaar product. In diepe wanhoop klopte hij zijn waterhoofd tegen de marmeren schoorsteenmantel in het verlaten pand. Er verscheen een barst in het marmer. Dit was verdriet.
Aan een vetbol van pindanoten had niemand iets. Maar waren er dan werkelijk geen voordelen aan de pindanoot, vroeg Guido zich na een tijdje af, was het bijvoorbeeld geen voordeel dat hij in Oost-Azië ongeveer negentig procent van de mensen van de noodzakelijke vetten en energie voorzag?
| |
| |
En zoals het marmer door een barst was gespleten, zo werd de zeer ruime kamer van Guido's geest door een inzicht opengegooid.
Een boek, dacht Gezelle. Op zich was een boek ook een onverkoopbaar product.
Elsschot kwam binnen, maar Gezelle zag het niet want hij stond te denken terwijl hij een bal in zijn handpalm liet rollen. Bij het zien van de levering uit Polen keek Elsschot zeer stuurs naar de dozen, alsof hij ze aldus kon wegdenken. De Polen waren schoonfamilie van Willem. Zij waren de meest beleefde en vriendelijkste mensen die er bestonden. Ze wilden alsmaar horen waarmee ze de schoonfamilie Elsschot konden plezieren. Elsschot had om noten gevraagd, voor bij de borrel. Goedkoop en ook in achtergestelde landen te verkrijgen, had hij geredeneerd. Willem Elsschot had een lading vetbollen voor het hele Vlaamse land gekregen.
‘Nu kan hij ermee lachen’, zegt meneer Gezelle in de plaats van Elsschot. Elsschot zelf staart naar de blow-up in de inkomhal van Jay's. Het verlies staat op zijn gezicht geschreven.
‘Een boek verkoop je ook niet als een verzameling houtpulp tussen inferieur karton, maar als een bundeling inzichten’, wist Guido. ‘We mogen die vetbollen niet verkopen als vetbollen maar als een reeks voordelen. De naam van een product is allesbepalend. Vraag maar aan God’, zei Guido. ‘Wij gaan de vetbollen verkopen als symbooltjes van eeuwigdurende vreugde voor de vogels.’ En dadelijk begon hij te brommen en te allitereren als op een personeelsfeest in illo tempore.
‘Koopmannen in Vonkjes van Vreugd’ lieten de heren de automaat voor visitekaartjes in Berchem-Station printen. Ze waren vastbesloten onder aan de ladder te beginnen. Teneinde te kunnen klimmen. Elsschot wilde zo snel mogelijk geld vergaren. Gezelle wilde vonkjes verspreiden, en TancPlastics te kakken zetten. Zelfs al moest hij eigenhandig bol per bol aan de man brengen, zei hij. Hij wist niet dat hij rakelings langs de waarheid scheerde.
| |
De wereldwinkel
De Polen vielen compleet uit de lucht. De vetbollen bleken geenszins een geschenk van Elsschots schoonfamilie. Na ingewikkeld speurwerk ontdekten Guido en Willem dat een excentriekeling, een zekere Martens, volgens zijn visitekaartje ‘koopman in gelukkige liefde voor tweevoeters’ eindelijk doch te laat zijn lading vetbollen kreeg teruggestuurd vanuit Polen omdat men niet wist wat ermee aan te vangen. Een jaar geleden had de man zich opgeknoopt in dit pand.
‘Wij zijn het aan hem verplicht om die dozen aan de man te brengen, of om afstand van alles te doen en in het klooster te gaan’, zei Elsschot. Vooreerst moesten ze volgens Willem de clientèle selecteren aan wie ze hun waar konden slijten.
| |
| |
‘Aldi’, suggereerde Guido. ‘Zij kunnen grote hoeveelheden afnemen.’ Het bisdom was een goede klant van de Aldi en bracht jaarlijks voor 5.000 euro statiegeld op flessen terug.
Bij Theo en Karl Albrecht, de bazen van de Aldi-warenhuisketen, vingen ze bot. Vonkjes? Nooit van gehoord. Elsschot verduidelijkte dat het om vetbollen ging. Vetbollen? Moesten ze daar soms vogels mee naar hun winkels lokken? En wat waren de ingrediënten? Nee, als er geen look in zat, konden de voorwerpen niet worden verkocht als vegetarische bouletten.
Ze zouden dan maar zelf de hort op gaan, zei Willem. Van deur tot deur om de mensen te bekeren, zei Guido.
Ze praatten er beiden niet graag over, maar negentig respectievelijk honderdveertig jaar geleden hadden Elsschot en Gezelle elk een nogal goedlopende zaak in de letteren gehad. Als ze daar nu eens op inspeelden? Gezelle was proefkonijn. Hij zou een lezing geven en de vetbollen laten rijmen op zijn verzen: elke geïnteresseerde kon na de lezing een pakje vetbollen kopen. Ze lieten een grote advertentie plaatsen in de Passe-Partout.
Een week later trok Gezelle zijn mosterdgele regencape over zijn hoofd en ging de deur uit. De vijf bejaarden en acht getrouwen van pedoparenclub Daddy, die dachten dat het om een ‘gezellenavond’ ging, voelden zich allemaal lelijk bekocht. Een kranige, schele oma zuchtte, met één oog op de kartonnen doos en het andere oog op Gezelles jas: ‘De wereldwinkel zeker?’ Nog voor Gezelle aan het schuifelen van de vogels kon beginnen, was de zaal al voor de helft ontruimd.
‘Ze lachten mij vierkant uit’, bracht hij verslag uit bij Elsschot. Het was hem droef te moede. ‘Het goedje en mijn verzen zijn hen niet vet genoeg. Nee, West-Vlaamse commerçanten laten zich niet zomaar in de luren leggen. Ze zijn zelf te doortrapt in het verpatsen van vellen frakken en broltextiel en stront.’
‘Wij hebben gelehans héén vetbollen besteld.’
‘Niet één, maar heel veel’, zei de dienstjongen. ‘Tweeënvijftig dozen.’
‘Nee, nee’, zei Gezelle.
‘Maar meneer, wij hebben opdracht gekregen ze op dit adres te leveren. Uitbreindingsstraat 8. Klopt dat?’
‘Dat klopt, maar wij hebben niets besteld.’
‘Wij ook niet. Gaat u ze aannemen of niet? Ze zijn betaald.’
‘Wel, u mag ze in de voorkamer stockeren.’
‘Met welgemende groets, voor al het vlaamse vogelen’, stond op het bijbehorende kaartje te lezen. Afkomstig van de schoonfamilie Polen.
| |
| |
| |
Een allergische kat
Het bedrijf, voorlopig Nog Steeds Naamloos gedoopt, bestond nog maar amper of iemand had de weg naar de klachtendienst al weten te vinden. Die dienst was een onderafdeling van sales en bestond niet. De bedrijfsstructuur van Nog Steeds Naamloos was die van een website met vele links die naar onbestaande websites leiden.
‘Mevrouw Mira had haar leven aan haar pindakaas te danken’, haalt Willem zich voor de geest. ‘Wij hadden onze eerste klacht aan haar te danken.’
Mira Vansteendam belde Nog Steeds Naamloos op.
‘Het gebeurt wel vaker dat men zich laat vangen, maar dit loopt werkelijk de spuigaten uit. Dat u uw waar aan de man probeert te brengen, kan ik nog begrijpen. Cultuur is een noodzakelijk kwaad. Dat u van de pindanoot houdt, dat hebt u met mij gemeen. Maar vroeger, toen de mensen nog vetbollen ophingen in de winter, wilde men vetbollen met pindanoten kopen. Geen kat in een zak. Laat staan een Vonkje. Wiens goddeloos idee was dat? Een verdomd Vonkje, wie verzint dat?’ De ex-danseres zweeg, misselijk van de woordpirouettes die ze had gedraaid.
Gezelle zat droef te knikkebollen achter zijn veel te lege en veel te grote bureau. ‘Meneer is met zijn staf... een conferentie aan het houden’, zei Gezelle. Elsschot had Guido instructies gegeven over wat hij moest doen als Elsschot afwezig was. Hij voelde zich wegzinken in zijn slappe leugen.
‘Wat voor conferentie?’
‘Internationaal’, bracht Gezelle uit.
‘Wat voor conferentie? Een videoconferentie? Dat is gezellig zeker?’
‘Daar weet ik niets van af, mevrouw.’
‘Verbind me snel eens met hem door.’
‘Het enige wat ik u mag vertellen is dat van die conferentie.’
‘Dat van die conferentie, beste Gezelle, mag u eens uitleggen aan mijn advocaat, nadat u dat van die jas hebt uitgelegd.’
Mevrouw Mira was naar een lezing van mijnheer Gezelle geweest en had zich niet laten verleiden - de twinkelogen van Gezelle ten spijt - tot de aankoop van vetbollen. Mijnheer Gezelle had er haar dan maar één cadeau gedaan, hij kon het niet laten. Nu had mevrouw Mira uit medelijden met die stumperd de bol aanvaard en ze had die vlug vlug in haar jaszak gestopt, bij een chocoladereep van Jacques. Zeer slechte chocolade die ze gekregen had aan de koffietafel in het bejaardentehuis waar ze net haar moeder was gaan begraven.
‘Bezoekt u maar eens een koffietafel waar u vier uur lang door het personeel gegijzeld wordt’, zei ze bijna omineus. Enfin, het resultaat wilde ze graag eens komen tonen. Ze had alvast uitgerekend dat het hen op minstens 50.000 euro zou komen te staan. Niet alleen had zij schade aan haar jas, maar ook aan het appartement waar de jas had gehangen.
| |
| |
‘We gaan ons met de zaak bezighouden’, spartelde Gezelle rond in zijn leugenpoel. ‘Belt u binnenkort maar terug.’
‘Gezelle! Als gij mij niet tegemoetkomt, kom ik naar u toe. Nu!’
Er werd op de deur geklopt. Zonder een antwoord af te wachten, twee seconden later, kwam mevrouw Mira het decor binnengestormd. Ze wees met haar gsm naar haar jas, ze stortte in, zakte als een WTC-toren door de knieën, kwam op haar handen terecht en keek onder het bureau tussen Gezelles benen.
‘Ik dacht dat uw makker zich hier had verstopt’, zei ze, zichzelf weer overeind hijsend. ‘Geen probleem. Ik kan het ook met u afhandelen.’ Ze trok haar jas uit en hield hem als een lijkwade tegen het licht. Een roos van vet en chocolade had zich in de stof gedrukt. Wat te bewijzen was: haar jas was allergisch aan noten en vet. Mevrouw Mira schudde driftig met de jas en er viel een bruine bal uit. De verhitte chocolade was over de vetbol gekropen en had er een laag op achtergelaten.
‘Ze sorteren hier niet’, snoof mevrouw Mira minachtend. Ze perste haar jas in de overvolle prullenmand, die nog van meneer Martens was geweest. Gezelle rook de dood die naar boven gewoeld werd.
‘En nu, meneer Gezelle? Wat nu? Nu zit ge daar te blinken. Gij en de geschiedenis, meneer Gezelle, gij weet niet veel. De wereld draait heel anders dan gij denkt. Dat kan ik u vertellen. Ik heb het gezien vanaf de danspodia van de wereld. Mira heeft alle kennis van de wereld in haar lichaam opgeslagen. En nu wil ik, meneer Gezelle, om u een plezier te doen, dat gij daar kennis mee maakt. U en ik, wij kunnen iets schoons beginnen’, ze woog de bal in haar hand. Gezelle schoof een schuif open, om erin weg te kruipen als in een wieg. Maar plots ging de zon in hem op. Hij keek haar aan. Die vrouw had pit. Hij niet. Hij wist niet wat gezongen.
‘Om iets aan de man te kunnen brengen moet gij u beter op de hoogte stellen van wat er leeft bij de mensen. Gij hebt geen benul. Gij kunt nu kiezen: ofwel gaat ge scheep met mij, ofwel doe ik u een proces aan dat gij nog in geen duizend jaar te boven komt.’ Ze borstelde hem met een simpel handgebaar van zijn stoel, ging zitten op de vrijgekomen plaats en begon door de papieren te rommelen alsof Gezelle nooit had bestaan. Een uur later belde Gezelle onder dwang Elsschot op om te melden dat er een nieuw directielid was.
Elsschot zat toen toevallig tegenover een Britse investeerder. De man sprak hem streng toe: ‘Leid mij niet af met uw gsm. Pure onkunde is het. Gij hebt Gezelle. Ik ken hem van honderd jaar geleden. Op zich geen kwalijke ondernemer. En een levend reclamebord voor uw product. Zo een kop, alstublieft zeg. Maar toch slaagt ge erin uw spul niet aan de man te brengen.’ De man zuchtte ‘Ik moet aan het werk.’
| |
| |
Elsschot liep langs de haven naar hun pand. De investeerder stond vermoedelijk zelf ook op de rand van het bankroet. Al vaak was Elsschot op zijn plaats gezet, maar nog nooit met een dergelijk idioot argument.
Slotsom: drie directieleden en een bedrijfspand. Geen omzet.
Hoe hebben zij de succesvolle switch doorgevoerd van een verlieslatende, hopeloze zaak naar een boostende multinational die M&M's nu, anno 2016, tot een familiezaakje heeft verpulverd?
‘Mira heeft ons afgetakeld, Mira heeft ons opgetuigd. De naam van Mira zij geloofd’, zegt Gezelle.
| |
Een gegrilde klant (met varkensvet overgoten)
Willem was ter ore gekomen dat een vrouw hun za ik had vervoegd. Hij was er als de kippen bij om een spoedvergadering te beleggen.
‘Beschouwen wij niet de vetboleter maar de pindanoot zelve als klant’, zo begon Willem Elsschot zijn historische toespraak tot de verzamelde directieraad. Mevrouw Mira zat driftig te tokkelen. Ze had zichzelf gekroond tot directiesecretaresse.
‘Onze klant, degene die koning is en een eersteklasbehandeling moet krijgen, is de pindanoot zelf. Bij hem begint en eindigt het verhaal.’
Verwachtingsvol keek Willem Elsschot de ruimte rond. Het tokkelen was gestaakt. Mevrouw Mira keek hem aan met een gezicht als een waterlelie: nietszeggend.
‘Zolang niemand mij raad vraagt, houd ik mijn mond’, had zij zich voorgenomen. Maar zij was een ouder wordende vrouw en zij paste niet meer in haar voornemens. Ze duwde haar stoel naar achter en kwam overeind.
‘Beschouwen wij de vetboleter als klant’, sloeg Mira haar haak in de stilte. ‘Wie willen we als klant? De vogel of de mens? De mens heeft kapitaal. En nog iets.’ Uit een doos nam ze een vetbol en ze hield hem tegen de grijze hemel.
‘Grijs tegen grijs’, zei ze. Uit haar jaszak haalde ze de bruine chocoladebal en hield hem naast de grijze. ‘Cola is van oorsprong grijs, maar er is kleurstof aan toegevoegd. Deed men dat omwille van de smaak? Nee! Omwille van het uitzicht! Ik heb gesproken.’
Het stralende wezen zei niets meer, maar haar zwijgen lichtte hen plotseling als het ware van de grond.
‘En dat was de weg’, zegt Elsschot ‘die Mira ons heeft gewezen: de weg naar de top.’
Skynryd. Bij rockliefhebbers een wereldberoemde plaats. Anderen klinkt de naam vagelijk bekend in de oren. Mira combineerde de naam van haar eerste hond met die van de historische plaats: Jack Skynryds. Afgekort: JS. Jay's. De eerste american size snack. De eerste snackbol voor de mens. Zoet vanbuiten en hartig vanbinnen. Jay's.
| |
| |
De rest van het verhaal is geschiedenis. Enkele jaren na hun ontslag bij TancPlastics konden Elsschot en Gezelle TancPlastics overnemen. En tien jaar na het begin van hun grote avontuur is mevrouw Mira overleden. Ze is gisteren eenvoudig doch mooi begraven. Haar kantoor blijft voor altijd leeg als een aandenken. Een lege verpakking.
3 februari 1959 stortte het vliegtuigje van Ritchie Valens en Buddy Holly neer in Skynryd. 3 februari 1959 wordt ‘de dag waarop de muziek stierf’ genoemd. 10 januari 2016: deze dag zal worden ingeschreven in de annalen van ons bedrijf als ‘de dag waarop Mira stierf’. Mogen alle Jayers Mira nooit vergeten. Mag zij hen tot inspiratie zijn.
Dit artikel werd geschreven ter ere van Mira Vansteendam.
Het bedrijf wenst zijn medeleven met de familie uit te drukken.
Uit naam van Jay's
Lucas Bieslook en Rob Verastenhoven,
hoofdredactie Jay's Days
|
|