Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 148
(2003)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 831]
| |
[pagina 832]
| |
(1)Iedereen dommelt wel 's in bij banale tv-fictie, om plots geheel alleen in een donkere kamer te staren naar een scherm vol sneeuw. Je wrijft in je ogen en opent ze weer, om dan oog in oog, neus aan neus te zijn met een vrouw. De vrouw hangt horizontaal voor je, onwerkelijk close, met haar hoofd naar je toe gewend. Geen centimeter tussen haar neus en jouw neus. Je bent geneigd te denken dat dit ook fictie is. Niets is minder waar. | |
(2) (2)Je wandelt met je hond in een dreef, beuk na beuk, door een kathedraal. Hond draaft vooruit en terug, tot op het eind waar een Mariagrot staat. Plots schiet de hond je kajietend voor de voeten, zijn staart in doodsangst tussen de poten. Je haar staat elektrisch recht. Tien minuten sta je verstijfd. Was dat een grijze vlek? Iedereen ziet dat toch? | |
[pagina 833]
| |
[pagina 834]
| |
(3)Er zijn problemen met de elektriciteit. Soms verzwakt het licht in geringe mate en je lijkt de enige die het merkt. De laatste dagen zijn de storingen groter geworden. Soms werkt het licht niet op de bovengang. Je steekt kaarsjes aan en zet die toevallig bij een foto. Nee, je kent niets van elektriciteit. | |
(4)Stel je voor dat ons leven gewoon een lange reeks van zwarte woorden is. Plots staat er in die reeks een woord rood gedrukt. Er is iets gewijzigd, je ziet zelf eerst niet wat. Zaken nemen soms een vreemde wending. Je stelt bij jezelf die vreemde psychologische veranderingen vast. Kantelingen in het gemoed. Je stelt vast dat je een moment een vreemde bent voor jezelf. Bekijk dat even als een geest die commentaar op je geeft. Een slag van de molen? Nee, een kolossale, zilverige, machtige geest heeft je te pakken en hij slaat je met een stok op je kop. | |
[pagina 835]
| |
[pagina 836]
| |
(5) ()Ze staan daar gewoon. Ze spreken tot ons, soms stromen tranen over hun wangen. Ze staan tussen onze woorden en onze gedachten. Vaak verschijnen ze ons als dieren met boodschappen. Ze zijn keien in onze schoenen, en die keien zitten vol met grotere massieve keien en die zitten weer vol met reusachtige steenblokken. Enzovoort. Heb je dat? | |
(6)(6)Alles blijft, niets gaat verloren, denk je. Het wordt hooguit geheim. Alles is terug te vinden langs de wegen. Je naait je een beschermend masker, nekkussens, een kleed om onheil af te weren. Je verzamelt dieren rond je huis. Je noteert en registreert zo mogelijk alle geluiden onderweg. Je neemt vlas en puimsteen mee. Soms lijkt het dat je je bagage steelt uit het alledaagse. | |
[pagina 837]
| |
[pagina 838]
| |
(7) (7)( )7In het midden van de ruimte staat een tafel met daarop een bureaulampje dat brandt. Een draagbare PC staat licht te gloeien, de screensaver op het scherm is ronduit biologerend: iets wat nog het meest lijkt op een fossiel bruin hart. Het hart breekt open, bovenaan vormt zich een kaakvorm, die klept open, en het uiteenvallende beeld drijft dynamisch buiten in een wereldkaart van continenten. Een kleine teller linksonder telt de miljoenen jaren af. Je kijkt toe hoe India zich afscheidt van Afrika en zich onverbiddelijk in het Aziatisch continent boort. In een tijdlus van tien seconden verandert Gondwana, het oercontinent, in vijf continenten en tsjak weer in Gondwana. | |
[pagina 839]
| |
[pagina 840]
| |
(8)Het menselijk skelet telt 206 botten. In de handen zitten 2 × 27 botjes, in de voeten 2 × 26 botjes. Vannacht droomde je dat je jeuk had en je moest jezelf hard krabben. Steeds harder, en je huid was bloedrood. Je krabde je vel open, tot je het bot zag. Toen werd je wakker en knipte het licht aan. Je keek met afschuw naar je bloedende arm en zag het bot bleek schitteren, bleek als zilver. Je bedacht dat je skelet geheel van edelmetaal was. | |
(9)Waarom ga je niet terug naar de grot? Wellicht is het goed af en toe een gesprek te voeren met een beeld van hout of gips. Men kan dan denken op zeer verstrooide wijze. Men kan op zulke plaatsen vragen stellen over gezondheid, verloren voorwerpen, grote of kleine genezingen. Men kan er geschenkjes achterlaten en ondertussen de verhalen opzeggen: gezangen, antifonen, verzen. Je ziet dat de lucht begint te trillen. | |
[pagina 841]
| |
[pagina 842]
| |
(10) ( ) )) )Misschien is het toegestaan 's avonds en 's nachts witte schimmen te zien, zekere kleine witte vrouwen of meisjes bij bronnen en in grotten. Soms zien we lichtende gedaanten in de nacht die ons vergezellen. Soms zijn het slechts onmogelijke vouwen in onze lakens. | |
(11)Over die trillende lucht: er is een zekere grijsheid, restwaarde of onduidelijkheid, een vorm van verbrandingsasse van iets wat zich vroeger groots en kleurrijk toonde. Zijn dat goddelijke wezens die nog even terugkeren? Het is toegestaan dat te denken. We kunnen hen zien als portretten van verwanten en kennissen die gestorven zijn. In verhalen en herinneringen voelen we hen rond ons dwalen. Soms hinderlijk, soms beveiligend. Soms spreken ze ons toe in stemmen, kreetjes, soms een gestage stroom van commentaar. Soms bewegen ze de tong in onze mond en zijn het hun woorden die op onze weg liggen. | |
[pagina 843]
| |
[pagina 844]
| |
(12)Ja, ga terug naar de grot. Verlaat het huis. De buitenlucht is heet, de weg ligt bleek onder het maanlicht. Beklim de rots en kijk naar de fakkels van de metallurgie. Blaas sigarettenrook door je mond en je neus zonder de sigaret uit je mond te halen. Het is koud, maar je blijft zitten. Koester alle mogelijke gedachten tussen ik ben dood en ik wil dood. Er is een hopeloosheid die je zacht doet huilen. Een uil roept. Roep terug. Voel je als een Prometheus opgespannen over deze aarde, je borst zwelt van verdriet en je ziel verplaatst zich in de ziel van de aarde, en je kunt alles boven je inademen. Voel je opengespalkt, tranen lopen uit je ogen. Overal in je is zuurstof en bloed en god en jetlag. Stoot agressief de lucht door je neusgaten zodat het snot rondom spat, veeg het vocht van je gezicht en word verknipt en van god los en even ben je op criminele wijze gelukkig. Stel je voor dat je een geweer hebt. Een afgezaagde loop en een hoofd vol rusteloosheid, opgesloten in jezelf maar eindelijk iets doortastends doen, een fantastisch sluipschutter zijn. Sta recht en struikel, je mond branderig open. Ik ga dood, denk je. | |
[pagina 845]
| |
Ik leef, denk je en je gooit het geweer weg. Je wordt gekust met de smaak van Colgate, drank en het universum. Er gebeurt daar iets van algemeen menselijk belang, er staat scherp geschilderd een snikkend verlangen naar meer, de juistheid van de twijfel, de afwezigheid van wat ooit verdwenen is. Al wat je zegt klinkt vals maar het lijkt steeds beter dat ene te kunnen raken. Het beeld, de woorden zijn bijna juist en al is het klinkklare onzin, je hebt het omzeggens vast. Je snuit weer je neus zonder handen. Je voelt de stramheid in je benen. Je kijkt op je horloge, het is al lang veel te laat om daar nog te zitten. | |
[pagina 846]
| |
Broosheid tussen waarneming en kunstHedendaagse kunst wordt vandaag niet meer op de eerste plaats beoordeeld naar de technische kunde van de kunstenaar. Dat kunstenaars hun ideeën laten uitvoeren door gekwalificeerde derden is bijna vanzelfsprekend. De kunst draait rondom de geïnspireerde vormgeving van gedachten die de wereld een beetje meer kleur geven. Of de kunstenaar het kunstwerk al dan niet ‘eigenhandig’ uitvoerde wordt niet langer als eerste maatstaf genomen. Er zijn uitzonderingen. Pierre Gérard (1966) leeft in Luik - een perifere plaats voor hedendaagse kunst in ons land - en werkt er aan een geduldig en haast ambachtelijk oeuvre. Hij wil zich de werkelijkheid toe-eigenen om ze te transformeren tot een plastische microwereld vol beelden die verwondering oproepen. Pierre Gérard is een witte raaf binnen de hedendaagse Belgische kunst omdat hij de teken- en schilderkunst als instrument gebruikt om op het eerste gezicht heel ‘zuivere en affe’ composities te realiseren, die bij nader inzien de schone schijn ervan afschrapen tot een niet definieerbare essentie. Daarom is het zo bijzonder dat zijn werken in hun figuratieve schraalheid een aantrekkingskracht blijven uitoefenen en leiden naar een punt waar de afbeelding ophoudt ‘wereld’ te zijn. De vrij intieme werken van Pierre Gérard vormen als het ware een archief van ‘le quotidien’. Eens met aquarel of olieverf op papier of karton krijgen ze het statuut van beeldende poëzie. In zijn overvol atelier ontvouwt zich een grootse wereld; hij bespiedt zijn omgeving en weet die terug te spiegelen naar de werkelijkheid door werk dat gemaakt is met de meest uiteenlopende middelen. Pierre Gérard ontdoet zijn werk steevast van alle sentimentaliteit. Op die manier onderhoudt de kunst een ‘open’ dialoog met het publiek. In het kielzog van de definiëring van het begrip ‘mysterie’ bij René Magritte moet ook het oeuvre van Pierre Gérard worden gezien als een hommage aan de wereld van de kleine dingen. Die inspireren hem tomeloos en zijn de bron voor foto's, tekeningen, schilderijen, kleinsculpturen en video's. Ze groeien vanuit een urgentie die indruist tegen een stilistisch coherent opgebouwd oeuvre. Het ruisen van de werkelijkheid doorheen zijn boeiende artistieke productie vertaalt zich ook in zijn interesse om te experimenteren met ‘gevonden’ geluiden die hij remixt en stuurt tot omgevingsgeluiden. Voor deze katern maakte Pierre Gérard een reeks nieuwe tekeningen/aquarellen gebaseerd op motieven die hij vond in de handleidingen/bijsluiters en op verpakkingen van nutsvoorwerpen. Het deformeren en ‘upgraden’ van de banaliteit leidt tot pareltjes van beelden die zich ‘gewoonweg’ en zonder meer aanbieden aan ons nieuwsgierige oog. Pierre Gérard houdt zich als kunstenaar aan de zijkant. ‘Uitleggen is iets verloochenen.’
Luk Lambrecht Cera Foundation wil een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving en dit onder meer via literatuur en beeldende kunst. Daarom steunt zij deze katern met werk van Pierre Gérard en Koen Peeters. |
|