favoriete levende schrijvers noemt, onder wie geen Vlamingen, zegt hij: ‘Mijn leestijd is beperkt [...] en dus wil ik het beste dat er op dit moment voorhanden is.’ Begrijpelijk, maar weer: wat is dat ‘beste’? Hoe wéét Laermans dat boek A of B tot het beste behoort, wie bepaalt dat? Of bepaalt hij het zelf - hoe dan? Is wat het beste is voor hem ook het beste voor mij? Kortom: wordt de ene valse evidentie (‘Vlaamse literatuur’) hier niet ingewisseld voor een andere (‘goede’, ‘het beste’)?
Onder Laermans' favorieten bevinden zich Don DeLillo en Pierre Michon; een heel brave, nette keuze: auteurs waarrond, (ook) in ons taalgebied, vrij grote publiciteit geweest is, en waarrond blijkbaar een soort consensus bestaat onder intellectuele lezers; dat ze daarom tot het beste behoren is, alweer, niet evident. Ik ben in Michon na vijftig bladzijden opgehouden.
Laermans vraagt: ‘wat houdt de notie van “kwaliteit” soms nog in wanneer we met een natte vinger kunnen voorspellen dat het gros van de gesubsidieerde “Vlaamse literatuur” geen toekomstwaarde heeft?’ Nog eens, over kwaliteit en (dus?) toekomstwaarde valt niets zekers te zeggen. Hooguit tien procent van wat nu verschijnt zal ‘overleven’, inderdaad, maar we weten niet wélke tien procent. En ‘overleven’ is relatief: hoe lang?
Overlevingskansen hangen niet alleen van de werken zelf af. Als ‘we’ vinden dat bepaalde oudere teksten nog altijd lezenswaard zijn, kunnen we proberen ze onder de aandacht te houden of te brengen, anders laten we het helemaal afhangen van markt of mode. Evenzo: als ‘we’ vinden dat bepaalde hedendaagse moeilijke of eigenaardige teksten meer lezers verdienen, kunnen we...
Laermans staat aarzelend tegenover ‘literair erfgoedbeleid’: veelal ben je dan bezig ‘met een Vlaanderen en/of een schriftuur die wij niet langer kunnen begrijpen.’ Hij bedoelt, denk ik: ‘niet langer direct kunnen begrijpen’. Leggen we ons daar zomaar bij neer, beperken we ons tot de actualiteit, danken we het verleden af? Ik vind dat bekrompen en gevaarlijk.