Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 144
(1999)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 687]
| |
DaliDe vernissage van zijn tentoonstelling begon om middernacht. Neen, ik kon er werkelijk niet mee lachen. Ik had gedacht: hij is grappig, meer, hoogst komisch, burlesk. Hij was het niet. De wiegende gang, het elegante jongensachtige figuur, de okere gelaatskleur met het blinkend oogwit en de uitgezette paranoia-pupillen, de bekende katsnor, en de beklemmende ernst, de in-waartse verering waarmede hij rondliep in de zaal en met een draadijl wandelstokje schilderijen en mensen aanwees, neen, het was niet grappig. Hij ging een uur lang de zaal rond tussen de nachtelijke, schone vrouwen met naakte ruggen. Daarna stond hij in een hoek met dames op leeftijd met andere naakte ruggen te praten, waarschijnlijk over prijzen. Rond twee uur was er een gevecht tussen de criticus Waldemar George, die geroepen had dat het werk van Dali schijt was en Robert Goddet, de avant-garde uitgever (o.a. van Picasso en Michaux) die zopas het Manifest van Dali, een onmogelijk ronkende nonsens-tekst had uitgegeven. Robert Goddet won gemakkelijk, alhoewel met een onorthodoxe rechterhoekslag. (Hij is ceinture-noire in judo). Twee dagen daarna vertelde iemand het gevecht aan Picasso, in een galerie waar ik toevallig was. Picasso vond het een heerlijk verhaal en sprong op en danste. Hij ziet er uit als een bruinverbrand aapje in een Amerikaanse werkmansbroek. Zijn donkere ogen zijn inderdaad heel mooi. Daarna zag ik Dali in de ‘Ritz’, waar hij aan de barman vroeg om een paar affiches voor zijn tentoonstelling op te hangen. Stel je voor. Ik zei hem dat ik zijn boek ‘The secret Life of Salvador Dali’ een zeer diepgaand en pakkend boek vond (wat ik niet vind) en dat ik er paralellen in ontdekt had met het boek van Robert Lewis Taylor: ‘W.C. Fields, his Follies and Fortunes’. - Zo, zei Dali, dat is vreemd. Hij staarde mij aan, kneep | |
[pagina 688]
| |
dreigend zijn (waarschijnlijk geverfde) wenkbrauwen samen. Toen riep hem de duchesse de Rochefoucauld, die voorbijkwam. Zij is een intelligente en bijzonder op de schone kunsten gestelde dame. Dali gaf handkusjes, boog in alle richtingen als de gummi-hond, die ik van mijn vriendinnetje cadeau kreeg met het nieuwe jaar. Van mijn vriendinnetje gesproken, waarmee ik hoop te trouwen, Dali vroeg haar of zij in zijn nieuwe film zou willen optreden. Ik zei neen, maar zij zei ja, dat zou zij wel willen doen. Daarna zei zij ook neen, want Dali vroeg haar of zij op de Place de la Concorde naakt zou willen uit de metrouitgang lopen op handen en voeten, stilhouden voor een kruiwagen en er uitnodigende, zinnelijke bewegingen tegen maken. Hij zelf zou met de camera en de techniciens achter de vitrine van een parfumeriewinkel het gebeuren filmeren. Hij was woedend toen zij zei dat zij het niet wou doen, en zij heeft hem niet meer terug gezien. Ik wel, op een namiddag. Hij vertelde mij een verhaal over een eend. In verschrikkelijke intonaties, die iets van de bedwongen hysterie van Hitlers voordracht in het begin van een rede hadden, ook iets van de waardige scherpe uitspraak van Paus Pius XII. Met onmogelijke klemtonen. Ten andere Dali spreekt zeer slecht Engels en Frans. Vrienden van mij, maar dat kan ik niet controleren, zeggen dat hij ook Spaans op een ontaardende manier verminkt. Het verhaal kwam hierop neer, dat hij een fijnproever was wat eten betrof. Dat hij at in een restaurant te New York, waar zij Dali kenden. Ja, ik vergat te zeggen dat Dali nooit ‘ik’ zegt maar ‘Dali’, of ‘hij’. Dali doet iets. Als Dali iets gedaan heeft, doet hij iets anders. Enzoverder. Nu in dat restaurant, als zij Dali zien aankomen bereiden zij een eend toe op zijn geliefkoosde manier. Dit is: zij koken het dier met kleine compressen naast mekaar, op een bepaalde hitte zonder op het vel te drukken. Zodat de ingewanden niet geraakt worden. En het dier levend blijft, Dali aankijkt terwijl Dali malse stukken uit het lijf snijdt. |
|