Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 143
(1998)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 676]
| |
15 mei 1998Geachten,
De brief van ‘Les Copains de la Littérature’ in verband met het DW&B themanummer over De Post en gedagtekend 8 februari 1998 ging in Leuven op de bus op 16 februari. Hij bereikte mij vanuit het geliefde België in la douce France op 24 februari. Zestien dagen verliepen er tussen de eerste datum en de derde, acht dagen tussen de tweede en de derde datum, wat zou ik niet geïnteresseerd zijn in De Post!
Welhaast twintig jaar lang nu loop ik iedere ochtend, een geurige, vaak nog warme baguette voor het ontbijt onder de arm geklemd, naar het plaatselijke postkantoortje, hopend op een teken uit het verre moederland. Of uit Nederland, ook een land. En ja hoor, daar is een brief van Hanneke, of van Leentje, of van Monika, soms ook van Koen, van Joris, van Hugo of Huub, van Lex of Ludo of Lucas, dan weer van Barbara of Annette. De geur van de brieven vermengt zich met die van het dagelijkse brood. Het hart zingt, vóór het ontbijt, na het ontbijt. Ontbreekt een brief dan is er wel wat anders bij de post, vaak is er veel, veel ook om te verwaarlozen. Alleen brieven zijn nooit om te verwaarlozen. Straks zal ik een wederwoord sturen aan Jan, aan Maria, aan Lex of Ludo, aan Joris. Of aan Olga die ik nooit heb gezien. Zo zijn er meer die ik nooit heb ontmoet en die mij niettemin een brief schrijven. Dan heeft de brief de betekenis van een (eerste) ontmoeting. Zonder de ontmoeting van de brief zou ook de daaropvolgende ontmoeting jammer genoeg achterwege zijn gebleven.
Helaas, hoe meer brieven ik de dag door lees en herlees en voort blijf verslinden, hoe duidelijker het mij wordt tegen de avond aan: ik heb mijn leven verprutst met het schrijven van boeken in plaats van met brieven. Ik ben, 't is nu duidelijk, geen trouwe briefschrijver. Ik ben een ontvanger, geen zender. Ik zoen de velletjes waarop de woorden staan want brieven zijn er om gekust te worden, dan ben ik uitgeteld tot de volgende brief. Daarom moet ik vragen aan Eleonora, aan Romy, kijk eens goed in mijn boeken, zijn ze niet daarom zó geschreven dat het vaak lijkt alsof ze min of meer een brief zijn. An moet dat weten. Maar vooral, briefmensen die mij lief zijn: blijf geloven in De Post; zonder uw toewijding verdwijnt op een dag misschien het kantoortje in mijn dorp. Dan zal ik stilletjesaan voorgoed mee verdwijnen uit de circulatie.
Wie geen brieven krijgt, heeft niets om te bewaren, niet eens een naam en ik bewaar ze allemaal, de brieven en de namen. Immers: geen naam zal er verloren gaan! Wie gedoemd is om te leven zonder brieven, wat zal hij bezitten om morgen weer boven te | |
[pagina 677]
| |
halen en te beruiken? Wat voor verleden en wat voor heden om ermee naar de toekomst te gaan, wat om te verscheuren onderweg?
Verwacht niet te veel van mij want ik verwacht alles van jou.
Hartelijkst je
Ivo Michiels Ivo Michiels |
|