[1997/6]
Beste lezers,
Nadenkend over een enquêtevraag naar de (on)zin van literaire tijdschriften en wat opgeschrikt door wat er allemaal bij belangrijke tijdschriften aan het gebeuren is, heb ik het volgende geschreven:
‘Elke DWB-aflevering heeft de ambitie een soort boek te zijn, dat literaire teksten bevat die er anders (zonder DWB dus) niet zouden zijn geweest. De invalshoek zorgt daarvoor, maar ook het inspelen van kunsten op elkaar: dichters, prozaschrijvers en essayisten krijgen de opdracht om nieuwe teksten te maken over een thema (bv. multiculturaliteit, interieur, de vrouwelijke blik, God, mode, engagement, eten) of over een andere kunst (bv. fotografie, dans, theater, strips, architectuur, schilderkunst, video).
DWB brengt ook nummers met vertalingen van in ons taalgebied nog onbekende auteurs, via een net van “correspondenten”. Een andere functie is het presenteren aan de literaire markt van onverwachte, minder evidente debuten - ongeveer vijf per jaar. Ten slotte willen critici wel eens de aandacht vestigen op een onder- of overschat auteur.’
Doen we dat? Ik weet het niet. Ik hoop het. Jullie moeten dat beoordelen.
Wat dat inspelen van kunsten op elkaar betreft, daarvan was de vorige - door redacteur Johan Reyniers samengestelde - aflevering over videoterreur een treffend voorbeeld. Ik denk dat ook deze aflevering over plastisch kunstenaar Juan Munoz van die kruisbestuiving tussen kunsten getuigt. Wie wist bijvoorbeeld dat Munoz zelf teksten schrijft? En dat choreograaf William Forsythe dat ook doet, geïnspireerd door diezelfde Munoz? Samenstellers Bart Cassiman en Peter Verhelst tonen het allemaal.
Vroeger al publiceerde DWB teksten van en over Jan Fabre en Thierry de Cordier, en in 1998 wordt Luc Tuymans het dubbeltalent, terwijl Jan van Imschoot een debuterend schrijver inspireert.
Hugo Bousset