| |
| |
| |
Peter Holvoet-Hanssen
Strombolicchio
5 baldakijnen rondo
De gestolde wraak van J. Enterhaeck
Ik breek mij af, bouw mij op.
‘Avanti. Van lava tot spumanti.
Andere zonnen, andere planeten.
Stervelingen die van geen ophouden weten, die hoge baren
trotseren, van inzinkingen leren
een vuurproef doorstaan als zij in de waan verkeren
in een baan rond Vuureiland.
| |
| |
Voor Wim Sonneveld
Het verschieten in verdriet
ook de sterren zinken mee
de regen gutst op vluchtheuvels en -wegen
voel nattigheid, je zult het bekopen
je kelder is al jaren ondergelopen
Zonder verwondering is er geen uitzondering op de regel van 3
je spreekt het sprakeloos uit om te beginnen
2 - hoor de klokken luiden
met je kompas van een stuiver het verlies van je zinnen duiden
3 - trek van leer, maak van je zwaard een sabel
zonder betovering meer je haveloos aan
Waar lichtmatrozen een maannacht aftrekken van een mistroostige dag
'k Zal je pakken, 'k zal je pakken
| |
| |
Voorbij de roversromantiek
sint-elmsvuur aan de spitsen van de masttoppen
de 3 Gordelsterren van Orion en 3 rode super-
reuzen: Antares, Aldebaran en Betelgeuze
nevelsluiers in de Zwaan, een blauwe anemoon en
de Eenhoorn (overal nestelt het heelal tot in de
kruinen van bossen verdampte sterren); hij
maakte nog één keer konde van de Zeeroversronde
zweefde met lege batterij
van de sirene weg in het scharlaken
naar de zeefee toe, naar het azuur
Passé; nog 1 galactische seconde en de markiezen
gaan omlaag, nog 1 galactische minuut en parmantige
tijden zijn niets meer dan een beduimeld boek, sepia-
kleurige foto's, oude koek naast zijn brigantijn in de
iets wordt niets maar het wordt weer
druppels als massa's heelallen druppen op zijn rantsoen
om hem voorgoed in slaap te doen vallen
zie ginds komt een schoener het is
de Grote Moeder, aan het roer de Baba Jaga
dus laat Roodbaard de kortelas en donderbus staan
doet zijn as in een urne en Beëlzebub denkt: die man van
| |
| |
Mr. Sandman
Vader zit angstig op zijn zandbank
naar de zandloper van de zee te staren.
Vijftig jaar geleden heeft hij moeder aangevaren.
Op een andere bank ligt assepoester weg te drijven
gescheiden van haar starre gemaal door hetzelfde water.
Voor vader is de zee diep en donker
De landtongen likken de stervende baaien.
Voor moeder is de zee een reusachtige stofzuiger.
Zij heeft pijn aan de riffen.
Vanavond geen maanvis maar pekelharing op haar maag.
Kon zij nog maar eens gaan dansen op koraalgezang
maar het ritme van de golven is monotoon en traag.
Het kasteel is tochtig, zij droomt
boterhammen smerend voor de koning
op de vervlogen smaak van een vooroorlogse romance.
Nog even en zij zijn verdwenen
en strandjutters vinden geen sporen
Ondergelopen zandbanken, verre zonnekloppers op het strand.
| |
| |
Voor Paul Snoek
Vuurspuwend Vuurtorenkind flitst met zijn licht
‘Verruim de einder. Tot de vijfde dimensie.
Voorbij Vuureiland knarst de tand des tijds.
| |
| |
| |
3 vliegende tapijten parlando
Uit het winterboek van de Pimpernel
als de lucht geel is, de wolken roze en loom
graaft zij haar droom op bij de sneeuwvlokkenboom
als de sintels doven, de zoeklichten staren
plant hij fakkels bij de toverhazelaren
In de hoeken, onder de blaren
sluimeren de gezanten van de nieuwe tsaren
de herder verliest zijn kudde, hoor
de aarde wil zijn last afschudden
‘Als de zon heeft gesneeuwd.’
‘Pechvogel, zijn we weg?’
‘Als de zee heeft gemeeuwd.’
langs smeulende totempalen
met alle zielen die rottend of in as ontwaken
opgeblazen van schrik op een kluitje kwaken
of ‘Van uw leven siet ghi mi niet weer!’
De kerkuilen zijn winderig
| |
| |
| |
Voor Andromeda
1
Zeeën gaan tekeer, op het land geen bravoure meer
de 7 zichten zien, de 18 werken der onsterfelijkheid verrichten
met alle goede krachten uitkomst niet verwachten
de geslepen dynamiek der tuimelaars betrachten
overgevoelig wordt ijskoud - betaal de tumor in de boezem
van de zee, kromming van de sinusoïde, spiraal van Baäl
ik wieg je zoals golven van lucht en water vogels en vissen
2
Zij geeft mijn vinnen vleugels, op een stille wenk
van de golfslag zwem ik tot bij haar: bij
het klotsen ligt zij op de rotsen, lokt mij
met een oehoe-gebaar, zwijgt en dirigeert de zonsondergang
schitterglans op het water, gloeinachten
de afstand overbruggen terwijl haar teken in het uitspansel hangt
3
Zonder praal in een gapend gat of een zeemansgraf: dat is voor
mij het einde - ga eeuwig met mij op vakantie
graven naar betreurden, onze moeders met hun geur van moeder
vaders als kraaien of zij die tijdens hun leven al geen leven
meer hadden: met zwart verenkleed
Koorzang:
Grijpen tentakels naar je hoofd, word je van je vrijheid beroofd
SPRING DAN OP MIJN ROS VAN GALAPAGOS
| |
| |
Strombolicchio
Zevenster, gele morgenster en zandblauwtje
ontluiken na een nacht van verderf in een verlaten gehucht
gouden kalf kapotgehamerd
hoorn van de hoef weggesneden
wij waaien uit als papegaaiduikers op de vogelnestklippen
al pratend begeester je het landschap
De zee zal haar kroost nooit als een luchtkasteel bedriegen
vis noch vogel heeft de mens de zeezoogdieren
van weidse landerijen beroofd
Een roze zeehond doorbreekt de barrière
laat niet meer met zich sollen - geen gifslangcarrière
vanuit het middenrif kan hij een donzig mormel zijn
vanuit een spelonk krijgt hij de grootste barracuda klein
laat hem met de robben over de koppen rollen
Onder de spiegel van de zee zwem ik met je mee
als zwaluw wied ik onkruid in de lucht
spaar nachtsilene, zeeraket en zeeweegbree
Heigh-ho, wij landen op de rots in de branding
|
|