Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 142
(1997)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Gelegenheid tot afscheidnemenZiend het gelaat (gezicht niet meer want niet
meer ziend) van wie liet varen een ravage,
weidse onbestemdheid krap bemeten tussen
tongbed en het schedeldak, zie ik haar waar
zij was: in waan van landschap kluizenaar.
Is doodgaan soms een ademtocht waarbij
men onverhoeds de hele buitenhemel binnenhaalt?
Gelatenheid, in eenvoud ongeëvenaard,
laat afscheid van zich nemen. Innig is een kist
als wieg. Maar hoe in godsnaam te begaan
de wildernis die uit haar zicht verdween,
hoe vind ik daar de plek om uit te strooien
stof, weergekeerd tot stof en as en traan?
Ik kus mijn eigen dood, ontgin mijn eigen waan.
| |
[pagina 292]
| |
VerassingDe ene speld na de andere hoorden wij vallen
tijdens de urenlange verrijzenis der dampen
die je ons aandeed, naar een stompzinnig azuur
waar bloedhete, bibberige hazewinden van glas
of gelei duizelingwekkend snel aan ijle kabels
rondgesleurde konijnenvellen van lucht najoegen.
Roersels van koorts, uit almaar ziedender mond
aangeblazen. Tot op het fijnste kleerscheurtje je
kostbaar rozenbladweefsel aan die vraat gevoerd.
Nadien scheen er geen vuiltje aan de lucht,
het was dezelfde lucht, afgekoeld en verzadigd
de vogels dragend, verdragend onze geluiden.
Een paard zonder ruiter
bezwaard met loze loodzware stijgbeugels.
Het moet leren op vleugels te gaan.
| |
[pagina 293]
| |
ZuideinderplasAangedreven door regelmatige ontploffingen
in de motorkamer een sleepboot in bruidsvlucht
zonder sleep. De zalmschouwtjes in zondags riet
gemeerd, hun potkachels brandend; wie zal
de asla legen in verstrooid wiegend water?
Dat woelt, klotst, spuwt, schuim kotst
en inslikt, zich druk maakt om niks veelkoppig,
om varensgasten die niet uit vissen gaan,
die stilstaan aan bewegend boord. Regen en plas
komen elkaar tegen ter laagte van zwarte aalscholver-
voeten op zwarte knoesten, gladgelikt.
Potlood en kindertekening ineen: grijze watertoren
tegen grijze lucht. Aangedreven door ontploffingen
in de bruidskamer koersen wij aan op de ingang
van de onderwereld. - As kijkt niet naar ons om.
| |
[pagina 294]
| |
Agrarisch IKraait daar een haan achter de spoordijk
of wordt een kind de das omgedaan?
Staan er sterren gespiegeld in de koffie
of drink ik bij ongeluk de nacht op?
Hoe krijg je een madeliefjje open
dat is dichtgegaan? Als een hond
aan de voeten van de duisternis
liggen - ongeboren koning te rijk.
Het zal nog vroeg genoeg gaan dagen.
| |
[pagina 295]
| |
Agrarisch IIOns lichaam een wassend leger van binnenuit verlichte
vruchten bekneld in schil; bevreemdend diep de regionen
waar wij bevroeden, met geringst gerucht de zware korrels
aarde schuivende opzij, de voorzaten, tegenvoeters.
De bijen van het onzichtbare nog opgesloten in hun korf.
Of zijn het louter steekwoorden van horden schorpioenen
die hun angels ineenwringen bij wijze van verankering?
De boer onder zijn schemerlamp verheugt zich op winst.
| |
[pagina 296]
| |
Agrarisch IIIDe aardappelen van het goede en het schone -
voedzaam gedegen erfgoed op verbruide grond
standhoudend. Koop onze kleibintjes, bloemige
vastkokers! Maar wat te doen met al die licht-
paarse uitlopers? Onrustig weefsel, tastziek
nageslacht van giftige nachtschade, kleinkind
van alruin ontspruitend onder galgen aan zaad
van gehangenen: wortelwicht en schrompelman.
Het schoonheidsmasker van blanke net lipbloemen
ondermaans bijna zwevend, glimlacht; gewas
weet van de prins geen kwaad terwijl in kerkhof-
bedding het gescheurd stramien, doods corpus
van knolvruchten op zoek naar mijn en dijn zijn
wingers strekt, strelend veroordeeld tot zichzelf.
| |
[pagina 297]
| |
HuisraadMijd zondagmiddagglibberpuddinggroen,
het bospadzeeflichtstralende; verdrijf uzelf
uit kroondomeinnatuurwoudlopersparadijsjes
eer hete Satansadem van gezinshoofd ei kookt.
Eén egel is geen egel: de grootste, roodste
wangt aan de kim, ontstekeld en geplet
maar al te vlees als gras. Er rijst een roep
om naderstaan, vergrijzender, der laatste
dagen. Rouw niet om levenden, uzelf incluis.
Verwachte neerslag van liefde laat niet eeuwig
op zich wachten; is uw paraplu niet al bewolkt?
Reken op skeletdwaalsterrennevellegerscharen,
verhul in bombazijn het naaldhuis afgestemd op
't cryptapocalyptisch egelengelengezangstation.
|
|