[1997/2]
Beste lezers,
In deze tijd van droefmakend integrisme is het de ambitie van DWB en samensteller Rudi Laermans om een aflevering te maken over contaminaties, ‘een lofzang op de vermenging, onzuiverheid, gedaanteverwisseling die voortkomt uit nieuwe en onverwachte combinaties van mensen, culturen, ideeën.’ (Salman Rushdie)
Niet toevallig wordt het nummer voorgesteld op ‘Het groot beschrijf’, een reeks literaire evenementen in Brussel op zondag 20 april. Want Brussel roept bij de zuiveren van geest, die een soort ethisch reveil prediken, afkeer, angst en haat op. In deze melting pot van talen, rassen, sociale klassen gebeuren verwarrende en perverse dingen. Brussel, zo schrijft Dieter Lesage, is een object van vrees, ook voor vele Vlamingen. Ze kennen de stad als winkelruimte of pretpark, of als een tunnel van de Basiliek van Koekelberg naar het centrum. Soms beperken ze zich tot het verkennen van het miniatuur-Brussel in Bruparck, vanwaar ze de verboden échte stad zien liggen. Rondom Brussel hebben ze de Rand gemaakt, ‘waar Vlamingen thuis zijn’, de Rand die door Lesage ‘een gesubsidieerd cultureel condoom’ wordt genoemd. Die smetvrees is op zichzelf al bekrompen en dom, voor een Viaming is hij ronduit tragisch. ‘De Vlaming is op zijn best als mens tussen twee culturen, dat is zijn identiteit, als een soort mesties van het noorden, met tegenstrijdige en paradoxale kenmerken, een grote beweeglijkheid en een potentiële culturele rijkdom die voortkomt uit het feit dat hij nooit een veilig nationaal gevoel heeft kunnen koesteren,’ zo schrijft Stefan Hertmans.
Het verzet tegen smetvrees en zuiverheid neemt in deze DWB-aflevering vele vormen aan: Rudi Laermans brengt begrippen als gender bending en criss-crossing in de popmuziek ter sprake, Herman Asselberghs analyseert ziektes en allergieën als een worm van ‘finaal verzet’, Pol Hoste houdt een pleidooi voor openheid (‘Laten we ons asjeblief met iedereen besmetten’), Dirk van Bastelaere plaatst het Wilde, fragmentaire schrijven tegenover het produceren van frigide teksten, Anneke Brassinga verontreinigt de koloniale mentaliteit van Rudyard Kipling met de postkoloniale ironie van Edgar Rice Burroughs en J.M.H. Berckmans is de taalgeworden onzuiverheid zelve.