Arno Breekveld
Het wensoffer
Smijt ik mij met mijn lieve bedgenote voor Uw morzelgrote blokvoeten, Heer! Het zal U heus geen zweet teveel zijn een onderdaan te heffen of ons kneuzing, knookbreuk, scheurend ingewand te stampen. Wat wij deden is U grotelijks bekend, we hebben er grotelijks aan beleefd. Nu liggen wij er kleintjes bij.
Procreatie is een zwaar woord, ik heb me er zo aan vertild dat ik vroeg om het mes in de zaadstrengen. Zij heeft de hele boel ook laten snijden, voor het evenwicht. Wit met vlekken is al wat er nog aan is bij ons, wij leggen geen kleintjes meer op de grote stapel bij.
Er zijn al genoeg van ons zeggen wij maar, nu wij toch voor U klaarliggen. Zegt U het ook de hoogste stoel van de wereld: we zijn gek van ons getal geworden. Opdat we minder worden met zijn allen hebben wij ons tot offer der mensheid neergesmeten, daar voelen we ons niet te kleintjes voor.
Wij wachten op beweging uwerzijds, op woord en feit ineens. Wilt U spreken met Uw been, wij zijn bereid. Waar U Uw zool zet zullen wij niet meer groeien en dat is nog kleintjes uitgedrukt.
't Ware nu te wensen dat U toetrad.
't Ware te wensen dat U ons groot maakt.