Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 793]
| |
De VAV en de CommissieKortgeleden verscheen in DWB (1993/4) een ‘Stukje’ waarin de kernredactie stelling nam tegenover een initiatief van de VAV. Dit initiatief bestond hierin dat aan de redacties van een aantal Vlaamse literaire tijdschriften werd gevraagd om een ‘Open brief’ te ondertekenen, waarin de Minister van Cultuur en zijn Letterencommissie ertoe werden opgeroepen om bij het toekennen van de subsidies voortaan uitsluitend rekening te houden met kwalitatieve criteria, en niet langer ook met ideologische. Deze oproep kaderde in het algemene streven van de VAV naar ontzuiling van het literaire landschap in Vlaanderen, die op haar beurt moet leiden tot een fundamentele verbetering van het Vlaamse Letterenbeleid. Naar eigen zeggen deelt de kernredactie van DWB dit streven. Toch weigerde zij de ‘Open brief’ mede te ondertekenen. In het bewuste ‘Stukje’ geeft zij daarvoor twee redenen op. De eerste daarvan is dat het haar ‘tamelijk onzinnig en utopisch’ lijkt ‘om aan een commissie, die zelf op ideologische grondslag is samengesteld, te vragen om niet-verzuilde criteria te hanteren.’ Natuurlijk is ook de VAV gekant tegen de samenstelling van de Letterencommissie op grond van partijpolitieke verdeelsleutels. Als aan de Commissie in de literaire sector nauwelijks legitimiteit en autoriteit worden toegekend en als haar beslissingen jaar na jaar worden aangevochten en ter discussie gesteld, is dat precies een gevolg van het feit dat ze op een bijzonder ondoorzichtige manier wordt samengesteld, waardoor de indruk wel moét ontstaan dat ten minste bij een aantal commissieleden politieke kleur primeert op bekwaamheid en erkenning door de literaire sector. Tegelijk erkent de VAV dat de Commissie een aantal bekwame, oprecht welwillende en integere leden telt, die zich eveneens van de noodzaak van een ontzuild Letterenbeleid bewust zijn en zich dan ook door een solidaire oproep vanuit de sector zelf gesteund hadden kunnen weten tegenover andere leden die die eigenschappen in minder uitmuntende mate bezitten. Dat die solidariteit niet gerealiseerd kon worden doordat een van Vlaanderens belangrijkste literaire bladen afhaakte, beschouwt de VAV dan ook als een gemiste kans. Voorts vond de kernredactie dat de ‘Open brief’ erg tendentieus was geformuleerd. Zij stelde met name: ‘Alsof de opstellers daarvan zelf al een onafhankelijke commissie vormden, namen zij voor zeker aan dat sommige tijdschriften beslist meer of minder zouden krijgen dan nu het geval is.’ De VAV betreurt eerst en vooral dat ze van dit bezwaar, dat gemakkelijk rechtgezet had kunnen worden, niet eerder op de hoogte werd gebracht. Voorts is het natuurlijk niet zo dat de VAV zelf de plaats van de Commissie wil innemen. De VAV streeft onder meer naar de verwezenlijking van een Vlaams Fonds voor de Letteren naar Nederlands model, en heeft daarvoor al een hele tijd een concreet voorstel klaar, dat overigens ten tijde van de oprichting van de VAV in 1991 door haar leden is besproken en goedgekeurd. In dat voorstel is er geen sprake van een soort van VAV-‘putsch’. | |
[pagina 794]
| |
Het meest betreurenswaardige aan het ‘Stukje’ van de kernredactie van DWB is echter wel dat andermaal - en onterecht - de indruk wordt gewekt dat de literaire sector met haar eisen in sterk verspreide slagorde naar de politiek oprukt. Die kan er alleen maar dankbaar om zijn dat de auteurs haar zo gemakkelijk een alibi aan de hand doen om alles maar bij het oude te laten. Wel heeft de hoofdredacteur van DWB inmiddels aan de VAV laten weten open te staan voor nieuwe ‘VAV-initiatieven in verband met de Commissie (ontzuiling)’. En avant dus toch maar.
Het VAV-bestuur
En avant, indien met ‘nieuwe’ wordt bedoeld: ‘meer fundamentele’.
De kernredactie | |
Moeder, waarom lullen wij?Literatuur die ontdaan wordt van haar vorm is niets anders dan banaal geklets over het leven dat zo kort, c.q. zo zinloos is. Schrijvers die meningen ten beste geven over de samenleving, de mens, het bestaan ‘als zodanig’, blijken almeteen gewone stamgasten aan de toog van het café om de hoek. Wie daarvan nog niet helemaal overtuigd was, kan (kon) terecht in de ‘Extra boekenbijlage 1993’ van Humo (28 oktober 1993). Humo ‘ging te rade bij vierentwintig schrijvers, worstelaars met levensvragen van professie’, om een antwoord te krijgen op de prangende vraag ‘Moeder, waarom leven wij?’ Een kleine bloemlezing: ‘Wij zijn ontsproten om te verslijten en dood te gaan’, ‘Ik denk dat je eigenlijk maar een beetje mens bent als je je telkens opnieuw afvraagt wat het betekent om mens te zijn’, ‘Het is volstrekt onbelangrijk te weten waarom je geboren bent. Het is belangrijk te weten op welke manier je, vandaag, in een wereld zoals hij nu is, ondanks alles toch in leven wilt blijven’, ‘Ieder individueel bestaan moet een antwoord vormen op de vraag naar de zin van het leven van iedereen, van het leven in het algemeen’, ‘om wat er in de wereld aan schoonheid rest nog een beetje te helpen bewaren’, ‘Je moeder, dat is iemand die er altijd is en het onder alle omstandigheden voor je opneemt’, ‘Waarom word je in godsnaam geboren als het bij voorbaat vaststaat dat je geen enkele kans maakt op een menswaardig bestaan?’, ‘wij leven om uit te vinden waarom wij leven’, ‘wij leven om te sterven’, ‘In het slechtste geval leven wij om (nog) niet te sterven’, ‘wij leven slechts om het leven door te geven’. Wie na zoveel serieuze uitsloverij nog niet ten prooi gevallen is aan de slappe lach, kan voorts terecht bij enkele andere coryfeeën die hun beste beentje voorzetten om in kort bestek grappig, literair of zelfs origineel te zijn.
Lucebert wist het al: dichters zijn er om te dichten (schrijvers om te schrijven): ‘Dichters! Dichters! Bah, ze vreten slecht en ze kakken slecht, zodat we gerust kunnen vaststellen, dat ze niet eens voor zichzelf produktief zijn,’
Hugo Brems |
|