Beste lezers,
In het vijfde punt van de korte ‘beleidsverklaring’ van de vernieuwde DWB werd aangekondigd dat enkele nummers een ‘thematisch’ aspect zouden krijgen, maar dan losjes, speels, mysterieus. Peter Verhelst stelde een eerste ‘kleine labyrint’ samen over tweelingen. Waarom? Zomaar. Of toch niet helemaal zomaar. Plots zie je een leidmotief: de tweelingen bij Jan Fabre, de tweelingen in recente romans als De ontdekking van de Hemel van Harry Mulisch en De ruimte van Sokolov van Leon de Winter. Je ziet ontdubbelingen, spiegelingen, omkeringen. Vooral zie je dat elk van ons minstens een tweeling is.
De ontdekking van zo'n leidmotief wordt een gelegenheid om auteurs speciaal voor ons tijdschrift, ‘in opdracht’, een tekst te laten maken. Zijn die teksten dan niet te cerebraal, zijn ze niet te weinig uit de onderbuik geschreven, zijn ze wel authentiek, kunnen ze de lezer ontroeren? Anderzijds: staan de bovenstaande vragen niet vol clichés, zitten ze niet vol verborgen vooroordelen? Lees Stefan Hertmans en Paul Claes twee keer en oordeel zelf. En geniet dubbel van de fotoroman van Patrick de Spiegelaere (portfolio) en het plastische werk van Jan Fabre. Over dit soort bijdragen heeft de ‘beleidsverklaring’ het in de punten 4 en 6.
Er zitten in dit nummer ook enkele opvallende teksten van vrij onbekende auteurs - proza van Leen Huet en Mels Hoogenboom; poëzie van Ivan Ollevier -, geheel volgens onze belofte over de mysterieuze postbusfunctie (punt 3). Bovenop nog enkele opvallende essays, waarvan de inkt nog nat is, en één zelfs wild van de inkt kan worden genoemd. En ten slotte schitterende gedichten van Octavio Paz, bezorgd en vertaald door onze ‘correspondenten’ voor de Spaanse en Latijns-Amerikaanse letterkunde: Stefaan van den Bremt en Guy Posson.
Hugo Bousset