Een Vlaamse Proust?
Is Eric de Kuyper dan een ‘Vlaamse Proust’? Natuurlijk niet. Tussen het werk van beide auteurs zijn er wel enkele voor de hand liggende, oppervlakkige raakpunten, maar Proust is doodgewoon een veel groter schrijver. Ik ga er overigens van uit dat Eric de Kuyper, die Proust zeker gelezen en herlezen heeft, dat zelf zal beamen. De Kuyper is impressionistisch-anekdotisch, vergelijkt zichzelf met een camera, noemt zijn schriftuur een soort ‘écriture automatique’ en wil vooral het verleden behoeden voor vergetelheid door het zo zorgvuldig mogelijk te reconstrueren. Hij doet dat even vluchtig en charmant als parfum. Marcel Proust heeft met zijn zevendelige A la Recherche du Temps Perdu (1913-1927) een meesterwerk gecomponeerd dat het autobiografische schrijven van deze eeuw grondig beïnvloedde. Maar net niet iemand als Eric de Kuyper. Eerder bij voorbeeld Paul de Wispelaere of A.F.Th. van der Heijden, om dicht bij huis te blijven. Bij Proust is geen sprake van een reconstructie van feiten maar van de constructie van een literair oeuvre. Het gaat niet om een vinden, maar om een zoeken, schrijvenderwijs. Het schrijven grijpt in op de gebeurtenissen uit het verleden, het boek maakt deel uit van de autobiografie die het lijkt te reproduceren. Proust brengt dat proces van zich herinneren, de kronkelige werking van het geheugen voortdurend ter sprake. Niet alleen het wat, maar ook het hoe vormt het thema van dit grootse opus. Bij De Kuyper mis ik reflectie. De tientallen anekdotes lijken haastig aan elkaar gebreid en ik had de indruk: hier kun je naar believen stukken ongelezen laten, of nog: zo kan hij nog jaren doorgaan. Het gebrek aan reflectie zie je ook in de sterk uiteenlopende kwaliteit van de fragmenten, gaande van feestelijk-sensueel tot zeurderig-giechelend. Je moet je bij De Kuyper nooit afvragen: waarom plots een alwetende voorspelling, waarom de hijvorm, waarom een
annex over de dood van zijn moeder... Bij Proust daarentegen gaat het om een artistiek project. De cyclus is opgebouwd als een kathedraal, met spiegelingen, rosasvormige zinnen, alinea's, hoofdstukken. Behalve de kathedraal is er nog een prototype in de compositie: de sonate van Vinteuil, die de verborgen mogelijkheden van het bewustzijn verkent, de werkelijkheid ervaart als een te ontcijferen geheimschrift. Daartoe moet je op zoek gaan naar de verloren tijd van het verleden, maar tegelijk wordt dat verleden onttrokken aan de wat banale anekdotiek en getranscendeerd in de schriftuur. Alleen wat Proust schrijft, bestaat, heeft bestaan. Voor De Kuyper is het verleden een diepgevroren substantie die hij door te schrijven laat ontdooien - het beeld komt van hem -, voor Proust levert het verleden ten hoogste de bouwstenen voor een grootse architectuur.
Toch heb ik van Mowgli's tranen gehouden: geen ‘grote’ literatuur, maar soms, al was het voor even: tranen om iets wat voorgoed voorbij is maar nu opnieuw tot leven komt, voor de duur van de lectuur.