Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 135(1990)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 592] [p. 592] Cees Verraak De hotelkamer Het register neemt zijn naam en adres op - hoe zijn ogen razendsnel de handschriften... Een sleutel met een verweerd nummer leidt hem naar de deur. Daarachter heropent de kamer de geschiedenis voor zijn komst (denkt hij). Hij wilde zien, hij wilde beleven. En het interieur eist alle aandacht. Een massief bed, ongenaakbaar, waarop een lichtgroene, serene sprei. Twee stoelen, tenger, toeschikkelijk. Een zware kast, die slechts zijn binnenkant prijsgeeft. Bij het raam, naast de buitenwereld, een tafeltje met een telefoon en een beduimelde gids. Hij opent de deur van de badkamer... Zoveel is zeker, dit alles is reeds gebruikt. Attributen nu, die zwijgen, afwachten. Hij heeft ervoor betaald, maar de indringer blijft (die spanning!). Ondanks het bloedloze aroma van proper en orde, de anonieme geur van gewassen lakens, boenwas, is dit de plek. Hij is binnen... (zij was een bloot meisje, zij was een vrouw die haar benen spreidde) Zien is benoemen, zien is ook beschrijven, aanvullen, toekennen. De frêle nachtkastjes tonen zich, geklemd in de hoeken van het behang en dat bed. De oren van de leugen en de liefde (denkt hij), dadelijk openen de bolle kussens zich als ogen. [pagina 593] [p. 593] Vergeet de kastdeurspiegel niet! (hoe zij handen omvat die haar borsten kneden, hoe haar hoofd naar achteren draait, haar ogen verwilderen, tanden zich ontbloten, hoe kreunend, heftig ademend, zich bevrijdend...) Plots pakt hij zijn koffer, smijt hem op het bed, opent hem gehaast, graait erin en diept verfommeld papier op. ‘Sinds haar vertrek, voor mijn aankomst is de kamer gelucht en bezoedeld en nu ben ik er, tastend en dromend, omdat ik zoeken moest, omdat ik weten wilde hoe zij...’ - hoe hij, laatste bewoner van haar rijk (zo denkt hij), zijn fantasie vette brokken voert. Diezelfde avond zal hij vertrekken (de gekreukelde sprei, een bevuilde asbak, een prop papier), hij kan niet meer wachten... [pagina 594] [p. 594] Maurice van den Dries, ‘Gele pronkappel’ (Tekening in potlood, zwarte pastel. Met pronkappel in gele olieverf. Op caseïnepaneel). Vorige Volgende