[1990/3]
Hubert van Herreweghen 70
‘Zelden ben ik nog een dichter
als van Orfeus wordt verhaald
die in de onderwereld daalt
meer een landloper die lichter
naar hij dieper 't veld in dwaalt
vogelschrik of vredestichter
alles groet wat ademhaalt.’
Dit gedicht schreef Hubert van Herreweghen als ‘Zelfportret’ naar aanleiding van zijn 65ste verjaardag. Het tekent een dichter die de godgelijke, Orfeïsche en Prometeïsche pretenties achter zich heeft gelaten. Hij is geen hemelbestormer, maar iemand die kijkend, verwonderd en groetend de aarde bewoont. Er zit in dit gedicht een subtiel contrast, dat de poëzie van Van Herreweghen ten volle karakteriseert. Vlak na de afwijzing van het ‘dalen’ in de onderwereld, volgt de affirmatie dat hij ‘dieper’ dwaalt. Het rijm tussen ‘daalt’ en ‘dwaalt’ accentueert de keuze voor het horizontale, het aardse, maar tegelijk kiest hij voor een andere diepte: voor een diepe, dwalende, zich verliezende omgang met de tastbare en groetbare dingen van het veld.
Het is een gelouterd en uitgepuurd dichterschap, dat niet zozeer de haastige symboliek maar de doorleefde warmte en koude, de liefde en de kleur weergeeft van een maretak, een hoevepoort, een moestuin of patrijzen. Een poëzie is het, die kruiden en woorden gelijkelijk proeft.
Hubert van Herreweghen is met dit tijdschrift vergroeid. Sinds 1947, meer dan 40 jaar, is hij er een van de trouwste en actiefste redacteurs van. Vrijwel al zijn gedichten verschenen voor het eerst in DWB, de weekends van ons blad heeft hij zelden gemist; zijn aanwezigheid gaf er kleur en karakter aan. Wij zijn hem dankbaar en wij zijn trots op hem.
‘Het is kort dag’ schrijft hij:
‘Het is kort dag voor wie op 's levens
schone ogen zijn verliefd als wij’
Maar de dagen lengen, het is lente. Moge het lente blijven, tot in lengte van nog vele jaren.
In naam van de redactie wensen wij hem dat toe.
H. Brems