| |
| |
| |
Elisabeth Marain
IJsbloemen
Prepublikatie uit Kameraad President. Verschijnt in september in een enigszins gewijzigde versie.
‘Het sneeuwt in de ogen, dat staat vast. Het sneeuwt en de vlokken slaan tegen de muren, tot de muren iets bovennatuurlijks krijgen, blind en zonder meesters zijn...’ Lisa legt het boek snel weg en moet denken aan haar man Dries, die gestorven is aan leukemie en het in de laatste periode van z'n leven altijd zo koud had, zij niets van die kou begrepen had, het na z'n dood in geen enkel huis nog echt warm kon hebben. Deze ervaring maakt het haar makkelijker zich in te beelden hoe de winters in Luceafars land beleefd worden. De verordening luidt: niet warmer dan veertien graden ook als het stenen vriest. Lisa beeldt zich in dat de bewegingen van een ieder stroever worden en de koude via de huid naar binnen sluipt en als er een ziel is, de ziel bevriest, en als er nog gedachten mochten overblijven, de gedachten tot ijsbloemen maakt. En dat, als de lente allang weer in het land is, de herinnering aan de koude toch nog doorwerkt en er pas, als de volle hitte van de zomer in de harten neerploft, vergeten wordt. Waarom had Mariora Petrescu haar voor het weekeind uitgenodigd? Wat riskeerde zij daarmee? Contact met vreemdelingen is verboden. Had ze toestemming gevraagd en gekregen? Of gebeurde dit in opdracht om haar, Lisa, te betrappen. Betrappen waarop? De argwaan is pas achteraf gekomen. Lisa's verblijf in de hoofdstad was een en al argeloosheid. Het was haar bedoeling de waarheid stapsgewijs te achterhalen zodat ze rustig kon blijven ademhalen. En de invitatie had ze aanvaard omdat ze geen reden had ze af te wimpelen, ze stelde zichzelf nog geen vragen. Die stelt ze zich nu, nu ze zich in vrijheid over het probleem kan buigen. Nu reconstrueert ze Mariora's blikken en uitspraken, stiltes en onzekerheden. Op bepaalde momenten leek de dokteres niet meer te weten wat ze met haar invité aanvangen moest. Om het zichzelf makkelijk te maken, maar eigenlijk wil ze dat niet, gelooft Lisa dat het een mengeling was van opdracht en sympathie. Of kan sympathie
tot in zijn subtielste nuances gespeeld worden? Dan beklaagt ze het lot van dat volk bitter. Zo'n aantasting van de echtheid laat zich niet vlot herstellen. Maar ze had de invitatie aangenomen en omwille van het vertrouwen haar argeloosheid zichtbaar gemaakt. Misschien was ze nieuwsgierig naar het contrast, zonder twijfel was er een contrast tussen het platteland en de stad zoals er overal ter wereld van dat soort contrasten zijn. In de hoofdstad viel het haar op dat er niet gelachen werd of weinig, je kon het omschrijven als een poging tot lachen, het hoefde maar per verordening verboden te worden en ook het lachen zou ogenblikkelijk ophouden. Gebeurde hetzelfde in de dorpen? Zou Mariora haar de kans geven een glimp van de mensen ginds op te vangen?
Het weekeind begon op de markt in de buurt van Lisa's hotel. Ze had nog een uur de tijd vooraleer ze door Mariora zou worden afgehaald. Het was er druk natuurlijk, daar was niks bijzonders aan behalve misschien dat de rijen zich concentreerden rond vrachtwagens en niet rond kraampjes die toch niets te bieden hadden. Wat kon dan de fabelachtige inhoud van de vrachtwagens wel zijn dat de mensen daar zo lang en zo
| |
| |
geduldig stonden te wachten? Lisa zou het die dag niet te weten komen want zolang ze rondliep op de markt bleven de vrachtwagens gesloten en groeiden de rijen er omheen aan. Toen kwam ze terecht op de overdekte bloemenmarkt. Het rook er naar wilde tuinen en fris gemaaid gras. Hier stonden de gezichten van de huisvrouwen iets meer ontspannen, bloemen kochten ze voor hun plezier. Het waren simpele ruikers, bloemen die in de moestuinen van de dorpsvrouwen nog weelderig groeiden en in krantepapier werden gedraaid. Sommige boerevrouwen maakten ter plaatse kleine ruikertjes, hun vingers die grof waren van het werk schikten met veel tederheid de bloemen tot kleurenpaletten, elke ruiker had z'n hoofdkleur met daarnaast alle mogelijke schakeringen in afgeleide tinten. Kunstwerkjes. Lisa kocht een ruikertje om aan Mariora te geven, ze koos die kleuren die ze vond passen bij het wat verstilde temperament van de dokteres. Daarna baande ze zich weer een weg door het volk en wandelde naar haar hotel terug. De portier bekeek haar vorsend en zij knikte hem vriendelijk toe. Het lukte haar niet een glimlach op z'n wat versteende gezicht te toveren. Ze bleef buiten maar wandelde een eind van hem weg tot ze in de verte Mariora zag aankomen. Ze liep er naartoe en zonder veel plichtplegingen volgde ze de dokteres tot waar de auto stond. In de auto overhandigde ze het ruikertje. Mariora Petrescu glimlachte, snoof er aan, zei dat ze het verrukkelijk vond, stak het weg naast het stuur zodat ze er makkelijk naar kon kijken en startte de auto. Achterin lagen de aankopen. Klaargemaakte hapjes die ze had gehaald in het restaurant van een internationaal hotel, vertelde ze, en die in witte taartendozen waren opgeslagen. Lisa kon absoluut niet vermoeden wat voor 'n moeite het had gekost om aan die verse lekkernijen te geraken. Ze reden zwijgend tot buiten de stad. Daar schenen ze allebei opgelucht adem te halen. Af en toe stelde Mariora een vraag waarop Lisa met voorzichtigheid
antwoordde of stelde Lisa een vraag en kreeg zij van Mariora een gepolijst antwoord ten beste. Intussen hield Lisa de omgeving in het oog. Wat zij zag was niet bijster opwindend. Ze trokken door 'n industrieel gebied. Aan de fabrieken hingen reusachtige spandoeken waarop Luceafars enorme goedheid stond geprezen.
‘Neem je dikwijls patiënten mee?’ wilde Lisa weten. Mariora Petrescu glimlachte geheimzinnig, ze nam het bloemenruikertje gedachteloos vast en snoof er aan, waarna ze het weer vlug op z'n plaats stak.
‘Ik heb het zo druk in de kliniek. Op m'n weekeinden ben ik heel jaloers! Ik vraag enkel vrienden.’
‘Zo,’ lachte Lisa, ‘dan voel ik me vereerd!’
Ze reden door 'n kleine geanimeerde stad.
‘Vaak kom ik hier inkopen doen voor het weekeind. Hier is veel meer te krijgen dan in de hoofdstad. Je hoeft ook niet aan te schuiven in lange rijen.’ In nog 'n andere kleine stad vertraagde Mariora. ‘Dit is de plaats waar een van onze grootste dichters verbleven heeft.
‘Als ik aan m'n leven denk, lijkt het mij zo snel voorbijgegaan - heel zachtjes door 'n vreemde mond herzegd - als ging het niet om mijn bestaan, als was het nooit geweest, niet echt’, droeg Mariora voor.
Het landschap veranderde eindelijk. Er kwam ruimte vrij. De auto's werden vervangen door karren met paarden. De wielen knarsten traag over de oneffen wegen. De huizen waren oud en met liefde gemaakt. Elk huis had z'n eigen in hout uitgewerkte versiering. Rechts van de weg in een diepe bedding liep een treinspoor. Vrouwen met hoofddoeken wandelden langs de kant in het hoge gras. De dorpen vormden lange linten. Dan hielden ze op en werd de weg eenzaam. Dan dook er weer 'n nieuw lint op. Na drie uur rijden waren ze
| |
| |
aangekomen. Mariora duwde de poort open en reed de wagen op het smalle pad naast het huis. Lisa hielp mee uitladen. Lichtjes zenuwachtig ging Mariora haar voor. De zon was achter wolken weggekropen, het was frisser dan in de stad. De herfst was al in aantocht. Mariora liep snel naar de voorste kamer en stak de betegelde kachel aan. Lisa keek 'n beetje onwennig toe, de taartendozen nog steeds in haar handen.
‘De blaren vallen niet in de herfst. In de herfst valt alleen de herfst. Ik waak, de herfst is gekomen. Ik ben blad en val neer op de aarde’, zei Mariora, nog steeds in een lyrische bui. Ze nam de taartendozen over en wees naar een fauteuil. ‘Maak het je gemakkelijk. Ik kom zo.’ Met haar vrije hand draaide ze aan een knop van het kleine televisietoestel dat krakende geluiden uitzond. Ze gaf 'n klap aan het toestel en draaide het geluid op z'n maximum. Ze lachte verontschuldigend maar zei niets, verdween naar de keuken waar ze alles begon uit te pakken en elke hulp van Lisa weigerde. Lisa kreeg de tijd om alles in zich op te nemen. Het huis was piepklein en volgestouwd met op het eerste gezicht allemaal disparate afgedankte spulletjes. Het bloemenruikertje had al een plaats gekregen in een azuurblauwe vaas. De schemer viel in. Lisa had naar de keuken willen toegaan, maar misschien wilde Mariora daar echt alleen rommelen met haar potten en pannen. En af en toe kwam ze toch kijken hoe Lisa het stelde.
‘Ken je moksa?’ vroeg ze. Ze hield 'n bruin pakje tussen haar vingers, legde het op 'n schoteltje en stak het aan. Een zware wierookgeur vulde de kamer.
‘Daar word je rustig van.’
Lisa wilde zeggen dat ze zich al helemaal rustig voelde, maar weer dacht ze dat elke beslissing een betekenis of een bedoeling kon hebben waar ze best niet aan kwam. Dus liet ze de bittere geur op zich afkomen en sloot de ogen en dacht aan niets en hoorde ook het vervelende geluid van de krakende televisie niet, zelfs het leven in de dorpsstraat leek stilgevallen. Toen viel ze echt in slaap.
Ze schrok wakker nadat Mariora aan haar arm had geschud. Lisa keek niet-begrijpend rond en het duurde een tijdje voor ze zich realiseerde waar ze zich bevond. De warmte van de tegelkachel had zich overal genesteld. De televisie kraakte nog steeds. Er brandden kaarsen. De tafel stond gedekt. Allemaal kleine hapjes op verschillende schotels geschikt. Ze dronken wijn. Toen de telefoon rinkelde, leek dit een ongepast geluid.
Mariora stond op en liep naar een hoek van de kamer. Lisa had hem niet zien staan. Het gesprek was kort en zakelijk. Tenminste, het leek op 'n kort en zakelijk gesprek. Meer kon Lisa er ook niet van maken. Ja en nee, dat was het enige wat er uit Mariora's mond opklonk. Haar gezicht bleef onberoerd. Ze fixeerde een punt voor haar op de muur. Nadat het gesprek afgelopen was, kuchte ze en ging weer aan tafel zitten. Ze leek ingekeerd, schudde toen lachend haar hoofd en at verder.
‘Wij dokters worden nooit met rust gelaten. Ook niet als we aan ons weekeind toe zijn!’ Lisa had er het raden naar of Mariora de waarheid sprak of niet. Maar dat ging haar toen nog niet aan. Ze wilde deelnemen aan de gastvrijheid en geen misbruik maken van onachtzame ogenblikken. Wel zag ze overal de trofeeën van het buitenland staan. Flessen reukwater, mooi verpakte stukken zeep, deodorants, Mariora ging dus blijkbaar graag en veel op reis. Had ze een man? Had ze kinderen? Het uur van de vragen was nog niet aangekondigd. Elke sfeer diende langzaam opgebouwd. Dat leek misschien op onverschilligheid maar achteraf kwam onveranderlijk de openbaring via de reconstructie. Dat was Lisa's tactiek. Als Mariora een man en een kind of kinderen had, was het
| |
| |
vreemd dat ze er niets over zei, dat ze niet mee waren gekomen, maar ook dat zal dan wel z'n bedoeling hebben.
Meehelpen afruimen mocht dan weer wel. De keuken was minuscuul als de rest. Primitief ingericht maar alles wat nodig was, was er. Mariora toonde zich trots met haar buitenhuisje. Ze sprak van ‘haar’ buitenhuisje. Niet van het ‘onze’. Ze kwam stilaan op dreef, roetsjte van de ene plaats naar de andere, toonde Lisa's kamer en toonde de badkamer. De slaapkamer was ijzig koud. Er lagen dikke donsdekens klaar. Ze keerden terug naar de zitplaats waar de televisie nog steeds luid stond en 'n programma van het nabije buurland uitzond. Ze zaten elk in een fauteuil. Mariora genoot. Ze vroeg of het eten gesmaakt had. Toen sloeg Mariora met haar hand tegen haar voorhoofd. Hoe had ze zoiets kunnen vergeten! Er was koffie! Ze sprong op en rende naar de keuken. Koffie op z'n Turks. Het kleine pannetje met de lange steel. De minuscule kopjes. De grote hoeveelheid suiker. Van de koffie werd zuinig gedronken. Bijna eerbiedig. Er werden nog steeds geen vertrouwelijkheden uitgewisseld. Daar moest men hoe dan ook voorzichtig mee omspringen. Wie zou beginnen en waarover zou het gaan? Niets forceren. Tevreden zijn met het daar-zijn. Af en toe ratelde er een kar voorbij. De paardehoeven klonken anachronistisch voor Lisa, doodgewoon voor Mariora. Ze boog zich voorover en vertelde hoe ze aan het buitenhuisje gekomen was. Nu hoefde Lisa niet meer te vragen of ze een man of kinderen had. Dat was niet het geval. Er woonde een oude stiefmoeder bij Mariora in. Haar ouders had ze nooit gekend. Meer werd daar niet over verteld. En of Lisa getrouwd was? wilde ze weten. Lisa keek naar buiten, maar haar blik botste tegen het gordijn dat intussen dichtgetrokken was.
‘Het is hier heel gezellig’, zei ze bij wijze van inleiding.
‘Ik weet niet wat ik zou doen als ik het niet had. Het is zo drukkend in de stad.’ Dat kon natuurlijk van alles betekenen. Daar wilde Lisa meer over vernemen. Dat ene huwelijksvraagje zal ze wel op 'n ander moment beantwoorden.
‘Drukkend hoe?’
‘Ach, mensen.’ Mariora zweeg. ‘Ben jij getrouwd?’
‘Geweest. Mijn man is gestorven.’
‘Lang geleden?’
‘Al vele jaren.’
‘Dan was je nog jong.’
‘Vierendertig jaar.’
‘En nu?’ Mariora's ogen schoten vonken.
‘Nu?’
‘Ben je alleen?’
Lisa lachte.
‘Alleen en niet alleen. Er is een oude man. Die ken ik al heel lang. Daar heb ik mee samengewoond. En er is een jonge man. En er zijn mijn kinderen. Een dochter en twee zonen. Met hen deel ik m'n huis. Ben jij alleen? Ik bedoel, behalve je stiefmoeder.’
‘Wat zouden we doen, zo heel alleen.’
Ze wisten genoeg van elkaar en daarom zwegen ze. Bovendien kondigde Mariora aan dat ze hier altijd vroeg ging slapen om ook vroeg te kunnen opstaan. Morgen zouden ze het klooster bezoeken. Als Lisa dat tenminste goed vond.
Lisa herinnert zich dat zij die nacht slecht geslapen had, wat te wijten was aan onrustige dromen. Een ervan heeft ze onthouden. Hij ging over Ferdinand. Ze stond tot aan haar middel in een vijver. Er dreef allerlei troep op het water. Ze pikte er een bruine fles uit die op zichzelf mooi was van vorm en zwierde hem met een wijds gebaar naar de oever. Op dat moment kwam Ferdinand aan. Ze keek ongerust toe hoe hij met 'n wat treurige uitdrukking die stellig met haar te maken had, het water instapte, gekleed en wel in een zware lange kamerjas. Hij droeg een priesterboord en was zo te zien door niets of
| |
| |
niemand tegen te houden, het midden van de vijver was heel diep. Ze zag hoe de kamerjas zwaarder en zwaarder werd, waadde naar hem toe en zei dat hij zoiets niet mocht doen, maar hij antwoordde niet. Hij bekeek haar steeds maar met die treurige blik. Toen pakte ze hem op, hij woog ongelooflijk licht ondanks de doornatte kamerjas, en zij kon hem moeiteloos in haar armen dragen tot zij hem op het droge had gezet. Dan was ze wakker geworden en werd helemaal ingepalmd door het maar al te vertrouwde gevoel. De verdere nacht was ze met dat gevoel bezig geweest. Wie keuzes maakt moet vaak door 'n hoop smurrie heen. Soms brengt het geluk. Soms brengt het verwarring of gelatenheid. Eén ding wilde ze niet: het geluk als een kruidenier op 'n schaaltje afwegen. Tegen de ochtend viel ze in slaap en toen ze een uur of wat later weer wakker werd door het gerommel van Mariora had ze haar stellingen weer ingenomen. In de zwartheid en de geladen stilte van de nacht vocht zij tegen monsters, maar van zodra het daglicht langs spleten, vierkantjes en rechthoeken doorsijpelde wist ze weer wie ze was en wat ze met haar krachten nog kon aanvangen, ze zag het strijdperk met zijn verborgen kansen en valstrikken en gooide er zich middenin.
‘Heb je goed geslapen?’ vroeg Mariora zoals elke bekommerde gastvrouw zou hebben gevraagd.
Het landschap werd zeer liefelijk en de loofbomen kleurden diep. De weg werd smaller en de bossen dichter. Mariora zette de auto aan de kant, vlakbij een klein ravijn. Daarlangs liep een pad. Dat volgden ze tot in een smal dal dat als moksa geurde en waar twee houthakkers bezig waren. Ze keken op naar de twee vrouwen, riepen iets, Lisa kon vermoeden wat het was, Mariora wuifde vergoelijkend de woorden met haar hand weg, de mannen werkten verder. Vandaar was het weer klimmen, soms spoelde een dun beekje over het pad waarna het zich over keien en kleine rotsblokken gooide, tussen struikgewas verdween en 'n helder geluid naliet. Ze waren niet alleen. Naarmate ze stegen, kwamen ze meer en meer wandelaars tegen. Er was maar één doel. Het klooster.
‘Is deze streek bedreigd met afbraak?’ vroeg Lisa plotseling. Mariora zuchtte. Lisa kon haar uitdrukking niet zien want ze liepen achter elkaar en het was natuurlijk niet het geschikte moment om zulke vragen te stellen.
‘Laten we hopen van niet’, antwoordde Mariora ten slotte en er klonk zowel gelatenheid als onrust door in haar stem. Het scheen Lisa toe dat de wandelaars en ook zijzelf haastiger werden nu het einddoel bijna was bereikt en ze vroeg zich af wat het was waar ze zich zo ademloos naartoe spoedden. Gewoon maar 'n klooster? Betekende dat veiligheid voor de mensen van hier? Of 'n vlucht uit de werkelijkheid zoals men in het westen keek naar Dallas of naar Dynasty? Ze werd opeens ongelooflijk nieuwsgierig en die nieuwsgierigheid stemde haar vrolijk. Ze voelde zich licht en tot alles bereid. Zelfs tot het vergeten van haar kwellingen omtrent Ferdinand.
Het ging niet om een historisch gebouw. Het kerkje van het klooster dat heel alleen stond was gebouwd in de negentiende eeuw en gefinancierd door piraten uit het buitenland. Opvallend was het groen, ondanks de daartussenin verweven herfstkleuren. De herfst was nog maar aan haar begin. Het gras was mals, de netheid, de orde sprongen in het oog. Wie binnenkwam kon niet om de witte vierkante toren en de bron heen. Er stonden een tekst boven en een beker naast de bron klaar. De tekst luidde: ‘wie eeuwig wil leven, drinke van dit water.’ Lisa wist niet zo zeker of ze wel eeuwig wilde leven, dat kon net zo goed een zware onoverkomelijke last als een bevrijding zijn. Maar ze had dorst en het water zag er zuiver uit. Het was koud om drinken, ze voelde het met
| |
| |
iets als van kristal door haar slokdarm stromen. De meeste bezoekers waren vrouwen. Dat viel op. De mannen wachtten af. Toen kwam monnik Cipianu op hen af. Hij was groot, misschien wel twee meter lang. Hij had vurige ogen die heel aards naar de vrouwen onder hen keken. Een rond gezicht, volle lippen, ondoorgrondelijke glimlach. De zwarte toga vloeide om z'n lichaam heen. Hij nam grote zware stappen. Zijn donkere haren krulden dik, zijn baard was weelderig. De vrouwen zuchtten toen ze naar hem keken. Bereidwillig toonde hij alle gebouwen. Te beginnen met het kerkje dat met het geld van de piraten was gebouwd. Er hingen mooie iconen en een geur van wierook. In een grote koperen schaal lagen stukjes brood. De aanwezigen werden verzocht zich van het brood te bedienen. Mariora vertaalde fluisterend monnik Cipianu's uitleg. Toen hij daardoor merkte dat Lisa een buitenlandse was, stokte hij even. Het klooster was niet bekend aan de toeristen. Vanaf dan hield hij haar met z'n vurige blik onafgebroken in de gaten. Na het kerkje leidde hij hen over het domein. Er was eigenlijk geen hechte structuur. De gebouwen stonden losjes, het geheel leek meer op een coöperatieve. Een langwerpig wit huis met rood dak, was het eigenlijke klooster. Niet groot. De gebedsplaatsen waren sober, naïef. Parallel met het klooster stond het gastenverblijf. Mensen die overspannen waren of de druk van het regime dachten te ontvluchten kwamen hier naartoe. Voor weinig geld konden zij zich rust en vrede afkopen. De orthodoxe gezangen weerklonken in de vroege en de late uren en dwongen tot vergetelheid. Ook in het gastenverblijf woonden monniken. Hun klooster was te klein geworden. Over de hele lengte van het gebouw liep een gaanderij. Daar kwamen de kleine cellen op uit. Onderaan bevond zich de keuken. Eerst nog het landbouwgedeelte. Niets ontbrak aan deze kleine kloostergemeenschap, die volledig zelfbedruipend was met behulp natuurlijk van de gelden uit het buitenland. De
stallen waren wonderlijk schoon, monnik Cipianu glunderde van trots en wees Lisa de hokken met varkens aan die ruimte zat hadden en van puur genoegen knorden. Ze werden vetgemest op een natuurlijke manier. De schapen graasden in de omliggende weiden, de koeieruggen glansden in het milde herfstlicht. Er was een heerlijke moestuin met allerlei soorten groenten en een bloementuin. Op een kleine helling stonden de bijenkorven die soms 's nachts werden leeggeroofd door 'n beer.
Vervolgens bracht monnik Cipianu zijn gasten naar het gastenverblijf. Hij hield er aan, z'n eigen cel te tonen waar hij mediteerde, schreef, naar muziek luisterde, met de liefde Gods bezig was. Hiertoe nam hij Lisa bij de elleboog, de andere gasten verdwenen een voor een in de andere cellen, hoe hij dat had klaargekregen kwam ze nooit te weten. Tegen de muur stond een divan, volgepropt met kleurrijke kussens in felle kleuren rood, groen en blauw. Hij had een cassetterecorder en draaide hun eigen monnikengezangen af. De kwaliteit van de opname liet fel te wensen over. Hij stak wierook aan en sloot de deur zodat het er onmiddellijk benauwd werd, wat Lisa belette om nog helder na te denken. De wierook was bedwelmend evenals de schoonheid van de monnik. Hij sloeg een kruis en prevelde een gebed maar dat stelde haar geenszins gerust. Lisa zette een stap dichter bij de deur maar hij was haar voor en draaide de deur op slot. Hij keek haar ernstig, licht verwijtend aan. Zo weinig vertrouwen? scheen hij te willen vragen. Eerst nam hij haar bij de schouders en boog zich voorover. Zijn ogen waren zwart en vochtig. Vervolgens graaide hij met z'n reusachtige handen in haar haren en hield haar hoofd stevig achterover. Toen drukte hij z'n tong in haar mond die hij er fladderend in tekeer liet gaan. Ze kon zich niet bewegen. De begeerte joeg hem
| |
| |
verder en verder op tot hij uitzinnig geworden haar kleren opentrok. Dit zweepte haar op, ze had geen weerstand meer. Maar toen zag ze in een flits de verwrongen uitdrukking van zijn seksuele honger waardoor zijn gezicht een afschrikwekkend masker werd, onherkenbaar, alle aantrekkelijkheid er uit verdwenen. Ze voelde zich in zijn plaats vernederd en worstelde zich geschrokken los. De gezangen van de monniken hadden intussen hun hoogtepunt bereikt, maar het was te laat. Hij liet haar gaan, raapte zijn baret op en zij schikte haar kleren. Van zijn schoonheid was ze genezen, wat ze jammer vond. Hoe zij daarna weer doodgewoon op de gaanderij stond en zich onder de mensen mengde, hem naar buiten zag wandelen om aan iedereen bij wijze van afscheid de bloementuin te tonen. Hij trok weer z'n vrolijke, innemende gezicht, de late namiddagzon zette zijn gulheid in een onvergetelijke gloed, de vrouwen keken verlangend naar hem op. Hij plukte vette dahlia's van allerlei soorten en overhandigde ze een voor een aan de vrouwen en deed hun harten smelten. In zijn blik geen enkel spoor meer van het gebeurde, zijn baret stond feilloos op z'n krullen, z'n toga zweefde om hem heen. Ook Lisa's kleren zaten onberispelijk, waar was de droom begonnen en waar opgehouden, het verontrustte haar dat ze dat niet meer wist.
Dit heeft natuurlijk niets met mijn artikel te maken, denkt Lisa terwijl ze bevreemd kijkt naar het kitscherige bidprentje dat hij haar in laatste instantie nog had overhandigd, ze struikelde toen al over de drempel van zijn cel naar buiten. Ze scheurt het en gooit het weg en denkt aan de terugtocht en haar laatste avond in het buitenhuisje van Mariora. Onderweg was ze bekenden tegengekomen en die had ze meegevraagd. Het verwondert Lisa nu dat de mensen daar zo losjes met elkaar omsprongen en dat het zo verbazend moeilijk was om grenzen aan de waarheid te trekken. Was het een spontane ontmoeting of een gearrangeerde? Werd Mariora op haar beurt in het oog gehouden en moest ze al doen wat ze kon om het wantrouwen weg te praten en weg te lachen? Iedereen zat er in ieder geval ontspannen bij. De bekenden hadden hun eigen picknick mee en Mariora deelde wat zij had met hen. Er was wijn in overvloed. De dorpsmensen gingen gewoon hun gang. Ze stapten traag en afgemeten door de straten, hieven hun hoofd toen ze het groepje in de tuin van het buitenhuis plezier zagen maken en groetten met hun gewone vriendelijkheid. De warmte van de vriendschap was toen overheersend en Lisa liet er zich op drijven en wist dat het in de ziel van dat volk thuishoorde maar dat het onder de druk van de omstandigheden in een vals daglicht kwam te staan. Een mooie oudere vrouw nam Lisa's hand en las erin dat ze een ingewikkelde liefdeslijn had en een ongehoorde vrijheidsdrang. Haar vingers lagen verschrikkelijk ver uit elkaar. Toen bestudeerden de anderen van het gezelschap de afstand van hun eigen vingers en er volgde een gênante stilte die pas opgeheven werd nadat de glazen opnieuw werden gevuld. De vrienden namen afscheid en Mariora en Lisa ruimden af, wasten de vaat, ploften in de fauteuils neer en keken elkaar zwijgend aan.
‘Ga je graag op reis?’ vroeg Lisa eindelijk.
Vooraleer te antwoorden liep Mariora naar het televisietoestel en zette het zo luid mogelijk aan.
‘Weggaan is niets’, fluisterde ze. ‘Maar het terugkomen!’
| |
| |
Mark Verstockt, Zeefdruk.
|
|