zijn egocentrische zelfoverschatting en religieuze onverschilligheid geleid tot de catastrofe van de eerste wereldoorlog. Nu wou men over de eeuwen heen teruggrijpen naar de Middeleeuwen, het Vlaamse volk zich religieus laten herbronnen zodat het opnieuw een culturele rol van betekenis zou kunnen vervullen. Aanvankelijk sloot Walschap zich aan bij deze katholieke krachten. Zij streefden naar een eenheid binnen de maatschappij op basis van de katholieke levensbeschouwing, omdat dit voor hen de enige garantie bood voor heropbouw van de geestelijke orde en het cultureel evenwicht. Walschap werd in 1927 lid van de religieuze Pelgrimbeweging, die op dergelijke sociaal-religieuze idealen was opgericht. Zelfs in het begin van de dertiger jaren, wanneer hij wijst op een groeiende geest van vrijmoedigheid onder de jongere katholieke generatie, acht hij het toch nog nodig ervoor te waarschuwen dat dergelijke vernieuwende tendensen die katholieke eenheid moeten bewaren, ‘zoniet wordt Vlaanderens culturele ontvoogding volkomen onnodig een katholiek gevaar’.
In talrijke kritieken en beschouwingen, onder meer in de weekbladen Het Vlaamsche Land, vanaf 1927 in Hooger Leven en in Dietsche Warande en Belfort, verwerkt hij zijn opvattingen over de nieuwe kunst. Hij wijdt er geen uitvoerige theoretische bespiegelingen aan, maar brengt zijn opvattingen in boekbesprekingen en kritieken in praktijk. Hij verdedigt onvermoeibaar een strenge kritiek, vrij van zelfgenoegzaamheid en zelfoverschatting, die de Vlaamse literatuur naar een Europees peil moet helpen opvoeren: ‘Deze vrijheid is des te noodzakelijker daar wij, met onze pas herleefde literatuur in verband met de vlaamsche beweging, tot nu toe elke artistieke poging hebben moeten aanmoedigen omdat iets beter is dan niets, terwijl deze tijd, na circa een eeuw, wel kan geacht worden voorbij te zijn en alles gaat aankomen op de kwaliteit in plaats van op de kwantiteit.’ (1931)
Wanneer in 1929 Adelaïde verschijnt, kan dit beschouwd worden als een eerste proeve van wat hem voor ogen stond: een synthese tussen artistieke vormgeving en katholiek standpunt, een ‘katholiciserende roman’ zoals hij het zelf noemde, naar het voorbeeld van de vernieuwde katholieke roman in Frankrijk, Duitsland of het Scandinavische taalgebied. Maar de reacties van dogmatisch katholieke zijde waren geschokt, verontwaardigd en absoluut veroordelend. Vanaf dit eerste moment wordt al duidelijk dat Walschap de beoogde verruiming nooit binnen het toenmalige katholieke publiek zal kunnen waarmaken. Van Duinkerken schreef in 1940 dat ‘het niet het ideale publiek is voor een grootsche, groeikrachtige, door sterke impulsen bezielde katholieke kunst. [...] Het zou niet alleen geen Dante voortbrengen, maar het zou er ook geen verdragen.’
Adelaïde is een vrouw die ten onder gaat aan een overdreven zondebesef, tengevolge van een niet opgelost conflict tussen haar zinnelijkheid en een fnuikende katholieke huwelijksmoraal. Maar dit verhaal was niet alleen opmerkelijk door zijn voor de toen heersende normen gedurfde thematiek, maar ook door zijn ongewone literaire kwaliteiten en afwijkende stijl: een snel handelingsverloop, een directe, demonstratieve voorstellingswijze van de personages en het ontbreken van de toen gebruikelijke beschrijvingen en psychologische verklaringen - Van Vriesland sprak van ‘psychologische stenografie’.
In Eric (1931) en Carla (1933), die samen met Adelaïde de trilogie De familie Roothooft vormden (uitgegeven in 1939), wordt de degeneratie van familie die met Adelaïde was begonnen en zich in haar zoon Eric had verdergezet ten slotte opgelost in een loutering: ‘Moeder heeft