Dirk Delabastita
Letters, letters, letters
Harry Mulisch, Woorden, woorden, woorden. De Bezige Bij, Amsterdam, 1987, 550 fr.
De titel Woorden, woorden, woorden, van het boek van H. Mulisch dat hier besproken wordt, is ontleend aan Shakespeares Hamlet. Hij komt om precies te zijn uit het volgende dialoogje tussen Polonius en de melancholieke held van het stuk:
P. What do you read, my lord?
H. Words, words, words.
P. What is the matter, my lord?
H. Between who?
P. I mean the matter that you read, my lord.
Een grappig stuk dialoog, met een diepere ondertoon. Shakespeare stelt hier onder meer het statuut van het woord aan de orde, iets wat hij wel vaker doet. Zijn woorden ‘maar’ woorden, zijn het gewoon etiketjes voor dingen en betekenissen die zelfgenoegzaam zijn? Of is de band tussen woorden en betekenissen meer dan alleen conventioneel, is hij van substantiëlere aard?
De titel die Mulisch aan zijn boekje gegeven heeft is een vlag die de lading goed dekt. Woorden, woorden, woorden dient zich immers aan als één groot spel met woorden en met delen van woorden. Meer bepaald dan nog met die reeks woorden die ons meteen - als de schim van Hamlets vader - voor de geest verschijnen als we de naam van de prins horen vernoemen. De befaamde ‘to be or not to be’ monoloog, dus. Die monoloog staat vooraan afgedrukt in Mulisch' boek, op de eerste bladzijde zei ik bijna, maar een paginering ontbreekt helemaal. De volgende bladzijden bieden elk een bepaalde vorm van ‘verwerking’ van deze tekst aan. Samen zovele variaties op het thema van Hamlets verzuchtingen. Eerst krijgen we een soort anthologie van de bekende Nederlandse vertalingen van de monoloog. Beginnend met die van Rijcklof van Goens uit 1774 en eindigend met die van Gerard Komrij uit 1986. Mulisch voegt vervolgens zijn eigen vertaling aan het rijtje toe, en het is in feite deze laatste tekst die het eigenlijke voorwerp vormt van de verdere variaties die het vervolg van de bundel uitmaken.
Het hier gevolgde procédé is ons natuurlijk niet onbekend, denk maar aan de tekstverwerkingspraktijken van de Oulipisten, waarvan Queneaus Exercises de Style wel het bekendste voorbeeld is. In Exercises de Style wordt eenzelfde simpel gebeuren - een banaal voorval in een Parijse autobus - op negenennegentig verschillende manieren verteld. In verschillende stijlen, registers, dialecten, taalvariëteiten, in andere genres, met andere stijlfiguren. Rudy Kousbroek maakte er in 1980 een mooie vertaling van.
Wat doet Mulisch met zijn grondtekst? De laatste reeks versies in dit boek doen ons terugdenken aan Queneau. We zien Hamlets monoloog - correcter: Mulisch' vertaling ervan - herwerkt tot een reeks examenvragen en tot een woordenfrequentielijst. Tot een hoofdstuk uit een logisch-filosofisch studiewerk. De passage over de zwepen, de pijn en