meer te vereffenen’ (p. 71) is. Haar schuldgevoel drijft haar zelfs tot een zelfmoordpoging. Pas in de dood zou ze ‘hem niet meer horen sterven’ (p. 70).
In de marge van die centrale problematiek beschrijft Stassaert nog een aantal andere pijnlijke ervaringen. Die zijn overigens ook niet mis: de incestueuze relatie waartoe haar half zwakzinnige grootvader haar dwingt, de neurotische gedragingen van haar grootmoeder, de moeilijke relatie met haar moeder, haar mislukte huwelijk en, ergens tussen al die rampspoed door, ook nog een abortus. Al die herinneringen blijven haar achtervolgen, als geesten met rammelende kettingen, om een beeld van Stassaert zelf te gebruiken.
Die thematiek is, voor wie Stassaerts werk een beetje kent, niet nieuw. Wél nieuw is dat Stassaert hier probeert om aan die stof op een andere manier vorm te geven. Ze wil vertellen, rechttoe-rechtaan, zonder gekunsteldheid. Ze citeert met instemming Maurice Gilliams: ‘Vroeg of laat valt het z.g. kunstige van ons af’ (p. 20). In tegenstelling met haar vroegere werk wil ze ‘de werkelijkheid koud opdienen’ (p. 23). Ze is zich ervan bewust dat haar ‘originele en door mij gevormde schriftuur’ (pp. 19-20) van vroeger vaak maar een excuus was om de werkelijkheid te verhullen en onder te dompelen in een donker soepje van ‘poëtisch proza’. Ze neemt zich voor hardnekkig weerstand te bieden aan haar ‘sublimatiedwang’ (p. 19), haar neiging tot ‘zelfhypnose’ (p. 22) en ‘zelfcensuur’ (p. 85). Bevat Requiem dan teksten die minder vaag, minder abstract en barok zijn dan het vroegere prozawerk?
Tot op zekere hoogte wel. In dit boek staan een paar schrijnende scènes, direct en zonder overbodig talig gefrunnik geschreven. In die scènes slaagt Stassaert erin iets van de tragische gebeurtenissen die haar overkomen zijn, op de lezer over te dragen. Hier en daar wordt voelbaar wat het moet betekenen een naar gebruikelijke maatstaven ‘mislukt’ leven geleid te hebben. Ook slaagt Stassaert er soms in de tragische spanning op te roepen tussen een ouder die voor zijn kind het beste wil maar dat kind daardoor van zijn vrijheid berooft, en een kind dat zijn vrijheid verovert en daardoor zijn ouder teleurstelt. Ontroerend vind ik bij voorbeeld de scène waarin Stassaert zich voorstelt hoe haar vader op zijn sterfbed nog een laatste maal een van zijn levensdromen koestert: ‘Herinneringen aan het Zuiden van Frankrijk, waar hij zich altijd al had willen vestigen. Wat een nederlaag, zelden zo pijnlijk als op deze laatste dag in het ziekenhuis, toe te moeten geven dat hij zelfs die oude wensdroom niet waar had kunnen maken. Daar zou hij in vrede oud geworden zijn. Bij de Middellandse zee en de palmbomen van de zon.’ (pp. 28-29). Ontroerend is ook de beschrijving van het hopeloze misverstand tussen haar vader en zijn moeder, of van de moedige wijze waarop de moeder haar verdriet draagt. En zo zijn er nog wel een stuk of wat zeer draaglijke fragmenten. Het zijn meestal passages waarin Stassaert zich ertoe beperkt haar herinneringen op te schrijven en de gebeurtenissen en de handelingen van de personages voor zich te laten spreken.
Jammer genoeg gaat ze lang niet altijd op die manier te werk. Op het eind van het boek heeft Stassaert het over het werk van de Amerikaanse dichteres Sylvia Plath. Daarbij citeert ze instemmend Ted Hughes, Plaths ex-man, die zegt dat Plath de neiging had om de dingen altijd meteen tot op het bot te analyseren, om meteen door te stoten tot de kern zonder bij de buitenste kronkels en bochten en verwikkelingen (p. 82) te blijven stilstaan. Ongeveer hetzelfde kun je van Stassaert zeggen. Beschrijven en vertellen lijkt ze soms bijna als tijdverlies te beschouwen. Gewoonlijk dient ze de lezer bijna direct ook een flinke dosis interpretatie en analyse toe. Haar relatie met haar vader, haar huwelijk, haar zelfmoordpoging - alles analyseert ze. Voor de lezer is de lol er dan ook vaak snel af. Stassaert voorziet trouwens niet alleen haar eigen leven van tekst en uitleg, ze buigt zich ook over haar eigen werk en dat van anderen. Twee van de negen hoofdstukjes van dit boek becommentariëren zelfs expliciet het ‘werkproces’ (p. 22, 85) dat aan het schrijven van dit boek of gedeelten ervan