1957 wordt Tomas Szass tot zes jaar gevangenis veroordeeld, wat zijn vrouw voor zijn oude moeder verborgen houdt. Tomas' vrouw schrijft allerlei getruqueerde brieven uit diverse landen naar de moeder en ondertekent ze met ‘Tomas’. Omgekeerd laat ze de moeder reageren op die brieven, ook als die al overleden is. Dat doet ze uiteraard om zowel de moeder als haar man te sparen, maar als Tomas de waarheid ontdekt, wordt het hem te veel en is hij bereid zijn stellingen te herzien om uit de gevangenis te raken en het gevoel te hebben écht te bestaan.
Clara's film heet terecht Publiek geheim. Istvan Bér van zijn kant gaat zo ver als hij meent te kunnen gaan. Door de gehate maar onvermijdelijke autocensuur houdt hij al maar de helft van de waarheid over 1956 over; als Peter Zoltán hem vraagt nog wat verder te gaan om zeker alle censuur te vermijden, weigert hij. Ironisch genoeg moet hij daarna onder dwang van Baross, die zelfs een brief van de regeringsleider over het programma heeft, veel verder gaan en verliest hij elke greep op de film met de titel Het onvolledige landschap - een film over Tomas Szass (1894-1980). Die titel is natuurlijk juister dan hij door Baross bedoeld is. Istvan raakt helemaal van slag, overweegt zijn gezin te verlaten als hij een opdracht in de States krijgt, denkt er zelfs aan om Clara's clandestiene film mee te nemen, maar laat het uiteindelijk afweten: de domme kracht van het staatsapparaat haalt het steeds opnieuw. Nooit werd scherper het uiteindelijke doel van een zachtgekookt bureaucratisch communisme in een land als Hongarije verwoord: alles leidt naar ‘de totale onderworpenheid aan de ideologie zonder dat wij dat zelf nog in de gaten hebben. Zo geleidelijk zal dat gaan, zo langzaam zullen wij in de kunst van de zelfcensuur geschoold raken dat wij het als een van onze vele eigenschappen zullen gaan beschouwen. Wij misschien nog niet, maar de generaties na ons zeker. Zij zullen zich steeds beter gaan voelen, steeds tevredener met het zwijgen in zichzelf. Het gaat weer goed met onze literatuur, zullen ze elkaar in weekbladen, in literaire tijdschriften en op congressen toeroepen. En alleen thuis, voor hun schrijftafel, zullen ze zich misschien van tijd tot tijd een ogenblik schamen, tot ze ook de laatste resten van die achterhaalde bourgeoisillusie over een vrije kunst in zichzelf tot zwijgen zullen hebben gebracht en verder schrijven aan hun romans, verhalen en gedichten die zonder enige moeite uitgegeven zullen worden en
positief besproken in de pers.’
Voorbeeldig weerspiegelen de beide grote thema's van Publiek geheim zich aan elkaar: Tomas Szass' bedoeling een laatste roman te schrijven waarin hij voor het eerst alle literaire trucage en bedrieglijke ordening overboord gooit en de chaos van het bestaan verwoordt, wordt doorkruist door de toevallige dood; Istvan Bérs bedoeling een film te maken waarin hij de geschiedenis van de verliezers (de revolutionairen van 1956) durft te beschrijven, wordt onmogelijk gemaakt door de staatscensuur. In beide gevallen beletten hogere machten wat het individu in feite wil en als zijn levensvervulling ziet. Als Istvan voor troost naar de States mag, zegt iemand hem heel dubbelzinnig: ‘Jij wordt ook maar gestuurd.’ Dat gestuurd-worden is wel het grondmotief van de roman. Clara blijft zuiver, maar ze weet dat haar film nooit buiten de marginaliteit zal raken. Ze heeft haar bewustzijn niet verraden, de geschiedenis niet vervalst, maar ze beseft dat ze slechts een toevallige passant is in het heelal.
Genadeloos en scherp heeft Bernlef de elkaar weerspiegelende politieke en filosofische onvrijheid van ons bestaan getoond, de rituelen daartegen (zelfcensuur in de geschiedschrijving; bedrieglijk ordenende schriftuur) ontmaskerd. Tot troost voegt hij ons deze woorden over Clara toe: ‘Hoe klein ze zich ook voelde, ze was er, ze bestond, als een mier in het bos.’ Ook dat weten we; we verzwijgen het als een publiek geheim.