Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 132
(1987)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| ||||||||||||||||
Luc Renders
|
B. Breytenbach, Mouroir. Emmarentia, Taurus, 1983. |
B. Breytenbach, The true confessions of an albino terrorist. Emmarentia, Taurus, 1984. |
A.P. Brink, Die muur van die pes. Kaapstad, Human & Rousseau, 1984. |
A.P. Brink, Literatuur in die strydperk. Kaapstad, Human &. Rousseau, 1985. |
J. Deloof (ed.), Skryf asseblief terug. Brugge, Kruispunt 95, april 1984. |
E. Van Heerden, My Kubaan. Kaapstad, Tafelberg, 1983. |
E. Van Heerden, Om te awol. Kaapstad, Tafelberg, 1984. |
E. Joubert, Die swerfjare van Poppie Nongena. Kaapstad, Tafelberg, 1978. |
L. Krüger, 'n Basis oorkant die grens. Kaapstad, Tafelberg, 1984. |
K. Schoeman, 'n Ander land. Kaapstad, Human & Rousseau, 1984. |
Stet, Literair tijdschrift onder eindredactie van T. du Plessis en G. Olivier, Johannesburg, 1982. |
J.C. Steyn, Op pad na die grens. Kaapstad, Tafelberg, 1976. |
A. Strachan, 'n Wêreld sonder grense. Kaapstad, Tafelberg, 1984. |
Die Suid-Afrikaan, 'n selfstandige meningsblad. Stellenbosch, 1984. |
L., Viljoen, Klaaglied vir Koos. Emmarentia, Taurus, 1984. |
De (Zuid)afrikaanse literatuur krijgt in ons land zelden even aandacht. Een boek als Skryf asseblief terug, uitgegeven door Kruispunt, vormt op deze regel een zeldzame uitzondering. Deze publikatie bevat een bloemlezing van een aantal markante hedendaagse dichterstemmen in het AfrikaansGa naar eindnoot1., voorafgegaan door een uitgebreide inleiding die hoofdzakelijk in beslag wordt genomen door de briefwisseling tussen Jan Deloof, de samensteller, en de dichter André Letoit. Nochtans gaan de gebeurtenissen in Zuid-Afrika aan ons niet onopgemerkt voorbij. De onophoudelijke onlusten in de zwarte woonbuurten en hun repercussies op politiek terrein hebben tot een grotere aanwezigheid van het Zuid-Afrika-vraagstuk in onze huiskamers geleid. De bijna dagelijkse nieuwsberichten en reportages zowel op televisie en radio als in de krant, hebben de apartheid tot een van de centrale problemen van onze tijd gemaakt.
Toch zijn slechts enkele Zuidafrikaanse auteurs, de Engelstalige N. Gordimer, A. Fugard en J.C. Coetzee en de Afrikaanstalige B. Breytenbach en A.P. Brink, erin geslaagd op internationaal vlak door te breken. Doorgaans staat bij hen de rassenproblematiek centraal. En hoewel hun werk - verschillend van aard, gaande van het surrealisme van Breytenbach over het realisme van Fugard, Gordimer en Brink naar het allegorische in de latere romans van Coetzee - onlosmakelijk geworteld is in de Zuidafrikaanse bodem,
overstijgt het telkens zijn geografische begrensdheid om ons te confronteren met een problematiek die van alle mensen en van alle tijden is. Is het misschien deze schok der herkenning die aan deze aparte wereld zijn bijzondere relevantie geeft?
Het internationale succes van deze auteurs wordt ongetwijfeld in de hand gewerkt door de actualiteit van de Zuidafrikaanse rassenproblematiek. In eigen land hebben deze schrijvers het echter dikwijls niet onder de markt. Hun stellingname tegen de apartheidspolitiek, waardoor schrijven reeds tot een daad van verzet wordt, leidt soms tot botsingen met de overheid. De censuurwetgeving moet dienen om al te voortvarende auteurs aan banden te leggen. Sommige werken werden getroffen door een publikatie- of bezitsverbod. Dit monddood maken doemt de Engelse schrijver niet tot volledig stilzwijgen want zijn buitenlands publiek blijft bestaan, maar voor de Afrikaanse schrijver is het veel rampzaliger. Hij verliest er immers al zijn lezers door. Het gevolg is dat de schrijver zich verplicht ziet de daad bij het woord te voegen en een politiek activist te worden. Hierin is Breytenbach wel het verst gegaan met de bekende tragische gevolgenGa naar eindnoot2.. Breytenbach leeft en werkt nu in het buitenland verder. Ondertussen plaatst de huidige binnenlandse crisissituatie de in Zuid-Afrika wonende auteurs voor een nieuwe verantwoordelijkheidGa naar eindnoot3..
Nu bezit juist de Afrikaanse schrijver een geprivilegieerde status in zijn taalgebied, omdat hij een beslissende rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van ‘Kitchen Dutch’ tot Afrikaans als zelfstandige taal en terzelfder tijd ook in de ontvoogdingsstrijd van zijn volk. Breytenbach werd in de gevangenis in de gelegenheid gesteld verder te schrijven, zijn werk wordt nog altijd in Zuid-Afrika uitgegeven en met de belangrijkste literaire prijzen bekroond. Voor iemand die het Afrikaans een ‘kreolentaal’ noemtGa naar eindnoot4. alleszins een merkwaardige positie. Deze wederzijdse haat-liefdeverhouding in een land dat voor de Afrikaanse taal een monument heeft gebouwd, is een aanduiding van de blijvende betrokkenheid van de schrijver bij zijn gemeenschap. Hij werkt niet in het luchtledige, maar vanuit een besef dat zijn werk weerklank vindt.
De verantwoordelijkheid die daaruit voorspruit, is hij niet uit de weg gegaan. De debatten die telkens op de vergaderingen van de Afrikaanse skrywersgilde worden gevoerd en een recente opstelbundel als Literatuur in die strydperk van A.P. BrinkGa naar eindnoot5., getuigen van een voortdurende bezinning over de taak van de schrijver in een verdeelde samenleving. Vooral de kleinere literaire tijdschriften hebben zich steeds kritisch opgesteld, zodat hun soms het zwijgen werd opgelegd. Het tijdschrift Stet, nu aan zijn vierde jaargang toe, neemt nog steeds geen blad voor de mond. Terzelfder tijd bestaat de behoefte een ruimer publiek te bereiken. In Die Suid-Afrikaan, een progressief opinieblad dat in 1984 het licht zag, hebben literatoren en critici een ruim aandeel. De Afrikaanse schrijver heeft zich niet in een ivoren toren verschanst. Integendeel, hij heeft zich ten volle, zowel in zijn werk als daarbuiten, geëngageerd en daardoor in een belangrijke mate bijgedragen tot het groeiende politieke debat in Zuid-Afrika en tot het kritisch zelfonderzoek van de Afrikaner.
Het is echter door zijn literair werk en het gehalte ervan, dat de schrijver een unieke en onvervangbare functie in zijn maatschappij vervult. Terwijl de gevestigde namen nog steeds van zich laten horen, hebben een aantal jongeren voor een verrassend nieuw geluid gezorgd in werken die als ‘grensliteratuur’ betiteld worden. Het gaat hier gewoonlijk om het weergeven van eigentijdse ervaringen in verband met de bosoorlog die op de noordgrens van Namibië tussen het Zuidafrikaanse leger en de Swapo-verzetsbeweging wordt uitgevochten. Het besef in een oorlog gewikkeld te zijn, leidt vanuit blank perspectief niet tot een patriottische verheerlijking van de strijd, maar tot een intense en soms verbijsterende confrontatie met het eigen ik, het in vraag stellen van de zin van het oorlogsgebeuren en de ontdekking van de medemenselijkheid van de zwarte tegenstander. Het hoofdpersonage staat te midden van het
oorlogsgeweld en beschrijft in een realistisch idioom, meestal in de ik-vorm, wat hij zelf heeft meegemaakt. Daardoor draagt deze ‘grensliteratuur’ de stempel van authenticiteit.
J.C. Steyns verhalenbundel Op pad na die grens uit 1976 vormde de aanzet tot dit oorlogsgenre. Het titelverhaal en het veelzeggende Die dag toe ons agtergekom het dis oorlog, spelen zich nog op het thuisfront af. Belangrijk evenwel is de vaststelling in een oorlog betrokken te zijn. Bij de politieman die in het titelverhaal opgeroepen wordt om grensdienst te verrichten, haalt loyaliteit het op verzet. Al heeft hij bepaalde bedenkingen, toch aanvaardt hij dat zijn eerste plicht die t.o.v. zijn land is. Gewetensvragen van het individu moeten wijken voor het landsbelang.
De draad van de grensliteratuur wordt weer opgenomen door E. Van Heerden in zijn verhalenbundel My Kubaan (1983). Het titelverhaal vertelt van een Zuidafrikaanse inval in Angola, ‘dieper as tevore’, met de angst die daarmee gepaard gaat. De oorlogservaring dwingt de ik-verteller tot nieuwe inzichten. Uit het vliegtuig gedropt, doodt hij in een schermutseling een Cubaan. Hij houdt er een blijvend litteken aan over. Het verhaal is een groteske klacht tegen de ontmenselijking van de oorlog, die iedere betrokkene onvermijdelijk verminkt.
Een passage uit dit verhaal waarin desertie wordt genoemd als een mogelijkheid om aan de oorlogsmallemolen te ontsnappen, vormt het uitgangspunt voor Van Heerdens in 1984 verschenen roman Om te awol. Het boek beschrijft de vlucht van een deserteur. De desertie is ingegeven door medelijden met een gewond Swapo-soldaat tijdens een anti-guerrilla-actie in Namibië en ‘my weiering om my patriotisme uit te voer met die trek van 'n sneller.’ De ik-verteller is op zoek naar vrijheid. De zekerheden en waarheden van het voorgeslacht zijn hem tot een al te beklemmend keurslijf geworden. Hij vindt een schuilplaats in het YMCA-hostel van Kaapstad, maar voelt er zich voortdurend bespied. Het is een niemandsland waar alles schijn en leugen is en waarheid niet meer bestaat. De vrijheid die de ik-verteller zoekt, wordt een nieuwe beklemming, het YMCA-hostel een gevangenis en alle mensen die hij ontmoet zijn verdacht. Zijn vaandelvlucht wordt een reis zonder einde. Het boek eindigt met de suggestie dat die vrijheid alleen in een droom of door de dood te bereiken is. E. Van Heerden schetst op prangende wijze een desolate wereld waarin het ik zich reddeloos verloren voelt. De vertwijfeling van iemand die in de leegte terechtkomt, wordt overtuigend uitgebeeld en dit ondanks de soms wat te opdringerige en duistere beeldspraak.
Twee andere jongeren, A. Strachan en L. Krüger, borduren voort op hetzelfde patroon. Strachans 'n Wêreld sonder grense bestaat uit een reeks momentopnamen die gezamenlijk een pregnant totaalbeeld vormen. In de afzonderlijke verhalen komt steeds dezelfde hoofdfiguur voor. De verteller is meestal getuige-verslaggever van de stoerdoenerij van de andere soldaten, die echter steeds wordt doorzien en dus ontmaskerd. Het branieschoppen is slechts een dekmantel om de wonden van de oorlog te verhelen. Telkens wordt achter het geweld de menselijke kwetsbaarheid zichtbaar, maar die krijgt in die mannelijke wereld geen kans. De spelregels van de oorlog en de gedragscode van de militair hebben niets meer met het gewone leven te maken en worden daardoor des te scherper aan de kaak gesteld. Het is inderdaad een wereld zonder grenzen, waarvan Strachan op overtuigende wijze de beperkingen zichtbaar heeft gemaakt.
In 'n Basis oorkant die grens van L. Krüger verschuift het oorlogstoneel naar Rhodesië en Mozambique. Zeven Rhodesische soldaten hebben de opdracht een basis in Mozambique te vernietigen. Het wordt een hallucinante tocht in een vreemd landschap met vrees en onzekerheid als enige gidsen. De dood dragen zij met zich mee in de gestalte van hun gestorven bevelvoerder die ze niet willen achterlaten en die trouwens als vertelfunctie de gebeurtenissen beschrijft - een kunstgreep die niet slaagt omdat er geen betekenisverdichting door wordt bereikt. Tij-
dens hun campagne wordt de oorlog van alle romantiek en heroïek gestroopt. Wat overblijft is de stijgende menselijke ellende als de strijd om te overleven steeds hopelozer lijkt. Bovendien worden ze ook geconfronteerd met de privé-spoken uit het verleden die ze elk met zich meedragen. De oorlog lijkt slechts een voortzetting op grotere schaal van de privé-strijd die ieder van hen voert. Waar de oorlogssituatie overtuigt door de realistische uitbeelding, faalt het boek in de karaktertekening. De protagonisten worden al te schematisch voorgesteld, zodat ze de nodige psychologische overtuigingskracht missen.
Klaaglied vir Koos van Lettie Viljoen suggereert in de titel reeds een vrouwelijk vertelperspectief. De man van de ik-vertelster heeft haar verlaten om zich bij de zwarte vrijheidsbeweging aan te sluiten. Met het vertrek van haar man stort haar wereld in elkaar. Ze voelt zich totaal hulpeloos. Haar huis wordt een vesting die ze bijna nooit verlaat, behalve voor het bijwonen van multiraciale vergaderingen, want ook zij is het niet eens met het heersende regime. Belangrijker dan politieke uitspraken is echter een groeiend gevoel van solidariteit met andere vrouwen en maatschappelijke randfiguren. Haar gevoelens van opstand, verbijstering en gemis worden omgezet in aanvaarding door het contact met al die ontheemden. De ik-vertelster beseft dat die eveneens in de chaos van hun leven een weg moeten zoeken. De ik-vertelster is geen revolutionair, zoals haar man, en het boek poneert geen uitgesproken politieke stelling. Centraal staat de intuïtieve sympathie van de ik-figuur voor andere hulpbehoevenden. Dit meevoelen doet grenzen vervagen en brengt haar tot verzoening en begrip, gevoelens die misschien veel waardevoller en blijvender zijn dan de bevrijding die haar man door harde strijd kan helpen verwezenlijken. In een overwegend mannelijke prozawereld is de novelle van Viljoen beslist een opmerkelijke bijdrage.
In al deze werken wordt de oorlog op de grens een vertrekpunt voor een indringend zelfonderzoek dat ook het apartheidssysteem zelf kritisch benadert. De jongeren hebben hun verantwoordelijkheid niet ontweken. Of ze de binnenlandse strijdtonelen, zoals E. Joubert dat na Soweto 1976 deed in Die sweifjare van Poppie Nongena, met dezelfde vrijmoedigheid zullen behandelen, blijft alsnog een open vraag. Slechts door de werkelijkheid vierkant onder ogen te zien en onbevangen te beschrijven, kan de Afrikaanse schrijver meebouwen aan de toekomst. Hiervoor zijn durf en visie nodig, twee kwaliteiten waarover de jonge schrijvers zeker beschikken en waarvan ouderen als Breytenbach en Brink reeds herhaaldelijk blijk hebben gegeven.
Laatstgenoemde zet in Die muur van die pes zijn afkeer van de apartheid nogmaals kracht bij. Deze roman werd echter door de Zuidafrikaanse kritiek, op enkele uitzonderingen na, omwille van structurele tekortkomingen negatief onthaald. Ook Breytenbach bleef op prozagebied niet inactief. Vóór The true confessions of an albino terrorist, een beschrijving van zijn gevangenisleven, verscheen ook Mouroir, een cryptisch boek dat in een poëtisch proza een bevreemdend surrealistische wereld oproept.
Niet alle Afrikaans proza is echter politiek geëngageerd. T.T. Cloete en T. Van Tonder brengen respectievelijk in Die waarheid gelieg en Aandenking vir 'n vry man leesbare kortverhalen. Terwijl bij Cloete het spel tussen Dichtung en Wahrheit veel aandacht krijgt, is Van Tonder rechtstreeks met de menselijke tekortkomingen en beperktheden begaan. Op treffende wijze beeldt hij facetten van het gevangenisleven uit, dat hij als gewezen cipier intiem kent.
Het belangrijkste literaire evenement van de afgelopen tijd is ongetwijfeld de publikatie van 'n Ander land van Karel Schoeman. Ook in dit boek worden grenzen verkend, met name het grensgebied tussen leven en dood. Waar de reeds besproken grensliteratuur zijn inspiratie vindt in de actualiteit, is 'n Ander land een historische roman. Het gebeuren speelt zich tegen het einde van de 19de eeuw af. De hoofdfiguur is de Nederlander Versluis, die als teringlijder op aanbeveling van
zijn dokter naar Bloemfontein in het hartje van Zuid-Afrika (in de roman ‘Afrika’) reist. Versluis, een eenzaat, onsympathiek omdat hij zich aan zijn medemens helemaal niet gelegen laat, moet zich in die vreemde wereld inburgeren. Versluis leeft een volledig teruggetrokken bestaan. Het uiterlijke gebeuren is tot een minimum herleid. Gebeurtenissen als een storm, een bal, een ritje in de omgeving van Bloemfontein kunnen dan ook niet tot dragers van dramatische spanning worden. Alle uiterlijke conflicten en spanningen zijn uit de roman geweerd. Het is uitsluitend de weergave van de innerlijke leefwereld van de hoofdfiguur. Dat Schoeman erin slaagt de lezer met zo'n onwaarschijnlijke held te boeien, is reeds een bewijs van zijn literair meesterschap. De fascinatie die van deze roman uitgaat, berust volledig op het feit dat de lezer langzamerhand gaat beseffen dat alle beschrijvingen zowel van de mensen, de stad als het landschap uiteindelijk naar een andere realiteit verwijzen. De wereld die Versluis ontdekt, is niet het nieuwe land, maar het landschap van de dood. Hij komt door de roman heen tot geleidelijke bewustwording van en verzoening met de naderende dood. Aan dit gegeven wordt gestalte gegeven zonder dat de roman op feitelijk vlak aan geloofwaardigheid inboet. Het leven in Bloemfontein op het einde van de vorige eeuw wordt met historische nauwgezetheid en een bijzonder gevoel voor het levensechte detail in beeld gebracht.
'n Ander land is een allegorische roman die de wereld van Dantes Divina Commedia oproept. Pastoor Scheffler en zijn zuster fungeren trouwens als begeleiders van Versluis zoals Vergilius en Beatrice als die van Dante in de Divina Commedia. 'n Ander land is een roman met een bijzonder rijke problematiek, geschreven met een subtiliteit en verfijning die hem tot een meesterwerk van het Afrikaanse proza maken. De passage waarin beschreven wordt hoe Versluis de doodsstrijd van zijn landgenoot Gelmers ervaart, is een van de meest navrante uit de Afrikaanse literatuur. Het is een roman die beslist zijn plaats kan opeisen naast de grote werken uit andere literaturenGa naar eindnoot6..
Door een werk zoals 'n Ander land van Karel Schoeman wordt de Europese lezer zich duidelijk bewust van de fundamentele lotsverbondenheid van alle mensen. Grote literatuur overschrijdt inderdaad alle grenzen. De mate waarin ook de Afrikaanse literatuur daarin slaagt, zowel intern als extern, zal een maatstaf van haar waarde moeten zijn.
- eindnoot1.
- De term Zuidafrikaans is erg verwarrend omdat hij zowel betekent ‘betreffende/afkomstig uit Z.A.’ als ‘de uit het Ndl. voortgekomen taal in Zuid-Afrika’. Deze taal wordt ter plaatse altijd Afrikaans genoemd en in het onderhavige artikel zullen we deze term eveneens gebruiken. Dat maakt dan o.m. het onderscheid mogelijk tussen Afrikaanse literatuur, d.w.z. literatuur in het Afrikaans en Zuid-afrikaanse literatuur, d.w.z. literatuur uit Zuid-Afrika, b.v. ook die in het Engels.
- eindnoot2.
- Breytenbach, die in Frankrijk verbleef, bracht een incognito bezoek aan Zuid-Afrika met het doel weerstandscellen op te bouwen. Hij werd gearresteerd en tot een lange gevangenisstraf veroordeeld. Na zijn vrijlating keerde hij naar Parijs terug. Zijn ervaringen heeft hij neergeschreven in The true confessions of an albino terrorist.
- eindnoot3.
- In het herfstnummer 1985 van Die Suid-Afrikaan legt A.P. Brink uit waarom hij zou weigeren aan een mogelijk oproepbevel tot militaire dienst gehoor te geven.
- eindnoot4.
- Zie A position on the struggle for the Taal, being Afrikaans in The true confessions of an albino terrorist, p. 321-325.
- eindnoot5.
- Literatuur in die strydperk bestaat uit twee delen. Het eerste bevat opstellen over de Sestiger-beweging in de Afrikaanse letterkunde; het tweede deel groepeert beschouwingen over de plaats en de verantwoordelijkheid van de schrijver onder het apartheidsregime.
- eindnoot6.
- Ironisch is wel dat Karel Schoeman in het zomernummer 1985 van Die Suid-Afrikaan er zijn twijfel over uitspreekt of de ‘Groot Afrikaanse Roman’ al geschreven is. De voorwaarden waaraan volgens hem de GAR moet voldoen, heeft hijzelf in 'n Ander land verwezenlijkt. Zie Die Suid-Afrikaan, Somer 1985, p. 42-45.