op haar nummer: hij betwist haar schuldbesef, en ziet het als een gril: ‘het zou natuurlijk kunnen dat je een excuus wenste om aan zo'n vanzelfsprekend leven te ontkomen. Dat Boze Oog, zoals je het noemt, is een hele uitkomst’ (67). In schuld gelooft hij niet: ‘Schuldgevoel is de meest onnutte en meest heilloze van alle emoties... Want wat gebeuren moet, gebeurt. Het menselijk aandeel daarin is te verwaarlozen’ (69). Zijn aanwezigheid zorgt voor een ander standpunt, verheft het werk soms tot een interessante ideeenroman, maar tast Topaas' excessief subjectivisme niet aan.
Ze is zo met haar schuldprobleem begaan, dat ze niet ziet dat het eiland vol is van een schuld die heel wat reëler is dan de hare; door haar ondoordachte tussenkomsten expliciteert en activeert ze de schuld van de anderen. Haar vervalst schuldbesef leidt zo tot echte schuld; deze schuld is tragisch, als sympathiek personage loopt ze in haar ongeluk via dramatische confrontaties die meestal in catastrofes eindigen. Haar hybris brokkelt af, haar nederigheid komt te laat: ‘natuurlijk verschafte inzicht je nog geen macht over de gebeurtenissen’ (165). ‘Als het domweg zo was dat het spel nu eenmaal spelers vereiste, maakte het niet veel uit wie er meedeed. Dan was louter iemands toevallige aanwezigheid bepalend’ (173).
De eilandbewoners zijn schuldig: aan incest en haat, aan moord en bedrog, drankzucht en onmatigheid, egoïsme en hypocrisie. De komst van de buitenstaanders (Spider, Andrena, Carebara; later een journalist; ten slotte Topaas) en de dood van alle kinderen (een van de talrijke prachtige verhalen in het verhaal) hebben het dagelijkse kwaad plots tot grote hoogten opgestuwd. Het ene kwaad houdt het andere in evenwicht. Flata heeft andere fouten dan Spider, Carebara zondigt anders dan Andrena, en samen zetten ze een mechanisme in werking dat door niemand volledig wordt gecontroleerd, dat verschillende kanten tegelijk uit wil, en in zijn onvoorspelbare dynamiek kwaad en schuld steeds maar vergroot: ‘de ergste vloek der boze daad: dat zij voortdurend verder kwaad moet baren’ (139, naar Schiller).
Zodra een buitenstaander zich met hun problematiek komt bemoeien, sluiten zich de gelederen; de vreemdeling wordt uitgestoten, Topaas is daarin niet de eerste. Door haar geborneerde introvertie licht ze pas laat een tipje van de echte sluier op, en slechts nadat anderen haar met de neus op de feiten drukken. Zo speelt in het boek een charmant thrillerelement mee dat steeds weer verbaast, de plot is soms meer dan ingenieus.
Zelfs tot Topaas moet uiteindelijk de waarheid doordringen: schuld en boete zijn complexe fenomenen die wel menselijk zijn, maar niet in de hand van één mens liggen, het individu kan slechts onderdelen van het proces controleren. De individuele schuldgraad is niet duidelijk af te wegen. Wie denkt de dans te leiden, wordt slechts meegesleept: ‘Ik vervloek je, Lin Anemoon Savitra. Jij hebt mij in het ongeluk gestort en niet andersom’ (132).
Maar Topaas is koppig; hoe het kwaad van buiten haar ook overspoelt, ze volhardt tot het einde gedeeltelijk in de boosheid. Steeds meer raakt ze in het defensief. Ze zoekt een abdij op hoog niveau, en vindt verloedering en ontkenning van schuld. Ze wil het doofstomme kind Wants genezen (Lin Anemoon Savitra werkte met doofstomme kinderen!), maar ze bijt haar tanden stuk, en Wants wordt eeuwig het zwijgen opgelegd. Haar onmacht neemt pathetische en symbolische veruiterlijkingen aan: ze verliest zelf haar stem, scheert haar haar af (en lijkt dan op Wants), ze ziet Pontius Pilatus (heel het boek als motief aanwezig) zijn handen in onschuld wassen, en ze krijgt vleugels (zoals dodo's en albatrossen: machteloos, zelfs uitgestorven).
Deze fantastisch-symbolische vormen zijn briljante structureel verbindende elementen die steeds nieuwe mogelijkheden tot veelzinnigheid aanbrengen, de balans naar het fantastische doen doorslaan, en natuurlijk de vraag naar Topaas' betrouwbaarheid als waarnemer intensiveren. Als ze al niet van bij het begin aan het fantaseren was, dan wordt de kans nu wel erg groot; de ontberingen en psychologische schokken die ze heeft