Claude van de Berge
Fragment uit een hymne
Kristallen hoogland, vele geheimen bezitten wij, niet om te onthullen, niet om te verkondigen, maar om met ons mee te dragen, niet om prijs te geven, maar om de zwaan van de ziel toe te spreken, om het teken van de wilde zwanepoot te kerven in de sterren, om op het topazen korstmos voetafdrukken te vormen, om het hoogste en het innerlijkste voor verdwijning te behoeden, om aan het onbekende te schenken, zoals golven aan de stranden wieren, koralen en flarden van zeilen schenken, waaruit wij met tijdloze gelatenheid kledingstukken en liederen vervaardigen.
Vele geheimen bezitten wij, zoals wij vele woorden bezitten. Als wij hen met ons meedragen, zoals de zang van Toengoezische rietfluit de vergulde rivieren van het Siberische gebergte vergezelt naar de zee, zijn wij waar wij zijn, en zijn wij waar wij nooit zullen zijn.
Wij dragen onze geheimen met ons mee, eenvoudig als de mossteppe die is begroeid met moerasrozemarijn, eenvoudig als de zang van de dauw op de steenbraam.
Wij hurken neer, gehuld in dekens die versierd zijn met meandrische motieven, met op onze oogleden de weerschijn van het zand, zoals de Navaho in de woestijn roerloos bij grijs geworden bolvormige kruiken neerhurkt.
In ogenblikken van heimelijke ontreddering zoeken wij vertroosting in de poëzie van Tawakwap Tiwa, Schijnsel Van De Zonsondergang, de dichter van het lied van de vlinder.
In ogenblikken van grote twijfel zoeken wij vertroosting in de poëzie van Lahtu, Gouden Wolk, de dichter van het geluk. Ook Visak Vo O Yim, Verheven Havik, de dichter die zijn poëzie in de droom ontvangt, de dichter van het melancholische lied van de wind, hebben wij lief. En hun woorden leven in ons.
Kristallen hoogland, hoe lang zal ons gehoor in de klanken van je onuitsprekelijke verkondigingen verzinken.
Hoelang zullen wij de je profetieën, verdwijnend als de bliksemschichten van een wegdrijvend onweer, op onze uitdrukkingloze voorhoofden weerkaatsen?