huwd zwanger is, ‘laat Belle Henriëtte niet in de steek, al moet zij uiteindelijk zwichten voor de al te grote druk’ (91). Dus zwicht ze toch, al is er een verontschuldiging. Ze huwt haar man uit berekening, maar het gaat om ‘de grotere vrijheid die ze zou genieten’ (93), ‘loskomen uit haar verstikkend-dogmatische omgeving’ (94). Haar bedrog (oneerlijkheid!) wordt verklaard uit haar intense liefde, of uit de tijdgeest - die de norm juist opheft!
Is dit een tekort, een fout van de schrijfster? Ik geloof van niet. Het is wel een inconsequentie: de normen worden eerst verabsoluteerd, en dan gerelativeerd. Essays moeten echter geen voorbeeld zijn van statische logica. Voor Greta Seghers zijn ze een poging om met zichzelf in het reine te komen; en dat streven naar zelfinzicht en catharsis verliep vroeger via confrontaties met familieleden, en verloopt nu via boeiende, d.i. levende, en dus inconsequente auteurs. ‘Het land van compromissen of verdwijnen in het niets. Ik wil niet verdwijnen’ (295). Greta Seghers schetst de problematiek haarscherp voor haar eigen situatie in enkele woorden; in haar essays doet ze het via de omweg van de historische confrontatie, maar even doorleefd, even boeiend, even dwingend voor de lezer als voor zichzelf.
Een dergelijk streven vereist persoonlijke betrokkenheid, enig gebrek aan afstand; anders is er immers geen confrontatie. In één geval echter is de directe betrokkenheid zo groot, dat het soort scheldliteratuur dat eruit voortvloeit de lezer met enige gêne vervult: het betreft het laatste stuk Brief in een fles, in zee geworpen voor Jeroen Brouwers. Structureel hinkt de tekst op twee gedachten: een open brief aan Jeroen Brouwers over Seghers ambivalente relatie tot Nederland, en een zeer persoonlijk getuigenis over haar gekwetstheid toen ze zich door Alstein misbruikt voelde. ‘Ik behoor tot geen enkele literaire school en zal er ook nooit toe behoren... Ik ben een eenzaat, een misantroop’ (294). Maar ‘Te veel eenzaamheid, dat is ook niet goed’ (291). Is er een betere omschrijving denkbaar van de problematiek van de moderne intellectueel? Deze zelfbewuste, stekelige bevestiging van de eigenheid, en meteen het verlangen naar de gemeenshap? De Kassandra die zichzelf straft?
En dan: de andere die haar bedriegt, haar annexeert voor zijn stille generatie. De wrok, die zich omzet in sarcasme (dat haar niet ligt), in beschuldigingen (die te subjectief gekleurd zijn), in persoonlijke aanvallen (relatie tot Wim Zaal, 286; en vele andere). Waarom deze uitbarsting? Waarom nu, als de wonden nog niet geheeld zijn en de woede nog niet is gaan liggen?
Met deze laatste tekst eindigt het boek op een dissonant. Ik wil eindigen met de loftrompet. Met haar bundel wordt Greta Seghers ongetwijfeld een