Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 130
(1985)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 756]
| |
Martine de Clercq
| |
[pagina 757]
| |
Omdat het muzikale element in Krapp's Last Tape (1958) zo sterk aanwezig was, koos Marcel Mihalovici dit werk uit voor zijn opera Krapp: ‘This was because I immediately realized the new musical possibilities that were offered to me by such very individual and varied techniques as were present in the dramatic action of this unpublished play.’Ga naar eindnoot4 In Happy Days (1961) treft vooral de aangrijpende toon van de muziekdoos en de woorden gezongen door Winnie, gebaseerd op de welbekende melodie van ‘Die lustige Witwe’. Dat de muziek in deze hierboven vermelde werken een belangrijke rol speelt is niet verwonderlijk. Becketts interesse voor muziek dateert reeds uit een heel vroege periode. In het muzikale Dublin van de jaren 1920-1930, leert hij samen met Vera Esposito, de dochter van de befaamde musicus, Michele Esposito, stukken spelen van Schubert, Chopin, Beethoven en Haydn. Zijn latere omgeving is eveneens sterk muzikaal. Zijn vrouw, Suzanne Deschevaux-Dumesnil, is een talentrijke pianiste, zijn neef John Beckett eveneens een professioneel pianist en componist, zijn neef Edward een fluitist. In 1966 vormden ze samen onder Becketts supervisie de muzikale begeleiding voor de opname van End of Day door een Ierse firma, Claddagh Records; Edward speelde fluit, John het harmonium en Samuel sloeg de gong. Thematisch kwam de muziek reeds heel vroeg in zijn werken opduiken. Zo klinkt het in More Pricks than Kicks (1934) ‘May their nights be full of music at all events.’Ga naar eindnoot5 De ‘unbuttoned symphony’Ga naar eindnoot6 wordt erin gespeeld. De toonbalk wordt er zelfs grafisch in voorgesteld. In Murphy (1936) krijgt het begrip ‘muziek’ verschillende connotaties. In het bijzijn van Celia, geniet Murphy van ‘serenades, nocturnes and albadas’. Wanneer hij zich terugtrekt in de Magdalen Mental Mercyseat worden we ingelicht over het feit dat ‘M.M.M. stood suddenly for music, Music, MUSIC, in brilliant, brevier and canon, or some such typographical scream, if the gentle compositor would be so friendly.’Ga naar eindnoot7 In het zesde hoofdstuk wordt muziek gezien als de zuiverste vorm van harmonie en chaos. Het wordt als volgt omschreven: ‘a flux of form, a perpetual coming together and falling asunder of forms... neither elements nor states, nothing but forms becoming and crumbling with the fragments of a new becoming... Here there was nothing but commotion and the pure forms of commotion.’Ga naar eindnoot8 Dat gaandeweg het muzikale element technisch en formeel zou uitgebuit worden, wordt duidelijk in hoofdzakelijk twee werken: Textes pour rien (1950)/Texts for Nothing (1967) en Comment c'est (1961)/How It Is (1964). | |
[pagina 758]
| |
Het eerste werk is een bundeling van 13 teksten die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben. Nochtans kunnen deze 12 teksten gezien worden als een poging om de stilte te doorbreken: ‘only the words break the silence.’Ga naar eindnoot9 De 13de tekst kan beschouwd worden als een soort coda, een intensifiëring van de grondtoon: ‘weaker still the weak old voice that tried in vain to make me... still all would be silent and empty and dark, as now, as soon now, when all will be ended, all said...’Ga naar eindnoot10 De titel ‘Textes pour rien’ is een literair equivalent voor de muzikale term ‘mesure pour rien’: een periode van stilte. Deze stiltes zijn het markantst aanwezig in Comment C'est; ze worden grafisch voorgesteld door identieke blanco's die het werk verdelen in verschillende segmenten, variërend van één enkele regel tot 16 regels lang, verdeeld over drie delen. De compositie van deze drie delen is vergelijkbaar met wat in de muziek de sonatevorm genoemd wordt. De sonate bestaat uit drie delen: de expositio, de ontwikkeling en de herhaling, gewoonlijk eindigend op een coda. De traditionele sonatevorm begint met een zekere harmonie, ontwikkelt in de tweede fase discordante tonen en gaat in de derde fase terug naar de originele grondtoon. Comment C'est begint met een zekere discordante noot, moduleert naar een harmonieuzere toon in het tweede en centrale deel, om in het derde gedeelte terug tot chaos te komen. Het hoofdprincipe van tonale muziek is de omzetting van chaos in harmonie. Beckett gebruikt deze vorm, maar in omgekeerde volgorde. In het eerste gedeelte wordt het fundamentele thema van de zoektocht doorheen het verleden en het heden naar Pim voorgesteld; er heerst nog chaos. In het tweede gedeelte wordt vooral het thema van de ontmoeting met Pim uitgerafeld in een tamelijk harmonieuze toestand. In het derde gedeelte wordt hetzelfde thema van de tocht nogmaals herhaald maar met verschillende toonaarden. Het gaat niet enkel om Pim, maar ook om Bom en 777777 en eindeloos velen. Het chaotisch effect komt weer te voorschijn. De laatste drie bladzijden zijn een treffend voorbeeld van een climactisch crescendo - een coda -, culminerend in ‘JE VAIS CREVER.’Ga naar eindnoot11 In het tweede gedeelte - hét Pimgedeelte - wordt de muzikale creatie het sterkst uitgebeeld. Dit komt tot uiting in de evolutie van de articulatie: Pims reactie komt eerst over als ‘faible cri aigu’Ga naar eindnoot12, dan als ‘un petit air’Ga naar eindnoot13, en uiteindelijk als ‘il chante un lied.’Ga naar eindnoot14 Een aantal fragmenten van Comment C'est/How It Is zijn apart verschenen en vormen zelfstandige entiteiten, zoals ‘From an Unabandoned Work’ (1960), vroegere versie van het gedeelte gaande van p. 9 tot en met 24 in HII, ‘Découverte de Pim’ (1959), overeenkomend met deel II van CC, van | |
[pagina 759]
| |
p. 79 tot en met 89 en ‘Conclusion of How It Is’ (1963), analoog aan het derde deel van CC, van p. 203 tot en met p. [228]. Ze kunnen als fragmenten op zichzelf geïnterpreteerd worden, maar ook als segmenten van Comment C'est aan elkaar gerelateerd worden. In dit opzicht is Becketts werk vergelijkbaar met Stockhausens Carré (1959-1960); een muziekstuk voor vier orkesten en vier koren. Dezelfde esthetiek ligt eraan ten grondslag: ‘This piece tells no story... for each moment, can stand on its own and at the same time is related to all the other moments.’Ga naar eindnoot15 Dit commentaar van Stockhausen zelf werd - niet verwonderlijk - onmiddellijk voorafgegaan door een citaat uit Becketts The Unnamable. Het repetitieve principe dat hier geldt is trouwens in Comment C'est zelf in zijn geheel heel sterk aanwezig. Ettelijke malen worden een aantal uitspraken zoals ‘je le dis comme je l'entends’ (67 keren) steeds maar herhaald op een doordringend ritme. Zo zijn we dan ook ‘(à) l'inlassable écoute de l'inchangeante antienne’.Ga naar eindnoot16 Zo wordt in Comment C'est de tijd opgeheven in ‘un temps énorme’Ga naar eindnoot17, om steeds maar te kunnen luisteren naar ‘moi oui seul oui avec ma voix’.Ga naar eindnoot18 In dit opzicht kan Comment C'est vergeleken worden met Stockhausens meditatieve muziek Stimmung (1968), waarin de tijd ook wordt opgeheven en tevens geluisterd wordt naar het innerlijke. Christopher Butler vergelijkt dat werk van Stockhausen met Becketts Play (1963), nl. met zijn steeds maar terugkomende, cirkelende, obsederende thema's. Van Play zei George Devine, die het stuk in London dirigeerde, het volgende: ‘... one has to think of the text as something like a musical score wherein the “notes”, the sights, the sounds, the pauses, have their own interrelated rhythms and out of their composition comes the dramatic impact.’Ga naar eindnoot19 Beckett gebruikt muziek in zijn stukken en zijn fictie stoelt op muzikale techniek. Stockhausen en Berio citeren woorden van Beckett. Door die vorm van collage, zo typerend voor onze moderne tijd, wordt een poging ondernomen om het onzegbare op muziek te zetten, weliswaar met het bewustzijn van ‘the intimate and ineffable nature of an art that is perfectly intelligible and perfectly inexplicable.’Ga naar eindnoot20 |
|