Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Dietsche Warande en Belfort 129ste jaargang nummer 3 maart-april 1984 Pieter G. Buckinx Zeven gedichten voor Catharina Kort is de weg terug Het zolderkamertje waarop zij woonde, nu zestig jaar geleden: de stoel, de waskom en het bed en vlak daarnaast het koffertje met linnen en de gedichten van Rimbaud en Rilke. Wanneer zij uit het zoldervenster keek naar de vlammende wolken boven de gouden stad waarin het leven schitterde en gonsde, dan bliksemde een vlijmscherp mes doorheen haar schouderbeen en borst. Verglaasde troost. Kort is de weg terug, nu zij verjaart en tachtig wordt. [pagina 162] [p. 162] De blindgeboren stilte Na middernacht wordt weer de stilte hoorbaar in haar bloed. Het gonzen in haar oor verstomt. Zij hoort de nachtegaal in haar geboortedorp en dartelt naakt door bos en wei. Zij krijgt weer kinderogen en spiegelwitte vleugels waarop zij door de ruimte zweeft los van een wereld van vergulde woorden en graniet. Dit is het uur waarop zij binnentreedt in wat zij nu haar tempel noemt: de dronkenschap, de blindgeboren stilte. De maanschelp is een zeilboot op de wolken. [pagina 163] [p. 163] Soms in een sluimerdroom Soms in een sluimerdroom ziet zij het nobel voorhoofd van baron van Doren. Met witte kap en schort heeft zij hem vorstelijk gediend. Te acht-uur stond de tafel klaar voor het ontbijt. De borrel naast de koffiekan. Zij was zijn ezeltje, zijn trekdier voor de wandeling door veld en bos. Soms droeg zij hem gedichten voor, dan hoorde hij het klotsen van de zee, er lag een warme kleurtoon in haar stem. Zijn zoon zwom glanzend in de vijvers van het park. Eens rolde hij haar lachend in het zomergras, haar bocheltje was geen bezwaar. Zweetdruppels vlamden op haar rug. Uit schaamte vouwt zij nu de handen op haar schoot. Het is voorbij, het keert niet meer terug. [pagina 164] [p. 164] Het wintert in de lindeboom Een boom voor de slaapkoets, een lindeboom met wintervleugels nu verkleurd en verdund door de neerslag der jaren. Hier sliep zij in de geur van het voorjaar op de schouder van een knaap, zijn hand lag op haar bocheltje en zij vergat in deze weelde de droefheid van weleer. Hier kon zij slapen zonder spijt in het gevlamde wolgras van haar kindertijd. Een slaapkoets voor de droom, het lijkt nu eeuwen her. Het wintert in de lindeboom. [pagina 165] [p. 165] Zuiver als water Zij moet die blinde schrik wegschrijven op dit hagelwit papier. Zwart op wit moet het geschreven staan dat zij die zwarte muren om zich heen afbreekt tot diep in de grond. Zij wil weer helder worden en even zuiver als het water in de bergrivier. [pagina 166] [p. 166] Het graan, ligt klaar Sluit het Heilig Boek en grendel de poort en de deuren. Bijt het knagen weg uit uw lenden en strijk het kantwerk op het tafelblad voorzichtig glad. Alles moet glanzend zijn voor het langverwacht bezoek. Neem uw kruk en beef niet meer voor de slaap, Catharina. Vouw de bedsprei open. Het graan ligt klaar voor de witte molenaar. [pagina 167] [p. 167] Haar aardse weelde is voorbij Breek haar sieraden en haar zegelring. Balsem haar lichaam met gewijde handen. Haar aardse weelde is voorbij, voor altijd weggeborgen in de blijdschap van de nooit-voltooide ruimte. Maat en getal vonden hun evenwicht in het voor immer hoorbaar licht van de eerste morgen. Vorige Volgende