duidelijk te maken dat onze aarde zoals de oude volkswijsheid beweert niet de hemel is.
Het duurt lang voor zij een kind krijgen, en als die zoon Cesarion er komt, zal hij de oorzaak van veel ongeluk worden. Volgens de auteur is de jongen erfelijk belast, zoals blijkt uit een foto van zijn grootvader die uit Ohio naar Vlaanderen meegekomen is. Zij toont een onevenwichtig schijnende brutale man, met de trekken van een sater waarvan niet veel goeds te verhopen valt.
Cesarion groeit op voor rad en galg. Hij is een geniepige, boosaardige en sluwe dwerg, die voor niets en niemand terugschikt. Uiteraard onbetrouwbaar, leep en wreed, met een uitgestreken gezicht. Door zijn schuld verongelukt zijn vader door van een ladder op de straatstenen te vallen, en waar het enigszins kan sticht de lieve knaap gemeenheid en kwaad. Hij is niet gek, wel door en door pervers. Om zijn moeder verdriet aan te doen verkeert hij in de kringen van een ontredderde jeugd, nodigt onbeschofte profiteurs aan haar tafel en zet ook in dat milieu het ene mispunt tegen het andere op.
Einde van de roman: dat voorbeeldige produkt van erfelijkheid en omgeving verongelukt met en in de val, een mechanisch tuig dat hij voor anderen opgezet had. Misschien heeft Mets de mogelijke kritiek op dat relaas van monsterachtigheden, dat het tweede deel van zijn roman beslaat, beantwoord met de vraag: mag de literatuur niet wat de hedendaagse platische kunst met zoveel succes uitbeeldt? Een onoverzichtelijke verzameling van wangedrochten boetseren en schilderen? Is làt misschien de waarheid over onze samenleving?
Mets heeft zijn wereld meer geschakeerd. Er is licht en schaduw, goede wil en adel, naast kwaad opzet en gemeenheid. Men kan de schrijver moeilijk verwijten dat hij een uitzonderingsgeval als zijn Cesarion een hoofdrol in zijn verhaal toebedeeld heeft. Iedere week wordt in de krant over zo'n misdadiger geschreven. Een halve eeuw geleden zegden de christenen: laat bedekt wat zwakke geesten zal ontredderen. Mets zijn roman zal wellicht bij humanistische vrijdenkers de vraag doen rijzen: had hij zijn onderwerp niet beter afstandelijker afgewerkt?
Onze mening is dat hij in overeenstemming met zijn persoonlijkheid en kijk op de realiteit een eerlijk werk heeft geschreven. Vanzelfsprekend kon het ook anders, literair beter of slechter, maar inhoudelijk en stilistisch draagt het in ieder geval, voortgaande op het twintigtal boeken dat hij geschreven heeft, de stempel van zijn overtuiging en eigen manier van verwoorden. Over het probleem van de erfelijkheid zullen wij het oordeel aan de wetenschap en eeuwenoude ondervinding, kennis en wijsheid overlaten.