| |
| |
| |
Dietsche Warande en Belfort 128ste jaargang nummer 6 juli-augustus 1983
Hubert van Herreweghen
Gedichten
Huis
is het een zuivere zetter
een huis, zo onverbiddelijk af
als een Plantijnse letter.
Geen punt te veel of vetter,
want eeuwig is geen straf
het werk bij dag, 't gewone,
en 's avonds een brevier.
een huis, als een Plantijnse letter,
| |
| |
| |
Woord
Wat Sint-Antonius vertelde aan de vissen,
weten wij niet. Wij kunnen het maar gissen.
- Hadden wij het gehoord,
wij zouden grapjes in elkanders oren sissen,
't gebruik gewestelijk noemen enzovoort,
de spelling vereenvoudigen en dat soort.
Ja! Voor die stommerds blijft een woord
| |
| |
| |
Oorlog
Gelukkig gaan de dingen, wat gebeure,
die met zijn liertje loopt te leuren
en, afgezien van jammer of soelaas,
een boerenzoon de klei labeuren,
de honig van mijn mispel keuren,
wat ik er rondom kal of daas,
rot met gedrochten naderbij
om lucht en aarde te verscheuren
en glas te maken van de klei,
| |
| |
| |
Dienstplicht
een aftelrijm
Waarheid is wat dienaars raden,
in de keuken bij het braden,
op de dagen dat de kwaden
tongetjes van nachtegaal,
(hapjes vóór het avondmaal)
| |
| |
| |
Nefertete
Gij vraagt mij wat ik meest bemin,
buik van mijn moeder of uw schoot,
het woud dat gaat de wolken in,
de wijsheid die de onmacht vergroot,
het dwaallicht van een nieuw begin,
de zon die opgaat of de dood. -
Soms is 't de lijn van Nefertetes kin.
|
|