stand, van woede, van ontgoocheling en van valse illusies. Hoe dikwijls overkwam het mij niet dat ik in zo'n geval de bijdrage van de mij onbekende dichter X kwalificeerde als ‘beste’, of ‘aantrekkelijk’. Bij de latere recensie van een bundel van X, die niet zo best was, werd mij deze ‘grove inconsequentie’ dan steevast onder de neus gewreven.
En dan blad Y-Z, dat mij voor de keuze stelt: ofwel elke keer opnieuw zeggen dat het nergens op lijkt, ofwel het maar stilletjes onbesproken laten. Geen van beide oplossingen lokte enthousiaste reacties uit. En zo is er altijd wat. Maar nu is het genoeg, voor mij is het van nu af aan allemaal schitterend, prima, grossartig! Maar ik weet het nu al: hoe zere vallen z'af! Van de bladen die ik in de jaargang van '69 met vlijt en overgave besprak, zo serieus als gold het iets belangrijks, zijn sindsdien verdwenen: Zenit 74, Ruimten, De Periscoop, Argo, Nieuwe Stemmen, Delta, Impuls 68, Het Cahier X, Totems, Bijster, Labris, Podium, Raam, De Tafelronde, Rimschi, Proeve, Kentering, Morgen, Artisjok, Komma, Proces Verbaal, Trefpunt en Stuip. De stuipen, dat is wat je ervan krijgt. Maar natuurlijk ook Grote Roem en Macht. Maar dan wel in het land der blinden.
Zo erg is het allemaal niet. Het heeft ook boeiende en plezierige kanten. Af en toe lees je eens iets leuks, je kan meepraten over literaire tijdschriften (zo'n gesprek heb ik al eens meegemaakt!), je blijft bij, je maakt een stukje literatuurgeschiedenis van heel dichtbij mee, je ontwikkelt een gevoel voor nieuwe mode en tendensen. Je ruikt ze al van ver, van voor ze het zelf weten. En echt, niet alles is even kleurloos. Het meeste plezier heb ik altijd beleefd aan de buitenbeentjes, aan wat het allemaal een beetje ‘in vraag stelde’, aan practical jokes of balsturige eenmanstijdschriftjes: aan dingen als Verbazing, Het Tienjaarlijks Tijdschrift, Quousque tandem?, De Klopgeest... Zij zijn de verse slagroom op heel wat oudbakken koek. Ik dank hen van harte.
Ik dank ook de redactie van Dietsche Warande en Belfort, het enige blad dat ik in deze kolommen nooit besprak, voor het jarenlange totale vertrouwen, ook in de leerjaren, ook in de gevallen dat ik pertinent de bal missloeg.
Een ander zal nu deze glorierijke taak overnemen. Hij heeft voldoende moed en zelfopoffering, ambitie en naïviteit opgebracht om in de toekomst deze revue voort te zetten.
God sta hem bij!
Hugo Brems