Bonnema, die hem en andere leergierigen privé-les geeft in het Frans. Zij lezen samen de Franse klassieken, wat Wolkers de gelegenheid biedt om bij passende omstandigheden een treffend citaat aan te halen. Toch zal hij er zich wel voor hoeden dat soort humor te ontkrachten door er misbruik van te maken.
In het huis van Bonnema woont ook haar bijna honderdjarige vader in. Een oud-professor-chirurg, die helemaal buiten wereld en tijd de laatste dagen van zijn aards bestaan beleeft en zich allerminst schaamt om zijn lichamelijk verval. Het ik-personage uit het verhaal verzorgt hem zonder zich aan zijn zure oprispingen en aanstootgevende kwaaltjes te ergeren, en zal van de man op zijn sterfbed en een naakte zwangere vrouw die erbij staat, een portret schilderen dat ophef moet maken.
De vrouw waarom het gaat is met een violist gehuwd, maar blijkt als minnares de schilder veel nader dan haar in zijn muziek opgaande echtgenoot. Een vierde acteur is Kees van de Plassche, die eveneens aan de Academie studeert, een doortrapte en roodharige beer, die in Amerika een beroemdheid wordt en als fabrikant van grote lappen weloverwogen moderniteiten schatten bijeenharkt. De man blijkt onmisbaar om Wolkers toe te laten dat soort aasgierige bedriegers belachelijk te maken. Het boeiende karakter van Brandende liefde, feitelijk een aaneenschakeling van levendig getekende schetsen, resulteert uit verscheidene eigenschappen. De voornaamste zijn humor, afwisseling en gewaagde stoutigheden. Wolkers beschrijft zijn mensen en toestanden met veel zin voor maat en schakering. Er ligt een grens die hij niet zal overschrijden, zodat zijn personages levende mensen blijven, zoals ze kunnen voorkomen zonder zich van hun belachelijkheid bewust te zijn. Hij vermijdt hen tweemaal bij gelijkschijnende situaties te betrekken en zorgt ervoor dat er in zijn relaas voldoende en toch niet te veel baldadige en gevoelsgeladen sequenties voorkomen.
Als het alleen om juist gedoseerde berekening ging, zou ze van een zeldzame handigheid getuigen. Maar er is meer, geloven wij: een bewonderenswaardig talent, met sluw overleg verenigd. De romancier kent zijn vak, haalt uit zijn onderwerp wat hij om bijval te behalen onmisbaar acht, en vermijdt van zijn kunst om te bevallen misbruik te maken. Dat alles blijkt uit zijn meesterlijk bespeeld taaiinstrument. Hij heeft de gave van het woord. Zijn proza leeft door een persoonlijk bewogen ritme, dat even natuurlijk als de gesproken volkstaal overkomt, hoewel het door woordkeus, kleur en tonaliteit daarvan verschilt.
Wat op de roman wel afgedongen kan worden is dat het om een louter anekdotisch verhaal gaat, zonder ideële achtergrond. In onze opvatting