| |
| |
| |
Tijdschriftenrevue
Appel
7de jrg., nr. 2, juni 1982
René Vanrusselt schrijft over een weinig bekend facet van de Multatuli-receptie, nl. het gebruik van zijn werk door Freud en andere psychoanalytici. Danny de Laet stelt de recente Franse SF voor. Hans Renders beklemtoont de noodzaak van vorm en ratio bij het schrijven van poëzie. Guido Wulms schrijft een lang, persoonlijk stuk over, om en rond de bundel ‘Hommage’ van Leonard Nolens: een boeiende vorm van poëziekritiek. Marcel Rombaut bespreekt enkele aspecten van ‘Taal en Communicatie’. Daarnaast verhalen van Romain-John van de Made, Marg Meekens en Hugo Heylen en gedichten van Leins Janema, P.A. Voethoek, Gust Faes en Paul (M) Rigolle. Dat alles afgerond met een gevarieerde reeks recensies.
| |
Argus
4de jrg., nr. 22-23, november 1981
Onder de creatieve bijdragen valt vooral een romanfragment te signaleren van Willem Brakman: ‘Een weekend in Oostende’. Verder is er proza van Els Kuypers en Patrick Bernauw, en poëzie van o.m. Dirk Kroon, Julia Tulkens, Miel Vanstreels en Joris Denoo. Paul de Vree schrijft een indringend synthetisch overzicht van het werk van Ivo Michiels. Pszisko Jacobs heeft het over moeilijkheden bij het vertalen van poëzie. Jan Kooistra stelt de boekillustrator Johannes Mulders voor. Willem Neyns noemt Alstein ‘Vlaanderens hoop in bange dagen’ in een overzicht van diens werk. In de rubriek ‘Over de grenzen’ het slot van een verhaal van Joeri Nagibin, gedichten van de Denen Orla Bundgard Povlsen en Vagn Steen, en een verhaal van de Noorse auteur John Hilt. Verder beschouwingen over o.m. de Poolse schrijvers Tadeusz Borowski en Tadeusz Konwicki en over de brieven van Stendahl. Tot slot nog een hele serie boekbesprekingen.
| |
Hollands maandblad
23ste jrg., nrs. 412 en 413, maart en april 1982
In het maartnummer wijdt Reiner de Winter een interessante analyse aan het ontstaan en de evolutie van de term ‘Hollanditis’. Frank Jansen vervolgt zijn inventaris van persoonsaanduidingen; na lichaamsdelen en kledingstukken zijn nu namen afgeleid van dieren aan de orde: stemvee, geldwolf, werkpaard, schoolvos en aanverwante.
Nr. 413 opent met een verhaal en een gedicht van twee Chinezen (Cheng Hong en Bai Yuyi) over een zelfde 8ste-eeuwse liefdesgeschiedenis. Ze werden ver- | |
| |
taald en ingeleid door W.L. Idema. Jan J.M. van Dijk schrijft over ‘de continuïteit in het literaire en wetenschappelijke werk van A. Koestier’. Verder een verhaal van Biesheuvel en jeugdherinneringen van Dirkje Kuik.
| |
Kruispunt
21ste jrg., nrs. 81 en 82, maar 1982
Enkele goede aforismen van Fernand Lambrechts openen nummer 81. Zo van ‘Ook een slappe dweil is onkreukbaar’. Van Joris Dotinga is er een reeks heel evocatieve Friese (met Nederlandse vertaling) gedichten bij sculpturen. Romain John van de Maele schrijft over ‘Louis Paul Boon als alternatieve geschiedschrijver’ en Jan Schepens geeft heel boeiende informatie over Boon in de jaren 1945-1952, toen hij meewerkte aan het weekblad ‘Front’. Verder wat gedichten, proza en recensies.
Als nr. 82, eveneens in maart, verscheen een bibliografisch register op de voorbije twintig jaargangen. Het is van de hand van John Heuzel.
| |
Literama
16de jrg., nrs. 9 en 10, jan en febr. 1982
Is het januari-nummer een evocatie van de ‘Camera Obscura’ van Beets en van de huidige (afwezigheid van) respons op het boek. Gesprekken met de jeugd-auteurs Miek Dorrestein en Rob Tiesema. M.M. Bachtin schrijft over ‘Problemen van Dostojevski's poëtika’. Dat artikel wordt vervolgd in het februarinummer dat, wellicht ten onrechte, ook het nr. 9 draagt. Voorts daarin de tekst van een programma rond het oeuvre van Doeschka Meijsing, een opstel over ‘De doodsgedachte bij Jacqueline E. van der Waals’ en een In memoriam Dr. C. Rijnsdorp.
| |
Maatstaf
30ste jrg., nrs 2 en 3, 1982
Verhalen van F.B. Hotz en Henk Romijn Meijer en gedichten van Raphael Rudnik, D. Hillenius en J.B. Charles. E.M. Cioran schetst een portret van Beckett in ‘Ontmoetingen met Beckett’. Rudi van der Paardt bespreekt de bestaande interpretaties van Vergilius' ‘Aeneis’. Peter de Boer onderzoekt picturale en sculpturale symboliek in de romans van S. Vestdijk. Rob Schouten bespreekt Vlaamse dichtbundels van Nic van Bruggen, Leonard Nolens en Clara Haesaert en maakt daarbij een aantal controversiële, maar wel relevante opmerkingen over verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse poëzie.
In het nummer 3 toont August Willemsen enkele gevallen van plagiaat in het werk van Herman van den Bergh aan. Het betreft nagenoeg letterlijke vertalingen - als eigen werk gepresenteerd - van Carlos Drummond de Andrade, Fernando Pessoa, Gérald Neveu en Randall Jarrell. P. Kralt schrijft over Willem Kloos en ‘De Amsterdammer’. Verder o.m. gedichten van Eva Gerlach, Cornelis Maria van de Heijkant, Peter van den Hazel, Albert Helman en Pieter A. Kuyk.
| |
Restant
10de jrg., nr. 1, voorjaar 1982
Het begin van deze 15de jaargang is een reden tot juichen (niet enkel voor de redactie overigens), tot terugblikken en tot standpuntbepaling. Al die dingen
| |
| |
doet de redactie in één van de vier afdelingen die dit ca 250 blz. dikke nummer uitmaken. In diezelfde afdeling, ‘Restant 10 jaar’ volgen ook nog wat nagekomen bijdragen over Jotie T'Hooft, naast gedichten van André Lefevre en Hedwig Speliers. Andere gedichten en creatieve teksten (van André Letoit, Luc Hoste, Patrick Deschildere, Johan Corveleyn en Pablo Antonio Cuadra) zijn samengebracht in de afdeling ‘De letterkunde afstellen’. Het meest omvangrijk is het eerste blok, ‘Tekstsociologie’. Cyrille Offermans stelt persoon en werk van Walter Benjamin voor. Patrick Martin, Joe Oostvogels en Frank Peeters onderzoeken ‘de sociale implikaties van Agatha Christies detektiveverhalen’ en Frank Peeters heeft het over de covers van ‘Story’, terwijl Patrick Martin - vooral vanuit een ideologiekritisch standpunt - het aandeel van de literaire kritiek in de verspreiding van literatuur nagaat. Paul de Vree stelt de schilder Jaak Vanderheyden voor en Paul de Vylder en Wim van Mulders hebben een gesprek ‘over de ideologische verpakking van het kunstwerk’. Tenslotte is er een serie ‘Letterkundige opstellen’, waarin Placidus von Pfandl over Huub Beurskens, Robert Vergauwen over Willy Roggeman, Leo Simoens over Rilke en Van Lerberghe, en Flod van Keil over Benn schrijven.
| |
De Revisor
9de jrg., nr. 2, april 1982
‘Bezoek’ is een mooi verhaal van G.T.M. Visser. Frans Kellendonk schrijft indringende reisimpressies uit Amerika: ‘Aantekeningen uit de nieuwe wereld’. Merkwaardig is de combinatie van twee op elkaar inspelende verhalen van resp. de Engels-Caribische schrijfster Jean Rhys en de Nederlander Jan van Houts. Daarnaast gedichten van Jan Kuijper, H.H. ter Balkt, C.O. Jellema, P.J. Donnee en Eva Gerlach. Jan Bervoets stelt de 19de-eeuwse schrijver Alexander Ver Huell voor met zijn verhaal ‘No. 470, Hoogewoerd’, een van de eerste specimens van de fantastische vertelling in Nederland. Het verhaal zelf wordt in facsimile opgenomen. Frans van Dooren vertaalde vijf gedichten van Eugenio Montale. In een serie over poëzie en beeldende kunst schrijft T. van Deel nu over ‘Vaasgedichten’, een boeiende benadering. Wam de Moor brengt biografisch materiaal rond J. van Oudshoorn bijeen en Robert Anker vervolgt zijn essay over aspecten van een poetica. Ook literair-theoretisch is de vertaling van een essay van George Steiner: ‘Whorf, Chomsky en de letterkunde’.
| |
Yang
18de jrg., nr. 106, juni 1982
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het overlijden van Cyriel Buysse brengt dit nummer een reeks bijdragen onder de titel ‘Facetten van Cyriel Buysse’. Anne-Marie Musschoot stelt een nog onbekend toneelstuk, ‘Vader’, voor en Carine Carton bespreekt het eveneens ongepubliceerde stuk ‘Een sociale misdaad’, terwijl Hilde Sabbe ‘Het gezin Van Paemel’ confronteert met het vroegere werk van Buysse. Herman Balthazar schetst de relatie van de auteur tot het Gentse socialisme. A. van Elslander stelt een weinig bekend stukje - wellicht van R. Minne - over Buysse voor. Daniel van Ryssel zoekt gegevens over Buysse en de vrijmetselarij en Stella Bernier belicht ‘Vrouwenfigu- | |
| |
ren in het oeuvre van Cyriel Buysse’. Van Jan Schepens ten slotte zijn er korte notities over Buysse en zijn auto, B. en Streuvels, en Maeterlinck, en Leon Bazalgette, en Camille Lemonnier, en Edward Anseele e.a. Buiten het thema signaleer ik gedichten van Pieter Keppens, Greta Seghers, Bernard Dewulf en Mark Braet en proza van Frank Hellemans. Jaak Fontier stelt de tekenaar Fons de Vogelaere voor.
| |
Varia
- In Klimop (1ste jrg., nr. 1, jan.-febr. 1982) goede interviews met Gal en Alstein. Klimop is een ‘tweemaandelijks socio-cultureel tijdschrift’. Secretariaat Frederik Vilé, Pandelaarstraat 1, 9629 Zottegem. Een abonnement kost 200 fr.
- In Gedeeld Domein (nr. 35, dec. 1981), het ‘Bulletin van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren’ is het verslag opgenomen van de jongste zitting te Brugge, de tekst van de resoluties, een aantal toespraken en verslagen over activiteiten die de integratie bevorderen. Daarnaast een schitterend ironisch stukje van Anton Korteweg over de hausse van schrijversinterviews en ontmoetingen.
- In De Gids (145ste jrg., nr. 2, 1982) schrijft J.R. Evenhuis een interessant stuk over de zgn. ‘enfers’ - opslagplaatsen van erotische boeken - in grote bibliotheken. Daarnaast een verhaal van Biesheuvel en erg goede gedichten van Eddy van Vliet.
- In Streven (49ste jrg., nr. 9, juni 1982) publiceert Paul Claes een gesprek met Hugo Claus over zijn relatie met de antieken. C. Tindemans sluit daarbij aan met een bespreking van de studie van Claes over antieke intertextualiteit bij Hugo Claus.
- In Spiegel der Letteren (23ste jrg., nr. 4, 1981) bestudeert A. Zevenhuijzen het ‘Lied’ bij Gorter.
- Revolver (11de jrg., nr. 1) bevat mooie gedichten van Ben Cami, Gregory Corso, Willem M. Roggeman, Gary Snider en Jan Vanriet, en reprodukties van aquarellen van Pjeroo Roobjee.
14/6/82
Hugo Brems
|
|